4.3.4De overwegingen
I. Het juridisch kader van artikel 273f Sr
Mensenhandel houdt in dat er een ernstige inbreuk wordt gepleegd op fundamentele rechten als menselijke waardigheid, de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid. In Nederland is mensenhandel strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Uit de totstandkoming van dat artikel en de relevante jurisprudentie volgt dat de strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij beperkt worden uitgelegd. In het tweede lid van artikel 273f Sr formuleert de wetgever wat zij in ieder geval onder uitbuiting verstaat. Met betrekking tot onderhavige zaak is van belang dat uitbuiting tenminste uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting omvat. Bij mensenhandel moet altijd uitgegaan worden van de intentie van de dader, niet van het slachtoffer.
Dat het slachtoffer de mogelijkheid had zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken, wil in zijn algemeenheid overigens niet zeggen dat er geen sprake van een uitbuitingssituatie was. Daarbij dient ook in aanmerking te worden genomen dat wanneer het slachtoffer door andere dan fysieke maatregelen in de greep van haar uitbuiter wordt gehouden, en onttrekking praktisch gezien wel mogelijk zou zijn, de subjectieve beoordeling door het slachtoffer van de situatie een beletsel kan vormen om zich aan de uitbuitingssituatie te onttrekken.
Het strafbare feit van artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr bevat de volgende bestanddelen:
gedragingen,
dwangmiddelenen het
oogmerk van uitbuiting. De strafwaardigheid van het feit wordt in de kern bepaald door het oogmerk een ander uit te buiten. De Hoge Raad heeft in jurisprudentie overwogen dat het niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. Het volstaat dat de uitbuiting de verdachte voor ogen stond, ook al heeft de uitbuiting zich niet gerealiseerd. De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van ‘oogmerk van uitbuiting’ in de zin van dit artikel, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval.
De Hoge Raad heeft geoordeeld – voor zover in de onderhavige zaak relevant – dat bij de beantwoording van die vraag onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren.
De dwangmiddelen (misbruik van een kwetsbare positie en van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht)
In de in artikel 273f, lid 1, sub 1 genoemde dwangmiddelen komt tot uitdrukking dat met de strafbaargestelde gedragingen onder die omstandigheden de vrije keuze van het slachtoffer in het geding is. In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat de dwangmiddelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ de wil van het slachtoffer beïnvloeden, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waaronder ook valt het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
Met betrekking tot het dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ geldt dat in artikel 273f, lid 6 Sr is bepaald dat daaronder mede wordt begrepen: ‘een situatie waarin een persoon geen andere daadwerkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan’. Een kwetsbare situatie kan onder andere een gevolg zijn van bijvoorbeeld een verslaving of schulden. De omstandigheid dat het slachtoffer reeds eerder bij prostitutie betrokken was, vormt op zich geen aanwijzing inzake vrijwilligheid.
Met betrekking tot het dwangmiddel ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geldt dat misbruik kan worden verondersteld, indien de betrokkene in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige tewerkgestelde/prostitué pleegt te verkeren. Het misbruik van ‘uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ kan veelal uit de omstandigheden worden afgeleid.
Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat tussen de begrippen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ geen essentieel verschil lijkt te bestaan en dat zij elkaar min of meer overlappen.
Bewijs van opzet op het gebruik van voornoemde dwangmiddelen
Het is vaste rechtspraak dat voor het bewijs van het opzet op het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht toereikend is dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien. Voorwaardelijk opzet met betrekking tot die omstandigheden moet in die zin aanwezig zijn. Datzelfde geldt in gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. Ten aanzien van de hieronder genoemde feiten moet dan ook worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de omstandigheden die het vorenbedoeld overwicht of de kwetsbare positie vormen.
Bescherming minderjarige slachtoffers
Omdat de bescherming van minderjarigen centraal staat bij de sub-onderdelen 2, 5 en 8 van artikel 273f Sr, is voor een bewezenverklaring hiervan – in tegenstelling tot bij de sub-onderdelen 1, 3, 4, 6 en 9 van artikel 273f Sr – niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Evenmin is van belang dat een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige. Reeds indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige, waarbij in het algemeen aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is, is sprake van uitbuiting. Het begrip ‘uitbuiting’ moet dan ook niet als bestanddeel in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 5 en 8 Sr, worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen (vgl. HR 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1823). II. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers
De rechtbank zal zich ambtshalve uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde slachtoffers. In dat kader stelt de rechtbank voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig omgegaan moet worden met verklaringen van getuigen in strafzaken, zoals in casu de verklaring van slachtoffers en/of aangevers. Met name in mensenhandelzaken is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en de waardering van de verklaringen van vermeende slachtoffers en/of aangevers behoedzaamheid op zijn plaats. De betrouwbaarheid van zowel belastende als ontlastende verklaringen in mensenhandelzaken kan onder druk staan of negatief beïnvloed worden door angst, maar ook door gevoelens van voortdurende loyaliteit.
De vermeende slachtoffers en/of aangevers hebben ten overstaan van de politie een verklaring afgelegd en in meerdere gevallen zijn zij later nogmaals door de politie gehoord. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] zijn gehoord door de rechter-commissaris. De verdediging heeft toen ook de gelegenheid gehad deze vermeende slachtoffers en/of aangevers te ondervragen.
