ECLI:NL:RBMNE:2021:2531

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4177
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van last onder dwangsom voor herplantplicht van bomen na vermeende illegale kap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaar van een perceel in Gooise Meren, en het college van burgemeester en wethouders van die gemeente. Eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verwijderen van 57 jonge bomen, welke vergunning op 13 december 2017 werd verleend. Na de uitvoering van de werkzaamheden constateerde een toezichthouder dat er illegale kap had plaatsgevonden. Op 24 juni 2019 legde het college een last onder dwangsom op aan eiseres, waarbij zij verplicht werd om 10 bomen te herplanten, met een dwangsom van €750 per week bij niet-naleving. Eiseres maakte bezwaar tegen deze last, en het college wijzigde de herplantplicht naar 6 bomen in een beslissing op bezwaar van 6 oktober 2020.

De rechtbank heeft in de zitting van 31 maart 2021 de zaak behandeld. Eiseres betwistte de illegale kap en stelde dat de bomen die volgens het college illegaal waren gekapt, nooit op haar perceel hebben gestaan. De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat er zonder vergunning 15 bomen waren gekapt en dat de herplantplicht niet gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden en heeft de last onder dwangsom herroepen. Tevens werd bepaald dat het college het griffierecht van eiseres moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4177

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: J.B. Mulders),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. P.J. Gomez).

