ECLI:NL:RBMNE:2021:2324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/612
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en ontbreken machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 22 april 2021, wordt het beroep van eiseres behandeld. Eiseres had een bezwaarschrift ingediend op 17 februari 2020, maar verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 360,-. Omdat het griffierecht niet op tijd was ontvangen, kon de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.

De rechtbank heeft eiseres op 26 februari 2021 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Eiseres heeft echter geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Daarnaast heeft de rechtbank ook om een machtiging gevraagd, waaruit moest blijken dat [A] gemachtigd was om namens eiseres op te treden. [A] heeft uitstel gevraagd, maar heeft uiteindelijk geen toereikende machtiging overlegd. Dit heeft ook bijgedragen aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden en dat er geen proceskostenvergoeding zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/612

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen

[A] , veronderstellenderwijs handelend namens

[eiseres ] ., te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift van 17 februari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 360,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 26 februari 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiseres heeft daar geen geldige reden voor gegeven. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. De rechtbank heeft verder ook gevraagd bij brief van 23 februari 2021 gevraagd om een machtiging, waaruit blijkt dat [A] (hierna: [A] ) gemachtigd is om namens [eiseres ] . op te treden. [A] heeft bij brief van 23 maart 2021 uitstel gevraagd en de rechtbank heeft bij aangetekende brief van 31 maart 2021 uitstel verleend. In deze brief staat dat [A] binnen twee weken na de datum van verzending de gevraagde stukken moet indienen. Dit heeft hij niet gedaan. Dat betekent dat er in deze procedure geen toereikende machtiging is overlegd. Ook om die reden is het beroep niet-ontvankelijk. [1]
7. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2390.