ECLI:NL:RBMNE:2021:2495

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
890681
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot goedkeuring afwijkend huurbeding in het kader van een raamhuurovereenkomst voor grenswisselkantoren

In deze zaak heeft NS Stations B.V. op 27 november 2021 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin zij goedkeuring vraagt voor afwijkende huurbedingen in een raamhuurovereenkomst. De zaak betreft de kwalificatie van de huurovereenkomst voor grenswisselkantoren, waarbij NS Stations stelt dat deze onder kantoorruimte valt volgens artikel 7:230a BW, terwijl de verweerster, een naamloze vennootschap, van mening is dat het gaat om winkelruimte in de zin van artikel 7:290 BW. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 maart 2021, waarbij beide partijen pleitnota's hebben ingebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het gehuurde bestaat uit een gebouwde onroerende zaak en dat de bestemming is bepaald in een huurovereenkomst. De kern van het geschil ligt in de vraag of de activiteiten van de verweerster als kleinhandelsbedrijf kunnen worden gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelt dat de activiteiten van de verweerster, die voornamelijk bestaan uit het aan- en verkopen van buitenlandse valuta, niet onder de definitie van kleinhandelsbedrijf vallen. De rechtbank concludeert dat NS Stations niet-ontvankelijk is in haar verzoek, en wijst het tegenverzoek van de verweerster af. De beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, op 16 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8906981 UE VERZ 20-379
Beschikking van 16 juni 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Stations B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen NS Stations,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.M. Heikens,
tegen
de naamloze vennootschap
[verweerster] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.A. Tuinman.

1.Het verloop van de procedure

NS Stations heeft op 27 november 2021 een verzoekschrift als bedoeld in artikel 7:291 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend. Op 20 januari 2021 heeft verweerster een verweerschrift ingediend en een tegenverzoek gedaan. De zaak is behandeld op de zitting van 24 maart 2021. Beide partijen hebben op de zitting een pleitnota ingebracht. Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
NS Stations is op 14 december 2010 met (de rechtsvoorganger van) [verweerster] een (raam)huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot een groot aantal locaties voor grenswisselkantoren en ten behoeve van geldautomaten, hierna: ‘de huurovereenkomst 2010’.
2.2.
Partijen zijn, onder voorwaarden, overeengekomen de huurovereenkomst 2010 per 31 augustus 2020 te beëindigen en hun huurrelatie voort te zetten op basis van een nieuwe raamovereenkomst, hierna: ‘de raamovereenkomst’. Deze raamovereenkomst zijn partijen aangegaan voor bedrijfsruimtes (voor de exploitatie van [verweerster] -geldwisselkantoren al dan niet gecombineerd met geldautomaten) en separate locaties (voor geldautomaten, ook wel genaamd ATM’s), hierna tezamen: ‘het gehuurde’, op stations die [verweerster] wenst te huren en NS Stations wenst te verhuren na het aangaan van deze raamovereenkomst. In individuele huurovereenkomsten, die onderdeel worden van de raamovereenkomst, zijn de specifieke afspraken tussen NS Stations en [verweerster] ten aanzien van de betreffende ruimte(s) opgenomen.
2.3.
Artikel 1.2 van de raamovereenkomst luidt, voor zover hier relevant:
“De gehuurde bedrijfsruimten zullen door huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt voor de volgende activiteiten: In ieder geval zal huurder het gehuurde gebruiken voor het aan- en verkopen van buitenlandse valuta en haar dienstverlening via geldautomaten. Daarnaast kan huurder de volgende financiële diensten aanbieden: money transfer, contant betalen van een rekening of storten op een Nederlandse bankrekening, Prepaid MasterCard Cash Passport en milieustickers. De gehuurde separate locaties zullen door huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt voor het aanbieden van geldautomaat diensten, te weten het storten en opnemen van contant geld.
Huurder is vrij om haar huidige financiële dienstenpakket door te ontwikkelen en te laten aansluiten bij de behoeften van afnemers. Diensten die niet in de raamovereenkomst zijn opgenomen, kunnen alleen in overleg met – en na schriftelijke goedkeuring van NS Stations worden toegevoegd. Huurder onderzoekt voorts de mogelijkheid om (delen van) de financiële dienstverlening via selfservice machines uit te voeren.”
2.4.
De raamovereenkomst is aangegaan voor de periode van zes jaar, waarna beide partijen jaarlijks de mogelijkheid hebben om deze overeenkomst te beëindigen. In de door partijen gesloten raamovereenkomst is verder onder meer het volgende opgenomen:

Artikel 28 Goedkeuring kantonrechter
28.1
Tussen Partijen bestaat verschil van mening over (het antwoord op) de vraag of de onderhavige raamovereenkomst en de onderliggende individuele huurovereenkomsten kwalificeren als huurovereenkomsten met betrekking tot ‘kantoorruimte’ in de zin van artikel 7:230a BW (standpunt NS Stations) dan wel als winkelruimte in de zin van artikel 7:290 BW (standpunt Huurder). Teneinde misverstanden of discussies te voorkomen en reeds bij aanvang van de rechtsverhouding tussen partijen over (het antwoord op) die vraag zekerheid te verkrijgen, meer in het bijzonder over de al dan niet vernietigbaarheid van hetgeen de partijen omtrent de (van rechtswege) beëindiging van die overeenkomsten bij het verstrijken van de overeengekomen bepaalde tijd zonder voorafgaande opzegging en zonder rechterlijke tussenkomst, zal NS Stations aanstonds na de totstandkoming van deze raamovereenkomst bij de rechtbank een verzoek indienen op de voet van art. 7:291 BW strekkende tot goedkeuring van de in artikel 3 lid 1 en lid 2, artikel 4 lid 13, alsmede artikel 13 opgenomen afwijkende bedingen.
28.2
NS Stations zal de rechtbank primair verzoeken haar niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek aangezien de raamovereenkomst en de individuele huurovereenkomsten naar haar mening betrekking hebben op kantoorruimte in de zin van artikel 7:230a BW. Subsidiair dat wil zeggen voor zover het primaire verzoek wordt afgewezen of niet in behandeling wordt genomen, zal het verzoek van NS Stations ertoe strekken de hiervoor genoemde afwijkende bedingen goed te keuren.
28.3
De verzoekschriftprocedure zal op tegenspraak worden gevoerd, aangezien Huurder voornemens is tegen het verzoek van NS Stations verweer te voeren, doch uitsluitend met betrekking tot het primair verzochte (betrekking hebbende op de in 28.1 genoemde kwalificatievraag), aangezien er tussen huurder en verhuurder geen verschil van mening bestaat over het feit dat de maatschappelijke positie van Huurder in vergelijking met die van NS Stations zodanig is dat zij de wettelijke bescherming van artikel 7:290 e.v. BW niet behoeft.
28.4
De goedkeuring zal worden verzocht met een door NS Stations in te dienen verzoekschrift dat NS Stations zal (laten) opstellen. NS Stations zal zorgdragen voor de indiening van het verzoek bij de daartoe bevoegde rechtbank. De hieraan verbonden (griffie)kosten zijn voor rekening van NS Stations. Zulks met uitzondering van de eventuele kosten die Huurder maakt voor juridisch advies en het voeren van verweer in deze verzoekschriftprocedure.
28.5
Ieder van Partijen is bevoegd tot het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, waarbij evenwel het in 28.3 bepaalde ten aanzien van de maatschappelijke positie van Huurder in vergelijking met die van NS Stations ook in de procedure in hoger beroep door Partijen als uitgangspunt zal gelden.”

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
NS Stations verzoekt primair haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, aangezien het gehuurde bedrijfsruimte betreft in de zin van artikel 7:230a BW. Subsidiair verzoekt zij goedkeuring van de in het verzoekschrift genoemde afwijkende bedingen in de artikelen 3.1, 10.4, 10.6 en 13.1 van de raamovereenkomst.
3.2.
[verweerster] verzoekt het primaire verzoek van NS Stations af te wijzen en bij wijze van tegenverzoek NS Stations ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot goedkeuring van de afwijkende huurbedingen en voor recht te verklaren dat op de raamovereenkomst het huurregime van Afdeling 6, Titel 4, Boek 7 BW van toepassing is.