Inleiding

Eiseres is met haar familie eigenaar het perceel aan de [adres] in [woonplaats]. Het perceel en de daarop gelegen bebouwing wordt verhuurd aan een zorginstelling. In verband met onderhoud aan het perceel heeft eiseres op 18 oktober 2017 bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verwijderen van 57 jonge bomen op het perceel. Bij de aanvraag is door middel van een schets weergegeven dat de te kappen bomen zich voornamelijk in het midden van het perceel bevinden en dat de grote bomen aan de randen van het perceel blijven staan.
Op 13 december 2017 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Met de omgevingsvergunning is toestemming verleend voor het kappen van de volgende houtopstand:
- 20 esdoorns van 7 tot 10 centimeter;
- 6 eiken van 6 tot 10 centimeter;
- 6 berken van 6 tot 10 centimeter;
- 20 vogelkers van 6 tot 15 centimeter, en
- 5 vogelkers van 20 centimeter.
Als voorwaarde is in de omgevingsvergunning opgenomen dat het beeld aan de straatzijde van het perceel niet wordt aangetast.
Na uitvoering van de werkzaamheden door eiseres heeft een toezichthouder van het college geconstateerd dat op het perceel illegale kap heeft plaatsgevonden. Volgens de toezichthouder is zonder omgevingsvergunning de volgende houtopstand gekapt:
- 5 bomen van 18 tot 24 centimeter, en
- 10 bomen groter dan 25 centimeter.
Daarnaast zijn alle coniferen en hulstbomen getopt zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is afgegeven. Deze bevindingen van de toezichthouder zijn vastgelegd in een ongedateerd en niet ondertekend rapport.
Op 23 augustus 2018 heeft het college aan eiseres daarom het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom bekend gemaakt. Eiseres heeft hiertegen geen zienswijze ingediend.
Met het besluit van 24 juni 2019 (het primaire besluit) heeft het college een last onder dwangsom aan eiseres opgelegd. Daarmee wordt eiseres gelast om voor 1 december 2019 op het perceel 10 bomen te herplanten, waarvan 3 bomen met een omvang van 250 tot 300 cm. Als eiseres daaraan niet voldoet verbeurt zij een dwangsom van € 750,- per week, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In mei 2020 is door de toezichthouder van het college geconstateerd dat er op het perceel inmiddels 6 bomen zijn herplant.
Met de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 6 oktober 2020 heeft het college de inhoud van de opgelegde last gewijzigd en zijn motivering aangevuld. In de beslissing op bezwaar wijzigt de herplantplicht van 10 naar 6 bomen. De begunstigingstermijn is gewijzigd naar 31 maart 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 31 maart 2021. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Procesbelang
1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiseres procesbelang heeft bij de behandeling van haar beroep. Het staat immers vast dat de last met het bestreden besluit is gewijzigd naar een herplantplicht van 6 bomen en dat eiseres al 6 bomen heeft herplant. Bovendien heeft eiseres geen last verbeurt door de gewijzigde begunstigingstermijn. Het is daarom de vraag wat eiseres concreet met haar beroep kan bereiken.
2. Eiseres heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat zij wel belang heeft bij de behandeling van haar beroep. Eiseres is het niet eens met de opgelegde herplantplicht. Zij wilde op het perceel helemaal geen bomen herplanten. De rechtbank ziet daarin voldoende procesbelang om over te gaan tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De standpunten van partijen
4. Tussen partijen is in geschil of er op het perceel een illegale kap heeft plaatsgevonden.
Het college blijft in beroep bij zijn standpunt dat er op het perceel 15 bomen van tenminste 18 centimeter doorsnee illegaal zijn gekapt. Het college baseert zich daarvoor op het ongedateerde rapport van zijn toezichthouder en de daarbij behorende foto’s. Op deze foto’s zijn van dichtbij de stobben te zien die na de illegale kap zouden zijn overgebleven. Op de foto’s is naast de stobben een centimeter gelegd zodat de diameter van de stobben kan worden vastgesteld. Verder heeft het college diverse (lucht)foto’s overgelegd. Uit de vergelijking van de luchtfoto’s over de verschillende jaren volgt volgens het college met name dat in de randen van het perceel bomen zijn verwijderd, terwijl deze volgens de aangevraagde omgevingsvergunning juist zouden blijven staan. Het college stelt zich daarnaast op het standpunt dat er zonder omgevingsvergunning coniferen zijn getopt aan de straatzijde van het perceel. Volgens het college zijn de coniferen zodanig teruggesnoeid dat sprake is van beschadiging zodat daarmee is gehandeld in strijd met de regels van het bestemmingsplan ‘Het Spiegel – Prins Hendrikpark 2010’. Bovendien heeft eiseres door het toppen van de coniferen in strijd met de verleende omgevingsvergunning gehandeld doordat het beeld aan de straatzijde van het perceel is aangetast.
5. Eiseres voert aan dat de bomen die volgens het college illegaal zijn gekapt, nooit op het perceel hebben gestaan. In de door het college overgelegde (lucht)foto’s zijn wel verschillen te zien in de begroeiing op het perceel, maar volgens eiseres wordt dit met name veroorzaakt door de 57 bomen die zij met de verleende omgevingsvergunning heeft gekapt. Ook het zaagsel dat op sommige foto’s te zien is wordt daardoor veroorzaakt. Bovendien heeft eiseres van diverse gekapte bomen toegelicht dat deze niet op haar perceel stonden. Eiseres betwist niet dat er coniferen zijn getopt, maar volgens eiseres valt dit onder normaal onderhoud zodat daarvoor geen omgevingsvergunning vereist is. Er heeft daarmee geen beschadiging van de coniferen plaatsgevonden en het beeld aan de straatzijde van het perceel is niet gewijzigd.
