ECLI:NL:RBMNE:2021:2440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/2692
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en onbevoegdheid rechtbank over ambtshalve beslissing

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die het bezwaar van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De naheffingsaanslag dateert van 5 november 2019, en het bezwaar is pas op 15 januari 2020 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaar is begonnen op 20 november 2019, en dat eiser niet tijdig heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar terecht is, aangezien eiser niet heeft aangetoond dat de termijnoverschrijding niet aan hem is toe te rekenen.

Daarnaast heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de beslissing van de heffingsambtenaar om de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen. Dit omdat tegen deze beslissing geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman en is op 23 april 2021 bekendgemaakt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de brief van verweerder van 16 juni 2020 betreffende eisers bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 5 november 2019 (hierna: de naheffingsaanslag). Bij deze brief heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding (hierna: de uitspraak op bezwaar). Daarnaast heeft verweerder besloten om de aanslag niet ambtshalve te verminderen (hierna: de ambtshalve beslissing).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021, via een beeld- en geluidverbinding (Skype). Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar
1. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken [1] . Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking [2] . Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen [3] .
3. De rechtbank stelt vast dat in eisers geval de termijn voor het indienen van het bezwaar is begonnen op 20 november 2019 en dat eiser vervolgens niet binnen zes weken bezwaar heeft ingediend. Eiser heeft namelijk op 15 januari 2020 digitaal een bezwaarschrift ingediend. Dat is te laat.
4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is een fatale termijn van openbare orde. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen [4] . In dat geval laat verweerder niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
5. Eiser heeft in zijn beroepschrift niet gesteld dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan hem is toe te rekenen.
6. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is ongegrond.
Beroep tegen de ambtshalve beslissing
7. Voor zover het beroep is gericht tegen de beslissing van verweerder om de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen, verklaart de rechtbank zich onbevoegd. Tegen deze beslissing kan namelijk geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld [5] . De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep is gericht tegen de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 23 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.op grond van artikel 6:11 van de Awb.
5.op grond van artikel 65 van de AWR, in samenhang met artikel 231 van de Gemeentewet.