Omtrent de verklaringen van de vermeende slachtoffers en/of aangevers overweegt de rechtbank dat zij, hoewel niet altijd hetzelfde, wat betreft de kern van het verwijt tegen [verdachte] consistent en gedetailleerd hebben verklaard. Bovendien worden hun verklaringen (deels) ondersteund in tal van andere bewijsmiddelen, zoals de vele (whatsApp)berichten, de inhoud van de laptop van [medeverdachte] , de inhoud van de telefoons van [medeverdachte] en [verdachte] , getuigenverklaringen en andere onderzoeksbevindingen. Daarnaast verklaren aangevers op meerdere, specifieke punten hetzelfde ten aanzien van de werkwijze van [medeverdachte] en [verdachte] (
modus operandi), hetgeen hierna nader uiteen wordt gezet.
Voor zover er in hun verklaringen sprake is van inconsistenties, betreffen deze niet de kern verwijt. Indien de verschillende verklaringen van de betreffende vermeende slachtoffers en/of aangevers in hun onderling verband worden bekeken is geenszins sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de (kern van de) verklaringen aantasten.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en/of aangevers betrouwbaar en zal de rechtbank deze gebruiken voor het bewijs.
III. Modus operandi (werkwijze)
Voor de modus operandi verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen die voor de mensenhandelfeiten van de verschillende slachtoffers zijn opgenomen en die betrekking hebben op de hierna te bespreken modus operandi. In aanvulling daarop verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in het bewijsmiddelenoverzicht onder het kopje ‘modus operandi’. Deze modus operandi dient ook als bewijsmiddel in aanvulling op de bewijsmiddelen die hierna per slachtoffer zijn uitgewerkt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van de navolgende gebruikelijke werkwijze van [medeverdachte] en [verdachte] :
Via het internet en voornamelijk via de website van [website] , een chatsite voor gays, werden jonge, kwetsbare jongens door [medeverdachte] en [verdachte] benaderd. De kwetsbare jongens die werden benaderd waren vaak net of nog net geen 18 jaar oud. Uit de verklaringen van de jongens blijkt dat hoe jonger en kinderlijker zij eruit zagen, hoe beter het verkocht. Nadat hiermee was gechat volgde een afspraak. Tijdens deze afspraak of kort hierna werden de jongens gevraagd of bewogen om als zogenaamde payboy prostitutiewerkzaamheden te verrichten.
In het wervingsprocesvond er een proefdate plaats om te kijken of de jongen geschikt was voor prostitutiewerkzaamheden. Bij deze proefdate was [medeverdachte] de ‘klant’ en keek [verdachte] veelal toe. Deze proefdate was bedoeld om te bezien of de betreffende jongen goed met klanten kon omgaan en te beoordelen of hij wel in staat was om seksuele handelingen met mannen te verrichten. [verdachte] maakte ook foto’s en/of filmpjes van de jongens, welke foto’s later bewerkt werden door [medeverdachte] . Van de jongens werden profielen met seksadvertenties geplaatst op de website [website] , waarbij tegen betaling seks met hen werd aangeboden. Ook werd er een nickname voor de jongens bedacht. Deze advertenties werden door [medeverdachte] en/of [verdachte] aangemaakt en beheerd. De jongens kregen een werktelefoon. [verdachte] en/of [medeverdachte] regelden (deels) de communicatie met de klanten. Uit de uitgelezen chats tussen [medeverdachte] en [verdachte] blijkt dat zij ook geregeld onderling contact hadden over het aanbieden van de jongens.
Als betaling voor het gebruik maken van de woning van [medeverdachte] werden de jongens door [verdachte] ertoe bewogen seks te hebben met [medeverdachte] . Ook verklaren meerdere jongens dat zij met [verdachte] moesten tongzoenen als vorm van betaling voor zijn diensten.
Voor een seksdate, waar de jongens tegen betaling seksuele handelingen moesten ondergaan of verrichten bij mannelijke klanten, diende volgens vaste afspraak € 150,- per uur te worden gevraagd. Van dat bedrag moest 20% afgestaan te worden. Deze 20% was bedoeld voor de aanschaf van onder meer condooms, glijmiddel, massage olie en poppers. Uit het onderzoek is gebleken dat bij voorkeur afspraken werden gemaakt voor dates van meer dan 1 uur, kennelijk om daarmee de kosten te verlagen en daarmee de winst te vergroten. Deze afspraken worden bevestigd in de (vele) uitgelezen chatberichten.
Het oogmerk van deze werkwijze was er van meet af aan in gelegen om de jongen zich te laten prostitueren en op die manier geld en (seksuele) voordelen voor zichzelf te vergaren. Vrijwel alle jongens verklaren dat er een standaardtarief van150 euro per uur en 300 euro voor twee uur bij de klant in rekening werd gebracht. Van dat bedrag moesten de jongens 20% afdragen. Deze afspraken worden bevestigd in de (vele) uitgelezen chatberichten.
In de hiervoor omschreven modus operandi van [medeverdachte] en [verdachte] , ziet de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Niet alleen houden verdachten elkaar op de hoogte van waar met welke payboy dates waren geregeld, ook vervulden zij beiden in deze vaste werkwijze elk een rol van aanzienlijk gewicht.
V. De feiten per slachtoffer
A. [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2)
Uit de bewijsmiddelen volgt onder meer dat [slachtoffer 1] geboren is op [1999] . In april 2017 heeft [slachtoffer 1] , die dan dus nog 17-jaar is, [medeverdachte] leren kennen via de site [website] . De naam die [slachtoffer 1] op die site gebruikte was [werknaam] . Op 29 april 2017 heeft [slachtoffer 1] met [medeverdachte] afgesproken in diens woning aan de [adres] te [woonplaats] en hebben dan zoals zij vooraf besproken hadden seks met elkaar. Voor deze seksdate heeft [slachtoffer 1] € 100,- betaald gekregen van [medeverdachte] .
