ECLI:NL:RBMNE:2021:2469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/1954
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsrecht wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Ettalhaoui, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun recht op bijstand. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, waarbij hun recht op bijstand is opgeschort en ingetrokken, en een openstaande schuld is verrekend met hun vakantiegeld. De voorzieningenrechter heeft op 31 mei 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening, er sprake moet zijn van 'onverwijlde spoed'. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst erop dat na afloop van de bodemprocedure het geschil alsnog kan worden opgelost, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij in een acute financiële noodsituatie verkeren, maar hebben geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van hun claim. De griffier heeft hen verzocht om aanvullende informatie, maar verzoekers hebben hierop niet gereageerd.

Omdat verzoekers geen spoedeisend belang hebben aangetoond, kan de voorlopige voorziening alleen worden getroffen als de bestreden besluiten evident onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter concludeert dat op basis van de overgelegde stukken niet evident is dat de besluiten onrechtmatig zijn. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1954

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 april 2021 heeft verweerder het recht op bijstand van verzoekers opgeschort met ingang van 1 april 2021.
In het besluit van 20 april 2021 heeft verweerder het recht op bijstand van verzoekers ingetrokken met ingang van 1 april 2021.
In het besluit van 12 mei 2021 heeft verweerder een openstaande schuld van verzoekers van € 474,68 verrekend met het vakantiegeld van € 759,53 dat aan verzoekers toekomt. Het restant van het vakantiegeld, te weten € 284,85, wordt aan verzoekers uitbetaald.
Verzoekers hebben tegen deze drie besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
3. Verzoekers hebben hierover aangevoerd dat sprake is van een acute onhoudbare financiële noodsituatie. Verzoekers verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden, omdat zij geen inkomsten hebben en hierdoor niet kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften. Verzoekers hebben de zorg voor zes kinderen en verzoeker volgt drie dagen in de week een inburgeringstraject.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers bij het verzoekschrift geen stukken hebben overgelegd ter onderbouwing van het spoedeisend belang. Bij brief van 19 mei 2021 is daarom door de griffier gevraagd om nadere onderbouwing van hun financiële situatie, waarbij is verzocht om kopieën van bankafschriften, kopieën van aanmaningen indien sprake is van schulden en eventuele stukken met betrekking tot huisuitzetting. Verzoekers hebben op deze brief niet gereageerd. Er is dus geen enkele onderbouwing van de gestelde financiële noodsituatie. De conclusie is daarom dat er geen enkel spoedeisend belang is.
5. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben, kan de door hen gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als de bestreden besluiten evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het primaire besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat de bestreden besluiten geen stand zal kunnen houden.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is uitgesproken op 31 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.