4.De beoordeling

4.1.
Zoals blijkt uit artikel 28 van de raamovereenkomst strekt het verzoek dus in de eerste plaats tot het verkrijgen van een beslissing op de vraag hoe het gehuurde dient te worden gekwalificeerd, dat wil zeggen onder welk huurregime de overeenkomst valt. Het gaat daarbij alleen om de locaties waar een loket aanwezig is, al dan niet met een ATM. Partijen zijn het er over eens dat, voor de beoordeling of er goedkeuring nodig is van de in de raamovereenkomst opgenomen afwijkende bedingen, de vraag of de separate locaties met geldautomaat (stand-alone ATM’s) als bedrijfsruimten moeten worden gekwalificeerd, niet behoeft te worden beantwoord.
4.2.
Artikel 7:290 BW bepaalt dat onder bedrijfsruimte wordt verstaan een gebouwde onroerende zaak die krachtens een huurovereenkomst is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is. Ook een gebouwde onroerende zaak met een hotelbedrijf of een kampeerbedrijf is aan te merken als bedrijfsruimte.
4.3.
NS Stations stelt dat geen sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW en dat er dus geen goedkeuring nodig is van de kantonrechter van de in de raamovereenkomst opgenomen afwijkende bedingen. Zij voert daartoe het volgende aan. [verweerster] is volgens haar te vergelijken met een bankfiliaal, een reisbureau of een loket van een loterij, die op grond van vaste jurisprudentie niet zijn aan te merken als bedrijfsruimten in de zin van artikel 7:290 BW. De activiteiten van [verweerster] , zoals genoemd in de raamovereenkomst, (aan- en verkopen buitenlandse valuta, money transfer, contant betalen van rekeningen of stortingen), zijn het beste te vergelijken zijn met die van traditionele banken, waarover in de literatuur consensus bestaat dat deze niet onder artikel 7:290 BW vallen. De prestaties worden ook niet belast op grond van de Wet op de Omzetbelasting. Het gaat ook niet in overwegende mate om verkoop en levering van roerende zaken, zodat er geen sprake is van een kleinhandelsbedrijf of detailhandel. Valuta is volgens NS Stations niet een roerende zaak. NS Stations verwijst ook naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2013, waarin is bepaald dat een valutawisselkantoor geen bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW is. Van plaatsgebondenheid is volgens NS Stations hoe dan ook geen sprake; er is geen vaste klantenkring, het zijn juist vooral reizigers en toeristen en het is de aantrekkingskracht van het station die maakt dat er mogelijk sprake is van goodwill, en niet die van [verweerster] .
NS Stations wijst verder op het KvK-uittreksel van [verweerster] , waarop de SBI-code 66193 – Hypotheek- en kredietbemiddeling, geldwisselkantoren, bank- en spaaragentschappen e.d. staat vermeld. Die SBI-code valt volgens NS Stations onder Hoofdstuk K Financiële Dienstverlening van de standaardbedrijfsindeling volgens SBI2008. Onder dat hoofdstuk vallen ook banken, verzekeraars en effectenmakelaars. Detailhandel daarentegen valt onder een hele andere categorie, namelijk Hoofdstuk G Handel, SBI-code 47. De SBI is een door het CBS ontworpen classificatie van economische activiteiten ten behoeve van analyses en statistieken. Deze indeling wordt volgens NS Stations ook voor bestuurlijke en maatschappelijke doeleinden gebruikt (bijvoorbeeld de tegemoetkoming voor ondernemers in verband met de coronapandemie, maken van bestemmingsplannen). Bovendien is de beslissing over de toepasselijke categorie door [verweerster] zelf genomen. Hieruit blijkt volgens NS Stations ook dat geen sprake is van een kleinhandelsbedrijf, maar van financiële dienstverlening.
4.4.
Volgens [verweerster] wordt het gehuurde door haar in overwegende mate gebruikt voor het aan- en verkopen van buitenlandse valuta door haar klanten, welke als activiteiten van een kleinhandelsbedrijf kunnen worden aangemerkt en waarbij de term “detailhandel” als richtsnoer voor de uitleg van dat begrip geldt. Het gaat daarbij om handel die direct aan de verbruikers (met name particulieren) levert, waarbij handel kan worden gedefinieerd als inkoop en verkoop van goederen (roerende zaken) met het oogmerk om winst te maken. [verweerster] handelt in roerende zaken (chartaal geld) en maakt winst door het gehanteerde koersverschil tussen de in- en verkoop dan wel door het in rekening brengen van een provisie. Een valutawisselkantoor verschilt van een bankfiliaal in die zin dat de hoofdactiviteit van een bank niet bestaat uit handel in valuta of chartaal geld (hetgeen zij nog sporadisch doen) maar uit financiële dienstverlening. Bovendien is een geldwisselkantoor in tegenstelling tot een bankfiliaal naar zijn aard sterk plaatsgebonden. Volgens [verweerster] is zij zwaar afhankelijk van de mate waarin het publiek haar op de betreffende locatie kan vinden, en bestaan haar klanten voornamelijk uit reizigers en toeristen die de locatie van een geldwisselkantoor voornamelijk zullen koppelen aan NS Stations en luchthavens.