Op de laptop van [medeverdachte] staan 2 foto’s met de titels “ [titel 1] ” en “ [titel 1] .” Op de foto’s is te zien dat een blanke man met een buikje een andere man in zijn anus penetreert. Ook werd er een filmpje (nr. 35) aangetroffen waarop is te zien dat een blanke man met een buikje een andere man in zijn anus penetreert, waarbij penis en testikels van de andere man zichtbaar zijn. De foto’s en het filmpje zijn gemaakt op 29 april 2017. De lichaamsdelen op het filmpje tonen sterke overeenkomsten met de lichaamsdelen op de 2 aangetroffen foto’s. [medeverdachte] verklaart bij de politie dat hij op 29 april 2017 een filmpje heeft gemaakt van die eerste seksdate met [slachtoffer 1] en hij het filmpje heeft opgeslagen onder de titelmap ‘ [titel 1] ’.
[medeverdachte] heeft na de date met [slachtoffer 1] contact gezocht met [verdachte] en die is toen naar de woning van [medeverdachte] gekomen. Hier heeft [verdachte] met [slachtoffer 1] besproken wat het werken als payboy inhield, welke afspraken daarbij horen en wat de verdiensten zouden zijn. [verdachte] zei toen ook dat er eerst een proefdate moest komen met [medeverdachte] . Alles geheel volgens de hiervoor weergegeven modus operandi.
De minderjarige [slachtoffer 1] stemde met de voorwaarden in en de proefdate met [medeverdachte] heeft op 3 mei 2017 plaatsgevonden. Hiervoor heeft [slachtoffer 1] € 100,- betaald gekregen van [medeverdachte] , die dit bedrag weer van [verdachte] had gehad. Bij deze proefdate wilde [verdachte] toekijken en hij was dus ook aanwezig bij de seks tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte] . Er zijn toen door [verdachte] ook een foto en/of filmpje gemaakt van die date. Op de laptop van [medeverdachte] is een filmpje (nr. 36) aangetroffen waarop [medeverdachte] aan een andere man vraagt of hij wil dat hij doggy klaarkomt of op zijn rug. Dit filmpje is van 3 mei 2017 en vertoont sterke gelijkenissen met de foto’s op de laptop van [medeverdachte] van 29 april 2017.
Een dag later, 4 mei 2017, stuurt [medeverdachte] een bericht aan [slachtoffer 1] waarin hij zegt: “pff is alweer 24 uur geleden en ik heb zoooooo fucking genoten…wordt ook nog steeds geil van het filmpje dat ik van de doggyneuk heb gemaakt.”
Op het aan [verdachte] toegeschreven IP-adres is de eerste registratie geweest van het profiel van [slachtoffer 1] op [website] . . [verdachte] heeft die foto’s gemaakt voor de site [website] en het profiel voor [slachtoffer 1] aangemaakt. Op deze site had [verdachte] [slachtoffer 1] aangemeld onder zijn werknaam omdat hij de naam [werknaam] niet mooi vond en bij de advertentie stond ook een telefoonnummer vermeld. Dat telefoonnummer hoorde bij de werktelefoon, die [slachtoffer 1] van [verdachte] heeft ontvangen. De meeste klanten werden door [verdachte] geregeld en hij was ook degene die bepaalde hoeveel de klant moest betalen. [verdachte] had een starttarief van 150 euro voor een uur en 300 euro voor 2 uur. Dat tarief had hij volgens [slachtoffer 1] met alle jongens. Standaard moest er 20% aan [verdachte] afgedragen worden. [medeverdachte] heeft ook wel contacten onderhouden met klanten, heeft [slachtoffer 1] zijn profiel gewijzigd en had ook het password tot zijn account op [website] .
Nog voor zijn 18e verjaardag heeft [slachtoffer 1] meerdere seksafspraken met klanten. Deze afspraken zijn geregeld door [verdachte] . De prostitutiewerkzaamheden verrichtte [slachtoffer 1] gedurende in totaal 27 dagen, onder meer in de woningen van [verdachte] en [medeverdachte] . Ook is door [verdachte] geregeld dat [slachtoffer 1] een klant in Amerika heeft bezocht.
Als [slachtoffer 1] geen klanten wilden doen dan probeerde [verdachte] hem te pushen en pakte hij [slachtoffer 1] hard vast bij diens armen en zei dan: “doe het nou, doe het nou!”
Uit informatie van de tante van [slachtoffer 1] , zijn voogd en [instelling 1] volgt dat [slachtoffer 1] overduidelijk een kwetsbare jongen was. Daar komt nog bij dat [slachtoffer 1] dit volgens zijn eigen verklaring zijn persoonlijke situatie ook met [verdachte] had besproken en [verdachte] hem is gevolgd naar zijn verblijf bij [instelling 1] , waarbij tralies aan de voorzijde van de woning te zien zijn.
