ECLI:NL:RBMNE:2021:2532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4266
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen leges voor omgevingsvergunning voor gezinshuis

In deze zaak heeft eiseres op 13 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een gezinshuis in de wijk [wijk] in [woonplaats 2]. De gemeente Almere, vertegenwoordigd door de heffingsambtenaar, heeft leges opgelegd ter hoogte van € 29.000,- op basis van de 'Verordening op de heffing en invordering van leges 2020'. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze legesaanslag, omdat zij van mening is dat de leges te hoog zijn vastgesteld en dat het bouwwerk niet als een 'vrijstaande woning' moet worden aangemerkt, maar als een woning met een zorgfunctie. De rechtbank heeft op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 31 maart 2021 heeft verweerder aangegeven dat hij bereid is om de inhoud van het bouwwerk te herzien, maar blijft bij de stelling dat het bouwwerk niet als zorgfunctie kan worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder de leges ten onrechte heeft vastgesteld op basis van de categorie 'vrijstaande woning'. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen over de hoogte van de leges, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4266

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. T. de Goede),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Klinkhamer).

Inleiding

Eiseres heeft op 13 februari 2020 bij verweerder een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor de bouw van een gezinswoning in de wijk [wijk] in [woonplaats 2]. Verweerder heeft voor de behandeling van deze aanvraag leges opgelegd ter hoogte van € 29.000,- (hierna: de legesaanslag). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met de uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld.
Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 31 maart 2021. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A].

Overwegingen

Grondslag van de legesaanslag
1. Verweerder heeft zich voor de totstandkoming van de legesaanslag gebaseerd op de ‘Verordening op de heffing en invordering van leges 2020’ (hierna: de Verordening). Op basis van deze Verordening en de bijbehorende bijlage ‘Tabel bouwkosten legesberekeningen’ (hierna: de Tarieventabel) heeft verweerder de bouwkosten van het bouwwerk vastgesteld op € 1.004.526. Op basis van deze bouwkosten volgt uit de Verordening dat het bedrag aan leges moet worden vastgesteld op 2,65% van de bouwkosten, met een minimum van € 29.000,-. Omdat het bedrag aan leges lager was dan het vastgestelde minimum, heeft verweerder het minimumbedrag van € 29.000,- aan eiseres opgelegd.
Het standpunt van eiseres
2. Eiseres vindt dat verweerder de leges te hoog heeft vastgesteld. Volgens eiseres is verweerder bij de berekening van de leges is uitgegaan van een onjuiste inhoud van het bouwwerk. Verweerder is uitgegaan van een inhoud van 2.745 m³, terwijl de inhoud van het bouwwerk volgens eiseres moet worden vastgesteld op 2.670,5 m³. Daarnaast heeft verweerder de leges ten onrechte berekend op basis van de categorie ‘vrijstaande woning’ in de Tarieventabel. Eiseres zal het bouwwerk gedeeltelijk zelf gebruiken als woning, maar een groot deel van de woning zal gebruikt worden als gezinsvervangend tehuis. Dit heeft eiseres voorafgaand aan de aanvraag ook aan verweerder toegelicht. Eiseres biedt erkende jeugdzorg aan kinderen met een verstandelijke beperking of een getraumatiseerd verleden. De nieuw te bouwen woning moet bijdragen aan de privacy van zowel eiseres, als die van de kinderen. Volgens eiseres valt het bouwwerk daarom in de categorie ‘zorgfunctie’ van de Tarieventabel en moet verweerder de hoogte van de leges overeenkomstig vaststellen.
Het standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij bereid is om voor het vaststellen van de leges uit te gaan van een inhoud van het bouwwerk van 2.670 m³ zodat er op dat onderdeel geen geschil meer tussen partijen bestaat. Verweerder kan zich niet vinden in de stelling van eiseres dat het bouwwerk valt in de categorie ‘zorgfunctie’. Volgens verweerder is de informatie uit de aanvraag leidend. Uit de aanvraag om de omgevingsvergunning die eiseres heeft ingediend volgt dat het bouwwerk bestemd is voor eigen bewoning. Dat eiseres voorafgaand aan de aanvraag op verzoek van verweerder een toelichting heeft gegeven op het voorgenomen gebruik van de woning doet daar niet aan af. Deze vragen zijn volgens verweerder uitsluitend gesteld in het kader van mogelijke aanvullende eisen op het gebied van brandveiligheid. Bovendien kwalificeert het bouwwerk volgens verweerder niet als een bouwwerk met zorgfunctie zoals bedoeld in de Tarieventabel. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat bijvoorbeeld appartementen van de zorgstichting [woonplaats 2] wel zijn aan te merken als woningen in de categorie zorgfunctie.
Het oordeel van de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voor het vaststellen van de leges het bouwwerk van eiseres ten onrechte aangemerkt als ‘vrijstaande woning’. Voor het indienen van de aanvraag om de omgevingsvergunning heeft eiseres haar plannen met verweerder besproken. Eiseres heeft mondeling en per e-mail aan verweerder laten weten dat zij een gezinshuis wil bouwen met een geïntegreerde privéwoning. Uit de e-mail van eiseres van 3 oktober 2019 volgt duidelijk dat het gezinshuis dient voor de opvang van kinderen met een verstandelijke beperking of een getraumatiseerd verleden. Ook op basis van de indeling van de woning kon verweerder concluderen dat het bouwwerk niet als een standaard ‘vrijstaande woning’ kon worden aangemerkt. Uit de bouwtekeningen volgt dat de woning een oppervlakte heeft van 827 m² en beschikt over 3 woonkamers, 3 woonkeukens en 18 slaapkamers. Alhoewel, zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, in de villawijk [wijk] vaker grote woningen worden gebouwd, kan uit deze indeling van de woning, tezamen met de toelichting van eiseres voor het indienen van de aanvraag worden afgeleid dat de woning een niet-standaard bouwwerk is. [1] Dit leidt tot de conclusie dat de verschuldigde leges niet kunnen worden vastgesteld naar het voor ‘vrijstaande woning’ in de Tarieventabel vermelde forfaitaire tarief. Artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel biedt de mogelijkheid om indien de tabel niet voorziet in het type bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd, de bouwkosten op basis waarvan de leges worden vastgesteld, te berekenen met gebruikmaking van de meest recente versie van “Taxarom online”, zoals die wordt uitgegeven door Vakmedianet Bouwcommunities BV.
De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
5. Uit deze uitspraak volgt dat verweerder de leges ten onrechte heeft vastgesteld op basis van de categorie ‘vrijstaande woning’ in de Tarieventabel. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Wat betekent dit voor partijen?
6. De rechtbank moet vervolgens beoordelen welke consequenties zij moet verbinden aan de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in deze zaak te voorzien, aangezien het bepaalde in deze uitspraak ertoe leidt dat verweerder het verschuldigde bedrag aan leges opnieuw moet vaststellen. Verweerder zal daarom, met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak, een nieuw besluit moeten nemen over de hoogte van de verschuldigde leges. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak.
Proceskostenveroordeling
7. Omdat het beroep van eiseres gegrond is, bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 530,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 265,- en een wegingsfactor 1).
8. Uit de gegrondverklaring van het beroep volgt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 530,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 mei 2021 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9915.