Is er sprake van een overtreding?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat er op het perceel zonder vergunning 15 bomen van tenminste 18 centimeter doorsnee zijn gekapt.
6.1
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het rapport van de toezichthouder waar verweerder de overtredingen op baseert, niet is voorzien van een datum en de naam en handtekening van de toezichthouder. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen. Naar het oordeel van de rechtbank moeten aan de vaststelling van feiten die leiden tot een handhavingsbesluit in beginsel dezelfde eisen worden gesteld. Dit brengt met zich dat de vaststelling van de feiten en omstandigheden moet worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijke rapportage dient voorts in beginsel te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening. Aan het ontbreken van een ondertekening en een dagtekening kan worden voorbijgegaan, indien op andere wijze kan worden vastgesteld dat de opsteller van de rapportage degene is die de daarin vermelde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld of waargenomen en wanneer die vaststelling of waarneming heeft plaatsgevonden. [1] Gelet op de vereisten die in de hierboven beschreven rechtspraak worden gesteld aan de schriftelijke rapporten van een toezichthouder van verweerder, stelt de rechtbank vast dat het rapport van de toezichthouder van verweerder in deze zaak daar niet aan voldoet. Het rapport van de toezichthouder is niet ondertekend. Daarnaast is geen inzichtelijke beschrijving opgenomen in het rapport van de feiten en omstandigheden die de toezichthouder bij zijn controle heeft waargenomen.
6.2
Tijdens de zitting zijn de door het college overgelegde (lucht)foto’s uitgebreid met partijen bekeken en besproken. Op de foto’s zijn verschillen te zien in de mate waarin het perceel is begroeid. Mogelijkerwijs wordt dit verschil in begroeiing ook veroorzaakt door bomen die in de rand van het perceel zijn verwijderd. Verder is op de luchtfoto uit 2018 te zien dat er in het midden van het perceel zaagsel ligt. Met deze foto’s heeft het college echter niet aannemelijk gemaakt dat het verschil in begroeiing wordt veroorzaakt door het kappen van bomen die niet onder de verleende omgevingsvergunning vallen. Daarbij is van belang dat in de verleende omgevingsvergunning de locatie van de te kappen bomen niet is weergegeven. Weliswaar volgt uit de schets bij de aanvraag dat de bomen in de randen van het perceel zouden blijven staan, maar dat is onvoldoende om de overtreding te kunnen vaststellen. Verder geeft ook controlerapport van de toezichthouder geen duidelijkheid over de locatie van de illegaal gekapte bomen op het perceel. De foto’s die de toezichthouder bij het controlerapport heeft gevoegd zijn daardoor niet te koppelen aan het verschil in begroeiing dat op de (lucht)foto’s is te zien. Nu het controlerapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en de bijgevoegde foto’s op zichzelf niet leiden tot bewijs van de overtreding heeft het college daarom de gestelde overtreding niet aannemelijk gemaakt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ook niet aannemelijk gemaakt dat het toppen van de coniferen heeft geleid tot een beschadiging zodat eiseres heeft gehandeld in strijd met de regels van het bestemmingsplan. Uit het rapport van de toezichthouder en de door het college overgelegde foto’s volgt enkel dat er coniferen of bomen zijn getopt. Dat wordt door eiseres ook niet betwist. Zijn stelling dat er sprake is van zodanig terugsnoeien van de bomen en coniferen dat dit heeft geleid tot beschadiging en dat geen sprake is van normaal onderhoud, heeft het college op geen enkele manier onderbouwd. Met de door het college overgelegde bewijsstukken is de gestelde ernst van de beschadigingen niet vast te stellen. Het college heeft daarom ook niet aannemelijk gemaakt dat eiseres een overtreding heeft begaan door bomen en coniferen aan de straatzijde van het perceel te beschadigen.
Conclusie
8. Uit het voorgaande volgt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres zonder vergunning 15 bomen op het perceel heeft gekapt en dat zij bomen en coniferen aan de straatzijde van het perceel heeft beschadigd. Dit betekent dat de beroepsgronden van eiseres gericht tegen de door het college vastgestelde overtredingen, slagen. Het beroep is gegrond. Omdat de door het college gestelde overtredingen niet aannemelijk zijn gemaakt was het college niet bevoegd om daartegen handhavend op te treden. Dit betekent dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
Wat betekent dit voor partijen?
9. De rechtbank moet vervolgens beoordelen welke consequenties zij moet verbinden aan de vernietiging van het bestreden besluit. Uit deze uitspraak volgt dat het college de overtredingen niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit betekent dat het college niet bevoegd was om de last onder dwangsom aan eiseres op te leggen. Gelet hierop is er maar één uitkomst mogelijk in deze procedure. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door de opgelegde last onder dwangsom van 24 juni 2019 te herroepen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- voorziet zelf in de zaak door het primaire besluit te herroepen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:3478