A.1 Oordeel met betrekking tot feit 3
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde bewezen nu uit de beschikbare bewijsmiddelen valt af te leiden dat [medeverdachte] en [slachtoffer 1] 2 seksdates met elkaar hebben gehad, een op 27 april 2017 en een op 3 mei 2017. [slachtoffer 1] verklaart dat er een date is geweest waarbij [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) aanwezig was. Vast staat dat [verdachte] niet aanwezig was bij de date op 27 april 2017, zodat dit de date van 3 mei 2017 moet zijn geweest. Verder verklaart [slachtoffer 1] dat [verdachte] een foto of filmpje heeft gemaakt terwijl hij een date met [medeverdachte] had. Gelet op deze bewijsmiddelen en met verwijzing naar de modus operandi waarbij [verdachte] vaak aanwezig was bij proefdates en foto’s en filmpjes maakte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het kinderpornofilmpje nr. 36 heeft vervaardigd op 3 mei 2017. De rechtbank voegt hieraan dat hoewel [medeverdachte] geen herinnering heeft aan een filmpje gemaakt op 3 mei 2017, het gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien – en met name de verwijzing in de chats naar het doggy style neuken - niet anders dan dat het [medeverdachte] is die op het filmpje van 3 mei 2017 seks heeft met de 17-jarige [slachtoffer 1] .
A.2 Oordeel met betrekking tot feit 1
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 1] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] door [verdachte] en [medeverdachte] op 17-jarige leeftijd is geworven om zoals [medeverdachte] het stelt bij “de club” te komen werken als prostitué, waarbij zij het oogmerk hadden [slachtoffer 1] uit te buiten. Na de eerste date met [medeverdachte] is immers op initiatief van [medeverdachte] met [verdachte] besproken onder welke voorwaarden [slachtoffer 1] voor hen zou kunnen komen werken en wat de verdiensten zouden zijn. Eén van de afspraken die hierbij hoorde was een proefdate met [medeverdachte] , waarbij [verdachte] aanwezig was. Ook werden onder meer afspraken gemaakt omtrent het uurtarief en het percentage dat afgestaan diende te worden.
Uit deze proefdate en de latere berichten met betrekking tot klanten volgt dat [slachtoffer 1] nog voor zijn 18e verjaardag door [medeverdachte] en [verdachte] ertoe is gebracht om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en dat deze seks tegen betaling met klanten ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. [verdachte] en [medeverdachte] hebben hieruit opzettelijk voordeel getrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen ook bij [slachtoffer 1] de vaste werkwijze tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Zoals hiervoor nader gemotiveerd is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
Wat betreft de periode stelt de rechtbank deze vast van 29 april 2017, zijnde de dag van de eerste date en het gesprek met [verdachte] , tot [2017] , zijnde de dag waarop [slachtoffer 1] 18 jaar is geworden.
A.3 Oordeel met betrekking tot feit 2
Uit hetgeen onder feit 1 is geoordeeld blijkt dat [slachtoffer 1] 17 jaar – en dus per definitie
kwetsbaar – was toen hij is geworven door [medeverdachte] en [verdachte] voor het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Naast hetgeen is overwogen onder feit 1 is gebleken dat [slachtoffer 1] niet alleen zeer jong was op het moment dat hij met [medeverdachte] en [verdachte] in zee ging, maar dat hij daarnaast ook kwetsbaar was. Deze kwetsbaarheid moet, gelet op hetgeen getuigen daarover hebben verklaard, ook voor [medeverdachte] en [verdachte] kenbaar zijn geweest. [slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard met [verdachte] uitgebreid zijn persoonlijke situatie te hebben besproken. [medeverdachte] en [verdachte] hebben van die kwetsbaarheid misbruik gemaakt.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris blijkt dat er ook sprake geweest van zogenaamde ‘harde dwang’. [verdachte] pakte [slachtoffer 1] af en toe hard bij diens arm pakte als hij een klant weigerde en zei “doe het nou, doe het nou!”
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer 1] conform hun vaste werkwijze hebben geworven en vervoerd naar en van zijn klanten. De rechtbank zal ook bewijzen dat [slachtoffer 1] na zijn 18e is geworven, aangezien het niet zo kan zijn dat [slachtoffer 1] weliswaar op zijn 17e is geworven maar het enkele overschrijden van de minderjarige leeftijd zou maken dat [slachtoffer 1] voor de periode ná zijn 18e niet meer zou zijn geworven. Eens geworven blijft geworven, aldus de rechtbank.
Het oogmerk van [medeverdachte] en [verdachte] was van meet af aan gericht op het hebben van gewin uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] . Deze bestond niet alleen uit financieel gewin, maar ook uit het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte] en [verdachte] . Zo had [medeverdachte] seks met [slachtoffer 1] onder de noemer van een proefdate en verklaart [slachtoffer 1] – hetgeen steun vindt in de verklaringen van de andere jongens – dat [verdachte] altijd intiem wilde zoenen, iets wat hij helemaal niet wilde. Uit de uitgelezen chatberichten aangetroffen op de Wiko telefoon van [medeverdachte] blijkt dat hij hiervan op de hoogte was.
Wat betreft het financiële gewin is al vanaf het eerste fysieke contact met [slachtoffer 1] gesproken over het percentage wat hij af diende te staan voor zijn werkzaamheden en uit de bewijsmiddelen blijkt duidelijk het de bedoeling was dat [slachtoffer 1] zo veel mogelijk klanten zou afwerken. Tekenend in dit kader is dat [verdachte] zo veel mogelijk zogenaamde 2-uursdates van € 300,- wilde omdat dat namelijk minder kosten met zich meebracht en dus meer winst opleverde.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het enkele percentage van 20% niet maakt dat sprake is van een uitbuitingsituatie. Van die 20% werden namelijk alle kosten betaald en het genoemde percentage is bovendien ook niet afwijkend van wat in de prostitutiebranche gebruikelijk is. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat jongens voor klanten ingepland werden en dat het ging om grote totaalbedragen, hetgeen het totaalbedrag aan winst ook aanzienlijk maakt. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] zelf verklaart dat hij heel veel klanten, wel 200, heeft gehad, soms drie klanten op één dag.
