ECLI:NL:RBMNE:2021:2473

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake maatwerkvoorziening op grond van de Wmo

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin het bezwaar van eiser tegen een eerdere brief van 7 mei 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. In de brief van 7 mei 2020 werd eiser geïnformeerd over de kwaliteitseisen voor het verkrijgen van een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verweerder stelde vast dat eiser niet voldeed aan de opleidingseisen voor het formele pgb-tarief, waardoor hij geen aanspraak kon maken op dit tarief. De rechtbank heeft op 10 juni 2021, na een zitting via Skype, uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat zij zich enkel kon uitlaten over de vraag of de brief van 7 mei 2020 als een besluit kon worden aangemerkt. Dit is een vraag van openbare orde. De rechtbank concludeerde dat de brief niet gericht was op rechtsgevolg, omdat deze enkel duidelijkheid bood over de voorwaarden voor het pgb-tarief en geen wijziging in de rechtspositie van eiser teweegbracht. Daarom kon de brief niet als besluit worden aangemerkt en was het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf partijen de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van griffier mr. K.S. Smits.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/233
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: V. Djordjevic).

Procesverloop

In de brief van 7 mei 2020 heeft verweerder eiser op de hoogte gesteld van de kwaliteitseisen die verweerder hanteert bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Verweerder heeft in die brief verder geconstateerd dat eiser niet voldoet aan de opleidingseisen die worden gesteld voor het hanteren van het formele pgb-tarief, dat geldt voor daartoe opgeleide personen. Eiser kan daarom geen beroep doen op dat tarief.
In het besluit van 14 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de brief van 7 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 10 juni 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Volgens de wet is er sprake van een ‘besluit’ als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er door het besluit iets moet veranderen in iemands rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Dit staat in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. De rechtbank stelt voorop dat zij zich in deze zaak alleen kan en mag uitlaten over de vraag of de brief van 7 mei 2020 een besluit is. Dit is een vraag van openbare orde. Op de inhoud van de zaak en de daarop gerichte beroepsgronden kan de rechtbank niet ingaan.
4. De rechtbank overweegt dat één van de vereisten om als een besluit te kunnen worden aangemerkt is dat de brief van 7 mei 2020 moet zijn gericht op rechtsgevolg. Hierbij is niet relevant in welke vorm iets is gegoten (een brief of een besluit), maar gaat het om de inhoud van de mededeling die daarin staat. In de brief van 7 mei 2020 heeft verweerder met verwijzing naar de beleidsregels uitgelegd wie er in aanmerking komt voor een formeel tarief en wie niet. Het standpunt van verweerder is dat eiser daarvoor niet in aanmerking komt, omdat hij niet aan de opleidingsvereisten voldoet. Die mededeling op zich verandert niets aan eisers rechtspositie, maar geeft alleen duidelijkheid over welk uurtarief verweerder zal hanteren als eiser daadwerkelijk als zorgverlener zou worden ingeschakeld in het kader van de Wmo. Deze brief heeft daarom op zichzelf nog geen gevolgen voor eiser. De brief van 7 mei 2020 is daarom niet gericht op rechtsgevolg en kan daarom niet als besluit worden aangemerkt. Dat betekent dat tegen de brief ook geen bezwaar gemaakt kon worden. Verweerder heeft daarom terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2021 door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De griffier is verhinderd De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.