Uitspraak
1.Procesverloop
2.De standpunten en de beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] (Indonesië), voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
Rechtbank Midden-Nederland
Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 21 mei 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1989 in Indonesië, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 7 juni 2021 gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals behandelaren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor de veiligheid van de betrokkene en anderen. De behandelaren hebben aangegeven dat zonder zorgmachtiging de betrokkene zal stoppen met medicatie, wat kan leiden tot gevaarlijke situaties. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene geen gevaar vormt en dat de zorgmachtiging niet doelmatig is.
De rechtbank oordeelde echter dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat de betrokkene onvoldoende wilsbekwaamheid vertoont om vrijwillig de medicatie in te nemen. De rechtbank verleende daarom de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 8 december 2021, en bepaalde de vormen van verplichte zorg die aan de betrokkene mogen worden opgelegd, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.