Verder wijst de rechtbank in dat licht ook op de analyse van de gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] waaruit ten aanzien van [slachtoffer 1] (werknaam [werknaam] ) blijkt dat hij een date had met een ‘hoge Belgische ambtenaar’ voor € 600,- en een nachtdate minimaal € 700,- moest kosten, maar dat ook wel kon oplopen tot € 1200,-.
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, kunnen ook het dwingen/bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) en het dwingen/bewegen van ander tot het bevoordelen van hem (sub 9) worden bewezen.
B. [slachtoffer 2] (feit 4)
B.1 Oordeel met betrekking tot feit 4
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode betrokkenheid heeft gehad bij het opzetten of organiseren van escortwerk van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde en zal verdachte van dat feit dan ook vrijspreken.
C. [slachtoffer 3] (feiten 5 en 6)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 3] is geboren op [2000] . In juli 2018 is hij via de site [website] in contact gekomen met [verdachte] . In augustus 2018 spreken [verdachte] en [slachtoffer 3] met elkaar af. [verdachte] heeft [slachtoffer 3] toen naar de woning van [medeverdachte] gereden. Voor de woning hebben [verdachte] en [slachtoffer 3] nog even gewacht omdat [slachtoffer 4] op dat moment in de woning nog bezig was met een klant. [verdachte] heeft [slachtoffer 3] toen die dag verteld hoe het werk ging. [verdachte] vertelde dat [slachtoffer 3] op een dag wel 2000 euro kon verdienen en dat 20% naar [verdachte] zou gaan. [verdachte] vertelde dat hij voor het vervoer zou zorgen. [verdachte] vertelde ook dat hij een proefdate moest doen. Deze proefdate met [medeverdachte] heeft een paar dagen later plaatsgevonden, waarbij [verdachte] aanwezig was en toekeek. Deze proefdate was volgens [slachtoffer 3] een soort rollenspel en hij heeft daarvoor van zowel [verdachte] als [medeverdachte] € 50,- gekregen. Ook zijn er foto’s van [slachtoffer 3] gemaakt. Alles geheel volgens voornoemde modus operandi.
Hoewel het profiel van [slachtoffer 3] op [website] pas na zijn 18e verjaardag door [verdachte] online is gezet, heeft hij als 17-jarige al prostitutiewerkzaamheden verricht. Hij werd toen door [verdachte] namelijk al naar klanten gestuurd als andere jongens niet konden of ziek waren. Hij moest dan tegenover de klanten net doen alsof hij 18 jaar was. [slachtoffer 3] verklaart dat hij in ieder geval meer dan 6 klanten heeft gehad. Een deel van de inkomsten heeft hij volgens afspraak aan [verdachte] afgestaan.
Op 14 augustus 2018 heeft [slachtoffer 3] een telefoon bij de politie ingeleverd. Deze telefoon was de zogenaamde werktelefoon van [slachtoffer 4] . Hierna heeft hij – enkele maanden – geen prostitutiewerkzaamheden meer verricht voor [verdachte] .
Naast het feit dat [slachtoffer 3] nog minderjarig was heeft hij in zijn jeugd in verschillende instellingen gezeten omdat het thuis niet goed ging. Uit een bij de stukken gevoegd rapport is gebleken dat hij een IQ van 68 heeft, hetgeen past bij een persoon met een lichte verstandelijke handicap.
C.1 Oordeel met betrekking tot feit 5
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 3] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] door [verdachte] en [medeverdachte] op
17-jarige leeftijd is geworven om te komen werken als prostitué, waarbij zij het oogmerk hadden [slachtoffer 3] uit te buiten. De enkele vaststelling dat [slachtoffer 3] 17 was, is voldoende voor een bewezenverklaring, nu de tenlastegelegde periode tót [slachtoffer 3] zijn 18e jaar loopt.
Ten overvloede en meer in het kader van de modus operandi merkt de rechtbank op dat [slachtoffer 3] niet alleen minderjarig, maar ook om andere redenen kwetsbaar was. Deze kwetsbaarheid blijkt niet alleen uit de in het procesdossier gevoegde rapporten, de verklaring van [slachtoffer 3] zelf, maar ook uit de verklaring van [slachtoffer 4] , die zag dat [slachtoffer 3] autistisch overkwam en een rugzakje had.
Na het werven, waarbij de vaste werkwijze is besproken, heeft [slachtoffer 3] zich ook beschikbaar gesteld om te werken als prostitué en is hij als 17-jarige ook daadwerkelijk als prostitué gaan werken. Een deel van de opbrengst heeft hij aan [verdachte] af moeten staan en [medeverdachte] heeft seksuele gunsten verkregen door met [slachtoffer 3] een proefdate te hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de gebruikte bewijsmiddelen en de gehanteerde modus operandi, tussen [medeverdachte] en [verdachte] sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. [medeverdachte] heeft immers een essentiële rol gespeeld in het werven van [slachtoffer 3] door een proefdate met hem te hebben om te kijken of hij geschikt was voor prostitutiewerkzaamheden.
Wat betreft de periode stelt de rechtbank deze vast van 1 augustus 2018, zijnde ongeveer de dag van de eerste ontmoeting en het gesprek met [verdachte] , tot 14 augustus 2018, zijnde de dag waarop [slachtoffer 3] de werktelefoon van [slachtoffer 4] heeft ingeleverd bij de politie.
C.2 Oordeel met betrekking tot feit 6
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. [verdachte] zal dan ook van dat feit vrijgesproken worden.
