ECLI:NL:RBMNE:2021:2315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/3182
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door [A], beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep is ingediend op 2 september 2020, tegen de uitspraak van 29 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit gebrek aan een toereikende machtiging heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft [A] op 17 september 2020 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen. Op 29 september 2020 heeft [A] gereageerd met een ondertekende volmacht, maar deze volmacht bevatte geen naam, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen wie de volmacht had afgegeven. Vervolgens heeft de rechtbank [A] op 22 maart 2021 opnieuw de kans gegeven om een geldige machtiging in te dienen, met de waarschuwing dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard zou worden als hier niet aan voldaan werd. [A] heeft echter niet gereageerd op deze brief.

De rechtbank concludeert dat er geen toereikende machtiging is overgelegd en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk is. De beslissing is genomen op 28 april 2021 door mr. R.C. Moed, rechter, en de griffier K.F.K. Hoogbruin. Er is geen recht op vergoeding van proceskosten, en de uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3182

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[A] , veronderstellenderwijs handelend namens

[eiser], te [woonplaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 2 september 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 29 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [A] ( [A] ) veronderstellenderwijs ingesteld namens [eiser] ( [eiser] ). Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft [A] bij brief van 17 september 2020 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiser] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Bij brief van
29 september 2020 heeft [A] hierop gereageerd en een ondertekende volmacht aan de rechtbank gestuurd, maar op de volmacht staat geen naam. De rechtbank kan ook niet uit de handtekening opmaken wie de volmacht aan [A] heeft afgegeven. Vervolgens heeft de rechtbank [A] bij aangetekende brief van 22 maart 2021 nogmaals in de gelegenheid gesteld om een machtiging in te dienen. In deze brief staat dat als [A] niet (op tijd) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. [A] heeft niet op deze brief gereageerd.
4. De overgelegde volmacht voldoet daarom niet. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. [A] heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep
niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.