ECLI:NL:RBMNE:2021:2478
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsverhouding met ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een stichting tegen een facilitair manager. De verzoekster, een stichting die een poppodium exploiteert, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerster, die sinds 1997 in dienst was. De ontbinding werd aangevraagd vanwege een verstoorde arbeidsrelatie, die volgens de verzoekster was ontstaan door de weigering van de verweerster om over te stappen naar een andere cao en haar aanspraken op overwerkvergoeding. De verweerster heeft zich verweerd en stelde dat de verstoring van de relatie vooral te wijten was aan de verzoekster, die jarenlang cao-loonsverhogingen niet had doorgevoerd en geen overwerkvergoeding had betaald.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verstoring van de arbeidsverhouding zijn oorsprong vond in het geschil over de cao en de overwerkvergoeding. De rechter oordeelde dat de verzoekster ernstig verwijtbaar had gehandeld door de cao-loonsverhogingen niet door te voeren en de verweerster niet in de gelegenheid te stellen om overwerk in tijd te compenseren. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met inachtneming van de opzegtermijn en heeft de verzoekster veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding aan de verweerster. De billijke vergoeding is vastgesteld op € 50.000,-- bruto, naast de transitievergoeding van € 32.357,28 bruto. Tevens is de verzoekster veroordeeld tot betaling van een overwerkvergoeding van € 25.078,03, vermeerderd met wettelijke rente.