De rechtbank zal feit 7 op de tenlastelegging van [verdachte] - de beïnvloeding van getuigen - aan het eind van dit hoofdstuk bespreken.
D. [slachtoffer 7] (feit 8)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 7] in maart 2018 via [website] in contact is gekomen met [verdachte] . [slachtoffer 7] was op dat moment dakloos en had financiële problemen. [slachtoffer 7] had eerder ook al werk gedaan als escort. Kort na dat eerste contact hebben [slachtoffer 7] en [verdachte] afgesproken in een restaurant. [verdachte] heeft [slachtoffer 7] die dag verteld over de werkwijze.
[slachtoffer 7] gaat onder deze omstandigheden akkoord en hierna volgt een toelatingstest, waarbij hij onder meer met [verdachte] lang moest tongzoenen en tepellikken. Ook de gebruikelijke proefdate met [medeverdachte] heeft plaatsgevonden om te laten zien of hij top en bottom was. Voor de proefdate kreeg hij € 50,-. Van [slachtoffer 7] zijn foto’s gemaakt en deze zijn conform de vaste werkwijze bewerkt door [medeverdachte] alvorens deze onder de profielnaam [profielnaam] op websites werden geplaatst.
Op de telefoon van [verdachte] zijn naaktfoto’s en een kopie van het paspoort van [slachtoffer 7] aangetroffen. Ook op de telefoon van [medeverdachte] stonden naaktfoto’s van [slachtoffer 7] . De prostitutiewerkzaamheden verrichtte [slachtoffer 7] gedurende in totaal 12 dagen, onder meer in de woningen van [verdachte] als [medeverdachte] . Ook wordt in de chatgesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] uitgelezen dat [medeverdachte] op 21 maart 2018 ‘ [werknaam] ’ (zijnde [slachtoffer 7] ) bericht dat hij een deel van de opbrengsten af moet staan.
Voor zijn verblijf in de woning van [medeverdachte] moest hij ter vergoeding daarvan seks met [medeverdachte] hebben. Ook moest hij seksuele handelingen met [verdachte] dulden
D.1 Oordeel met betrekking tot feit 8
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 7] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi.
Om [slachtoffer 7] voor zich te laten werken hebben [medeverdachte] en [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin hij zich bevond. [slachtoffer 7] was eerder payboy geweest, hij was dakloos en hij had financiële problemen bij een Marokkaanse ‘vriend’. [verdachte] wist dat en bood hem onderdak en een goed verdienmodel. Onder die omstandigheden had [slachtoffer 7] geen werkelijke of aanvaardbare keuze dan zich te prostitueren in dienst van [medeverdachte] en [verdachte] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer 7] conform hun vaste werkwijze hebben geworven en in hun woningen hebben gehuisvest om aldaar klanten te ontvangen.
Het oogmerk van [medeverdachte] en [verdachte] was van meet af aan gericht op het hebben van gewin uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 7] . Deze bestond niet alleen uit financieel gewin, maar ook uit het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte] en [verdachte] . Zo verklaart hij – net als andere jongens – dat hij [verdachte] moest tongzoenen als vorm van betaling en ook seks moest hebben met [medeverdachte] in de vorm van een proefdate en ter betaling van de huur. Wat betreft het financiële gewin is al vanaf het eerste fysieke contact met [slachtoffer 7] gesproken over het percentage wat hij dient af te staan voor zijn werkzaamheden en wat hij ook heeft afgedragen.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het enkele percentage van 20% niet maakt dat sprake is van een uitbuitingsituatie. Van die 20% werden namelijk alle kosten betaald en het genoemde percentage is bovendien ook niet afwijkend van wat in de prostitutiebranche gebruikelijk is. De rechtbank wijst hierbij naar hetgeen hierover opgenomen is bij [slachtoffer 1] .
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, kunnen ook het dwingen/bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) en het dwingen/bewegen van ander tot het bevoordelen van hem (sub 9) worden bewezen.
E. [slachtoffer 5] (feit 9)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 5] rond juli 2018 in contact is gekomen met [verdachte] , omdat hij op dat moment geen geld had en werk zocht als payboy. Ook gebruikte hij in die periode speed. [verdachte] reageerde al snel op de advertentie, waarbij de werkwijze, zoals genoemd in de modus operandi aan [slachtoffer 5] werd uitgelegd. Kort daarna heeft een afspraak plaatsgevonden waarbij [medeverdachte] opeens als proefdate verscheen. Hij had seks met [medeverdachte] terwijl [verdachte] toekeek. Er werden naaktfoto’s gemaakt, die door [medeverdachte] werden bewerkt, [medeverdachte] en [verdachte] gingen het profiel opstellen en het profiel ging online. Tijdens de bestuurlijke controle op 20 september 2018 werd [slachtoffer 5] aangetroffen in de woning van [medeverdachte] terwijl hij op dat moment een paydate had met een vaste klant.
Op de telefoon van [verdachte] zijn naaktfoto’s van [slachtoffer 5] aangetroffen. De prostitutiewerkzaamheden verrichtte [slachtoffer 5] tot ongeveer de periode van de bestuurlijke inval.
Voor zijn verblijf in de woning van [medeverdachte] moest [slachtoffer 5] ter vergoeding seks hebben met [medeverdachte] . Dat is meerdere keren voorgekomen. Ook moest hij met [verdachte] zoenen.
E.1 Oordeel met betrekking tot feit 9
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 5] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi.
