ECLI:NL:RBMNE:2021:2557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
522153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 21 mei 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1989 in Indonesië, die verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 7 juni 2021 gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals behandelaren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor de veiligheid van de betrokkene en anderen. De behandelaren hebben aangegeven dat zonder zorgmachtiging de betrokkene zal stoppen met medicatie, wat kan leiden tot gevaarlijke situaties. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene geen gevaar vormt en dat de zorgmachtiging niet doelmatig is.

De rechtbank oordeelde echter dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat de betrokkene onvoldoende wilsbekwaamheid vertoont om vrijwillig de medicatie in te nemen. De rechtbank verleende daarom de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 8 december 2021, en bepaalde de vormen van verplichte zorg die aan de betrokkene mogen worden opgelegd, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/522153 / FV RK 21-1052
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 juni 2021, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] (Indonesië),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie de [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A. van Londen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 mei 2021, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 10 mei 2021;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- strafvorderlijke en justitiegegevens;
- reclasseringsadvies d.d. 1 februari 2021;
- uitkomsten psychologisch onderzoek d.d. 8 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Vanwege de Coronamaatregelen, heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door de advocaat;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , behandelaren.
Betrokkene en de behandelaren waren in dezelfde ruimte. De advocaat bevond zich elders.
Daarbij hadden betrokkene en de behandelaren alleen een geluidsverbinding, omdat het niet lukte om ook een beeldverbinding tot stand te brengen.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft op 8 juni 2021 uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

De standpunten
2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De behandelaren vertellen dat betrokkene vaker aangeeft dat hij aan de behandeling wil meewerken, maar in het verleden is gebleken dat het lastig is voor betrokkene om dat vol te houden. Betrokkene heeft zelf de wens om medicatie af te bouwen. Zonder medicatie krijgt betrokkene echter last van stress en psychotische beelden. De behandelaren hebben de verwachting dat betrokkene zonder zorgmachtiging zal stoppen met het innemen van de medicatie. Daarnaast wordt betrokkene op momenten achterdochtig en kan hij agressief zijn richting andere groepsgenoten. Bij oplopende spanningen kan hij naar een mes grijpen. Verder is betrokkene bekend met drugsgebruik. Gelet hierop vinden de behandelaren een zorgmachtiging noodzakelijk met daarbij alle verzochte vormen van verplichte zorg.
2.3.
De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek. Betrokkene heeft ingestemd met de medicatie-inname. Bovendien is betrokkene geen gevaar voor zichzelf of voor anderen. Een zorgmachtiging is in deze situatie daarom niet doelmatig. Daarnaast stelt de advocaat dat door de rechtbank per verzochte vorm van verplichte zorg moet worden bekeken of betrokkene hier wilsbekwaam verzet tegen heeft, en zo ja, waarom deze vorm dan tóch verleend moet worden. De vormen van verplichte zorg kunnen alleen worden toegewezen wanneer sprake is van acuut levensgevaar voor hemzelf of als er een aanzienlijk gevaar is voor een ander. Dit betekent dat voor iedere vorm van verplichte zorg een aparte beslissing moet worden genomen. De advocaat verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar een uitspraak van de Hoge Raad. [1]
De beoordeling
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat geen mogelijkheden bestaan voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene heeft aangegeven dat hij de medicatie op vrijwillige basis wil innemen. Gelet op de toelichting van de behandelaren op de zitting acht de rechtbank de mate van vrijwilligheid van betrokkene echter onvoldoende bestendig. Een zorgmachtiging is daarom noodzakelijk.
2.8.
Ten aanzien van het verweer van de advocaat over de vormen van verplichte zorg overweegt de rechtbank het volgende. Uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat de zorgverantwoordelijke bij elke beslissing op de voet van artikel 8:9 Wvggz, die niet strekt tot opname in een accommodatie, moet onderzoeken of betrokkene, beoordeeld naar diens gezondheidstoestand op dat moment, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de beoogde verplichte zorg, en, indien dit het geval is en de betrokkene zich verzet, of er een acuut levensgevaar dreigt voor betrokkene, dan wel er een aanzienlijk risico voor anderen is, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. [2] De rechtbank is van oordeel dat deze taak bij de zorgverantwoordelijke ligt op het moment dat de verplichte zorg in het kader van een zorgmachtiging wordt uitgevoerd door de behandelaren. Dit is echter niet aan de orde op het moment dat de rechtbank een beslissing neemt over de vormen van verplichte zorg die in de zorgmachtiging zullen worden opgenomen. De rechtbank zal dan ook niet per verzochte vorm van verplichte zorg een oordeel geven of er sprake is van wilsbekwaam verzet.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 8 december 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] (Indonesië), voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
a. toedienen van vocht voeding en medicatie, alsmede het verrichten van `` medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 december 2021.
Deze beschikking is op 8 juni 2021 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. L.M.F. Crijns als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 15 juni 2021
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2096.
2.HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2096, r.o. 4.1.4.