ECLI:NL:RBMNE:2021:2401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
20/3975 en 21/324
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-tijdig beslissen en verzoek ontheffing arbeidsverplichtingen in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft eiseres, een moeder van twee jonge kinderen, verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, ingebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 20 februari 2020 voor ontheffing van de sollicitatieplicht. Eiseres heeft op 3 november 2020 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. Verweerder heeft in zijn besluit van 9 september 2020 aangegeven dat eiseres niet hoeft te solliciteren tot 13 april 2020, maar heeft geen dwangsom toegewezen. De rechtbank heeft op 18 mei 2021 geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat verweerder tijdig heeft beslist op de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen materieel belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien zij inmiddels ontheven is van de arbeidsverplichtingen tot 20 januari 2025. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen procesbelang is bij de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/3975 en UTR 21/324

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Boukich),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. van Beveren ).

Procesverloop

Op 3 september 2020 heeft eiseres verweerder ingebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 20 februari 2020 met het verzoek tot ontheffing van de sollicitatieplicht.
Bij besluit van 9 september 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder beslist dat eiseres niet hoeft de solliciteren of werk hoeft te accepteren tot 13 april 2020.
Bij besluit van 11 september (het primaire besluit II) heeft verweerder beslist dat geen dwangsom is verschuldigd.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar ingesteld.
Op 3 november 2020 heeft eiseres een beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag.
Bij besluit van 4 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021, tezamen met UTR 20/3574, UTR 20/3149, UTR 20/3728 en UTR 20/3591. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres heeft twee kinderen die zijn geboren op [geboortedatum 1] 2014 en [geboortedatum 2] 2020.

Beroep niet-tijdig beslissen UTR 20/3975

2. Eiseres heeft verweerder op 3 september 2020 ingebreke gesteld omdat niet tijdig is beslist op de aanvraag van 20 februari 2020 die ziet op ontheffing van de sollicitatieplicht voor de duur van vijf jaar. Op 3 november 2020 heeft eiseres een beroep niet tijdig beslissen ingediend omdat verweerder nog steeds niet heeft beslist op de aanvraag. Volgens eiseres is verweerder daarom een dwangsom verschuldigd.
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat met het besluit van
9 september 2020 tijdig is beslist op de aanvraag van eiseres. Volgens verweerder is daarom geen dwangsom verschuldigd.
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij brief van 20 februari 2020 heeft verzocht om ontheffing van de sollicitatieplicht in verband met de zorg voor de nog jonge minderjarige kinderen. Uit de stukken blijkt dat verweerder deze aanvraag heeft opgevat als een verzoek tot tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen in verband met de bevalling van eiseres.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit verzoek terecht opgevat als een verzoek tot tijdelijke ontheffing omdat eiseres ten tijde van het verzoek nog werkzaam was bij [bedrijf] . Eiseres heeft in haar verzoek geen beroep gedaan op artikel 9a van de Participatiewet. Met het besluit van 9 september 2020 heeft verweerder dus binnen twee weken na de ingebrekestelling van 3 september 2020 een besluit genomen op de aanvraag. Verweerder was daarom geen dwangsom verschuldigd. Het beroep niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk.
Beroep inhoudelijk UTR 20/3975
7. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres mede betrekking heeft op het bestreden besluit.
8. Niet in geschil is dat eiseres in januari 2021 is ontheven van de arbeidsverplichtingen tot en met 20 januari 2025 in verband met de zorg voor haar jongste kind. Ter zitting heeft eiseres erkend dat er geen materieel belang bestaat bij de beoordeling van het beroep.
9. De rechtbank is van oordeel dat geen procesbelang kan worden ontleend aan de door eiseres verzochte vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank wijst hierbij op een uitspraak van de CRvB van 21 juli 2009 [1] . Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beroep UTR 21/324
10. Omdat de rechtbank hiervoor inhoudelijk heeft geoordeeld over het bestreden besluit heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van dit beroep dat eveneens is gericht tegen het bestreden besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep UTR 20/3975 niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep UTR 20/3975 tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep UTR 21/324 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.