Om [slachtoffer 5] voor zich te laten werken hebben [medeverdachte] en [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin hij zich bevond. [slachtoffer 5] , net 18 jaar oud, die niet meer thuis woonde gebruikte speed, van welk gebruik [medeverdachte] en [verdachte] op de hoogte waren. Dit laatste wordt ondersteund in de uitgelezen taps van [verdachte] waarin wordt gesproken over een speedverslaving. [slachtoffer 5] verklaart dat hij geld nodig had, onder meer om in zijn drugsgebruik te voorzien. Dat [verdachte] pas na afloop erachter kwam dat [slachtoffer 5] speed gebruikte acht de rechtbank gelet op de verklaring van [slachtoffer 5] en de taps ongeloofwaardig.
Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat [slachtoffer 5] een kennis van [slachtoffer 4] was en zij samen in een huis in [woonplaats] hadden gewoond. Nu [slachtoffer 4] [verdachte] had verteld dat hij begeleid woonde, moet [verdachte] dat ook van [slachtoffer 5] hebben geweten.
[slachtoffer 5] bevond zich om meerdere redenen dan ook in een kwetsbare positie waar [medeverdachte] en [verdachte] misbruik van hebben gemaakt. Onder die omstandigheden had [slachtoffer 5] geen werkelijke of aanvaardbare keuze dan zich te prostitueren in dienst van [medeverdachte] en [verdachte] .
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer 5] conform hun vaste werkwijze hebben geworven en vervoerd naar en van zijn klanten
Het oogmerk van [medeverdachte] en [verdachte] was van meet af aan gericht op het hebben van gewin uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] . Deze bestond niet alleen uit financieel gewin, maar ook uit het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte] en [verdachte] . Wat betreft het financiële gewin is al voor het eerste fysieke contact met [slachtoffer 5] gesproken over het percentage wat hij dient af te staan voor zijn werkzaamheden. Dit geld heeft [slachtoffer 5] ook daadwerkelijk afgestaan.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het enkele percentage van 20% niet maakt dat sprake is van een uitbuitingsituatie. Van die 20% werden namelijk alle kosten betaald en het genoemde percentage is bovendien ook niet afwijkend van wat in de prostitutiebranche gebruikelijk is. De rechtbank wijst hierbij naar hetgeen hierover opgenomen is bij [slachtoffer 1] .
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, kunnen ook het dwingen/bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) en het dwingen/bewegen van ander tot het bevoordelen van hem (sub 9) worden bewezen.
F. [slachtoffer 6] (feit 10)
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 6] is in augustus 2017 met [medeverdachte] in contact gekomen doordat hij op [website] reageerde op een advertentie waarin escorts werden gezocht. [medeverdachte] heeft toen een intakegesprek met [slachtoffer 6] gevoerd waarin aan [slachtoffer 6] werd uitgelegd wat het voor hem zou betekenen om als escort voor [medeverdachte] te werken. [slachtoffer 6] zat destijds in de schulden en dat was voor [medeverdachte] vanaf het begin af aan duidelijk. [medeverdachte] en [slachtoffer 6] hebben met elkaar afgesproken en een proefdate gehad, waarbij [slachtoffer 6] werd goedgekeurd. [medeverdachte] heeft toen foto’s van [slachtoffer 6] gemaakt, de foto’s bewerkt, een profiel opgesteld en de seksadvertentie van [slachtoffer 6] online gezet.
Uit de verklaringen en chatgesprekken volgt dat [medeverdachte] zich intensief bemoeide met de klanten die zich voor [slachtoffer 6] meldden en hij bood [slachtoffer 6] ook aan aan klanten. [medeverdachte] gaf aan welke prijs [slachtoffer 6] kon vragen, vertelde [slachtoffer 6] op welke locatie hij klanten kon ontvangen en [medeverdachte] vervoerde [slachtoffer 6] ook naar klanten. Van donderdag tot zondag verbleef [slachtoffer 6] bij [medeverdachte] . [slachtoffer 6] stond 10 á 15 euro per klant af aan [medeverdachte] . Ook uit de chatgesprekken blijkt dat [slachtoffer 6] geld moest afdragen aan [medeverdachte] en/of [verdachte] .
Uit de verklaringen en chatgesprekken blijkt eveneens de aanwezige rol van [verdachte] . Zo leerde [slachtoffer 6] [verdachte] een week na [medeverdachte] kennen. [verdachte] wist ook dat [slachtoffer 6] in de schulden zat. Er staan naaktfoto’s van [slachtoffer 6] in de telefoon van [verdachte] . [slachtoffer 6] verklaart dat hij van [verdachte] klanten moest ontvangen en [verdachte] erop aandrong dat [slachtoffer 6] nog een klant nam terwijl hij dat soms niet wilde. [slachtoffer 6] kon ook op de [adres] terecht voor klanten en [verdachte] heeft hem ook opgehaald van Schiphol toen de trip naar [A] niet doorging. [verdachte] gaf [slachtoffer 6] een werktelefoon. [slachtoffer 6] moest ook dulden dat [verdachte] met hem zoende, hem bij zijn penis pakte en een vinger in zijn kont stak.
Verder blijkt uit de chatgesprekken dat er overleg plaatsvindt tussen [verdachte] en [medeverdachte] over de werkzaamheden van [slachtoffer 6] .
F.1 Oordeel met betrekking tot feit 10
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 6] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi.