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat het gehuurde bestaat uit een gebouwde onroerende zaak, dat de bestemming is bepaald in een huurovereenkomst en dat in de verhuurde ruimte sprake is van een voor het publiek toegankelijk lokaal. Partijen verschillen aldus uitsluitend van mening over de vraag of de activiteiten van [verweerster] zijn te kwalificeren als kleinhandelsbedrijf.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een kleinhandelsbedrijf maar van een vorm van (financiële) dienstverlening die niet valt onder de categorieën die genoemd zijn in artikel 7:290 BW. Hoewel taalkundig kan worden geredeneerd dat chartaal geld een roerend goed is en dat dit door [verweerster] wordt “verhandeld”, verricht [verweerster] , voor zover dit al haar overwegende activiteit is, feitelijk handelingen die in het normale spraakgebruik, en overigens ook merendeels in haar eigen communicatie zoals op haar website, worden aangeduid als geld “wisselen”, en aldus een vorm van dienstverlening zijn en geen in- en verkoop van goederen. Valuta worden omgewisseld om geld uit te kunnen geven in een ander land. Ook de andere activiteiten van [verweerster] (money transfers, het faciliteren van betalingen en stortingen) moeten als dienstverlening worden aangemerkt.
Dat [verweerster] daarbij winst maakt door middel van verschillen in de in- en de verkoopkoers, dan wel door het in rekening brengen van een provisie, maakt dat niet anders. Het maken van winst is immers niet voorbehouden aan organisaties die in de detailhandel werkzaam zijn.
4.7.
Zowel in juridische verhandelingen als in de rechtspraak is vaak de vraag opgekomen waarom er voor de ene bedrijfsruimte een vorm van huurbescherming bestaat die niet voor andere, in sociaal-economisch opzicht vergelijkbare, bedrijfsruimten geldt. Echter wordt tevens aangenomen dat de wetgever deze keuze bewust heeft gemaakt en ook zo wenst te handhaven (zie ook ECLI:NL:PHR:2005:AT4548). Bedrijfsruimten waarvan, op grond van die wetgeving, in de rechtspraak is bepaald dat zij deze de bescherming niet hebben, zijn bijvoorbeeld makelaarskantoren, verkooppunten voor (Staats)loten, reisbureaus en bankfilialen. Ook als deze bedrijven in grote mate afhankelijk zijn van hun vestigingsplaats, is dat niet anders.
4.8.
Alleen als, bij twijfel over de kwalificatie, sprake is van plaatsgebondenheid vanwege zogenaamde lokale goodwill, kan die plaatsgebondenheid een rol spelen bij de beoordeling. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat de (verdergaande) huurbescherming vooral van belang werd geacht voor ondernemers die investeringen in het gehuurde pleegden en steeds meer gebonden waren aan lokale goodwill. Daarom kan, indien niet zonder meer duidelijk is of sprake is van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW, het bestaan van plaatsgebondenheid een indicatie vormen voor een positieve beantwoording van die vraag, en het niet bestaan van plaatsgebondenheid voor het tegendeel.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen, bestaat er geen twijfel over de vraag of de activiteiten van [verweerster] tot het kleinhandelsbedrijf behoren. De kantonrechter overweegt daarom ten overvloede dat overigens ook geen sprake is van plaatsgebondenheid in de zin zoals deze in dit verband wordt bedoeld. Het gaat dan niet om de vraag of een bedrijf afhankelijk is van vestiging op een aantrekkelijke en goed bereikbare plaats, maar om het al dan niet afhankelijk zijn van lokale goodwill, dat wil zeggen een plaatselijke, meer of minder vaste, klantenkring. Hoezeer ook de NS Stations een voor de hand liggende locatie vormen voor een wisselkantoor, dat maakt nog niet dat sprake is van lokale goodwill. Er is geen sprake van een vaste klantenkring en juist voor een dergelijk kantoor zullen consumenten al snel bereid zijn om een stukje verder te lopen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat NS Stations niet-ontvankelijk is in haar verzoek, zodat het primair verzochte zal worden toegewezen en het tegenverzoek van [verweerster] zal worden afgewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart NS Stations niet-ontvankelijk;
5.2.
wijst de verzoeken van [verweerster] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.