In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf 1] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, [bedrijf 1] B.V., had een aanvraag ingediend voor een Ziektewet-uitkering op basis van een no-riskpolis, welke door verweerder op 11 mei 2020 werd afgewezen. Eiseres ging in bezwaar, maar dit bezwaar werd op 11 augustus 2020 ongegrond verklaard. Hierop volgde het beroep van eiseres op 20 september 2020 tegen de uitspraak van verweerder.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk is. De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiseres voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Volgens de rechtbank is er geen sprake van procesbelang, omdat de werknemer op de eerste ziektedag niet in dienst was bij eiseres. Dit betekent dat eiseres niet het resultaat kan bereiken dat zij nastreeft, en de weigering om de no-riskpolis toe te passen heeft geen rechtstreekse financiële gevolgen voor eiseres. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Er is geen vergoeding van proceskosten toegekend.