ECLI:NL:RBMNE:2021:2317
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door [A], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 26 augustus 2020, tegen een uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit gebrek aan een toereikende machtiging heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank heeft [A] meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een geldige machtiging in te dienen, maar de overgelegde volmachten waren niet toereikend. De eerste volmacht bevatte geen naam van de persoon namens wie [A] gemachtigd was, en de tweede volmacht was gericht aan [B] in plaats van [eiseres]. De rechtbank heeft in overeenstemming met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen geldige machtiging is overgelegd en dat [A] geen reden heeft gegeven voor het ontbreken van een machtiging van [eiseres]. De rechtbank heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke behandeling. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, en de uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is op 10 mei 2021 uitgesproken en zal openbaar worden gemaakt.