ECLI:NL:RBMNE:2021:2315
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door [A], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 2 september 2020, tegen de uitspraak van 29 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit gebrek aan een toereikende machtiging heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De rechtbank heeft [A] op 17 september 2020 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen. Op 29 september 2020 heeft [A] gereageerd met een ondertekende volmacht, maar deze volmacht bevatte geen naam, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen wie de volmacht had afgegeven. Vervolgens heeft de rechtbank [A] op 22 maart 2021 opnieuw de kans gegeven om een geldige machtiging in te dienen, met de waarschuwing dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard zou worden als hier niet aan voldaan werd. [A] heeft echter niet gereageerd op deze brief.
De rechtbank concludeert dat er geen toereikende machtiging is overgelegd en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk is. De beslissing is genomen op 28 april 2021 door mr. R.C. Moed, rechter, en de griffier K.F.K. Hoogbruin. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, en de uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.