ECLI:NL:RBMNE:2021:2318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/4789
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontoereikende machtiging in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, veronderstellenderwijs handelend namens [onderneming 1], beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het beroep is ingediend op 30 december 2020 tegen een besluit dat op 18 december 2020 is genomen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat bij het beroepschrift geen toereikende machtiging is meegestuurd. Volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een beroep niet-ontvankelijk worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar de overlegde machtiging blijkt nog steeds ontoereikend te zijn. De rechtbank heeft eiseres meerdere keren verzocht om aanvullende documenten, waaronder een uittreksel uit het handelsregister en de statuten van de onderneming, maar deze documenten hebben niet aangetoond dat de volmacht voldoende is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend en heeft de uitspraak op 10 mei 2021 gedaan. De beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , veronderstellenderwijs handelend namens

[onderneming 1] .,te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 30 december 2020 tegen het besluit van verweerder van 18 december 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [eiseres] ( [eiseres] ) veronderstellenderwijs ingesteld namens
[onderneming 1] . Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. Bij het beroepschrift zat een machtiging, die is ondertekend door
[A] ( [A] ) en [B] ( [B] ), en een uittreksel uit het handelsregister van [onderneming 1] . Uit het uittreksel is gebleken dat
[onderneming 2] zelfstandig bevoegd bestuurder is van [onderneming 1] . Uit de overlegde stukken blijkt niet dat [A] en [B] bevoegd zijn om namens [onderneming 2] op te treden.
4. Bij brief van 12 januari is [eiseres] in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) in te dienen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar) en om de statuten toe te sturen. Bij brief van 26 januari 2021 heeft [eiseres] gereageerd dat uit het al ingediende uittreksel uit het handelsregister duidelijk wordt wie bevoegd is om beroep in te stellen en dat de stukken dan ook compleet zijn. Bij aangetekende brief van 8 februari 2021 heeft de rechtbank uitgelegd waarom wij deze stukken opvragen en dat nu de volmacht nog ontoereikend is. Hierbij staat dat [eiseres] alsnog binnen twee weken een uittreksel uit het handelsregister moet toesturen, waaruit blijkt wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen. Op 15 februari 2021 heeft [eiseres] de statuten en het uittreksel uit het handelsregister van [onderneming 2] ingediend. Uit de statuten blijkt dat de raad van bestuur bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan twee uitvoerende bestuurders. Uit het uittreksel blijkt dat [A] inderdaad gezamenlijk bevoegd is om namens [onderneming 2] op te treden. Echter blijkt daaruit niet dat [B] bevoegd is. Dat betekent dat de overlegde volmacht nog steeds ontoereikend is. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.