Om [slachtoffer 6] voor zich te laten werken hebben [medeverdachte] en [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 6] zich bevond. [slachtoffer 6] is een jonge jongen die in de schulden zat en naar manieren zocht om van zijn schulden af te komen. [verdachte] en [medeverdachte] waren hiervan op de hoogte en hebben hierop ingespeeld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer 6] conform hun vaste werkwijze hebben geworven. Uit de chatgesprekken blijkt duidelijk dat [slachtoffer 6] is geworven door [medeverdachte] en het ritueel van de proefdate heeft ook plaatsgevonden. Dat [verdachte] een week later ten tonele verscheen doet niet af aan de modus operandi waarbij een van beide verdachten contact zoekt met een jongen, een proefdate plaatsvindt en waarna zowel [medeverdachte] als [verdachte] profiteren van de jongen. [slachtoffer 6] is ook vervoerd naar klanten en is bij [medeverdachte] een gedeelte van de week gehuisvest.
Het oogmerk van [medeverdachte] en [verdachte] was van meet af aan gericht op het hebben van gewin uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 5] . Deze bestond niet alleen uit financieel gewin, maar ook uit het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte] in de vorm van een proefdate en overige seks met [medeverdachte] en het ondergaan van ontuchtige handelingen door [verdachte] . Dat [slachtoffer 6] instemde met de seks met [medeverdachte] maakt niet dat geen sprake is van uitbuiting. Wat betreft het financiële gewin blijkt [slachtoffer 6] geld heeft afgestaan [medeverdachte] en/of [verdachte] . [slachtoffer 6] zelf ontkent bij de rechter-commissaris dat hij aan [medeverdachte] geld heeft afgedragen, maar de rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank hecht meer waarde aan zijn verklaring bij de politie waarin hij aangeeft wel geld te hebben afgestaan. Deze laatste verklaring vindt namelijk steun in andere bewijsmiddelen als chatgesprekken en de modus operandi.
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, kunnen ook het dwingen/bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) en het dwingen/bewegen van ander tot het bevoordelen van hem (sub 9) worden bewezen.
overweegt daartoe als volgt.
G. [slachtoffer 4] (feit 11 en 12)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 4] met [verdachte] in contact is gekomen omdat hij thuis ruzie had en hij op [website] vroeg of hij bij iemand kon slapen voor € 100,-, ook voor seks. Al snel daarna is door [verdachte] aan [slachtoffer 4] de vaste werkwijze uitgelegd, zoals genoemd onder het kopje modus operandi, en hierop is dan ook een proefdate met [medeverdachte] gevolgd. Voor deze proefdate kreeg [slachtoffer 4] € 100,- betaald.
Hierna is door [verdachte] en [slachtoffer 4] een account gemaakt op [website] . Voor dit account zijn de door [verdachte] gemaakte en door [medeverdachte] bewerkte foto’s gebruikt. Het account van [slachtoffer 4] , met de werknaam [werknaam] , is aangemaakt op 16 augustus 2018 via het IP adres dat toegeschreven kan worden aan [verdachte] en het eveneens aan [slachtoffer 4] toegeschreven account met de naam toverhond is op 14 september 2017 aangemaakt op hetzelfde IP adres en verwijderd op 21 september 2018. Op zowel de laptop van [medeverdachte] als de telefoon van [verdachte] zijn naaktfoto’s van [slachtoffer 4] aangetroffen.
Conform de vaste afspraken werd er € 150,- voor een uur gevraagd en werd er 20% afgestaan. Het vervoer, het regelen van de klanten en het bepalen van de prijzen werd gedaan door [verdachte] . Ook moest [slachtoffer 4] van [verdachte] seks hebben met [medeverdachte] omdat zij voor het ontvangen van klanten zijn huis mochten gebruiken, hetgeen ook gebeurde.
In totaal heeft [slachtoffer 4] op basis van de analyse van gesprekken tussen [medeverdachte] en [verdachte] 24 dagen gewerkt.
[slachtoffer 4] heeft ook verklaard dat hij seksuele handelingen met [verdachte] moest verrichten en ondergaan.
G.1 Oordeel met betrekking tot feit 11
De rechtbank baseert haar oordeel op de specifiek voor [slachtoffer 4] geldende bewijsmiddelen en de modus operandi.
[slachtoffer 4] had thuis, bij zijn begeleid wonen, ruzie en was zodoende op zoek naar een slaapplaats, in welk kader hij bereid was om seksuele handelingen te verrichten. Op basis van deze (zoek)vraag is [verdachte] met [slachtoffer 4] in contact gekomen. [slachtoffer 4] heeft verklaard aan het begin van de contacten met [verdachte] en [medeverdachte] over zijn jeugd en opvoeding te hebben gesproken en dat hij hen heeft verteld dat hij zelfstandig op een kamer woonde met begeleiding en een zogezegd internaatkind was. Dit in combinatie met het feit dat [slachtoffer 4] pas net 18 jaar oud was, maakt dat [slachtoffer 4] geen werkelijke of aanvaardbare keuze had dan zich te prostitueren. Door [slachtoffer 4] voor zich te laten werken is misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin hij zich bevond, welke positie bij zowel [verdachte] als [medeverdachte] kenbaar was.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte] conform hun vaste werkwijze [slachtoffer 4] hebben geworven en in hun woningen hebben gehuisvest om aldaar klanten te ontvangen.
Het oogmerk van [medeverdachte] en [verdachte] was van meet af aan gericht op het hebben van gewin uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 4] . Deze bestond niet alleen uit financieel gewin, maar ook uit het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte] en [verdachte] . Zo verklaart hij – net als andere jongens – dat hij [verdachte] moest tongzoenen als vorm van betaling. Ook vroeg [verdachte] hem seks te hebben met [medeverdachte] als tegenprestatie voor het gebruiken van zijn woning voor seksdates en heeft [slachtoffer 4] een proefdate met [medeverdachte] gehad. Wat betreft het financiële gewin is al vanaf het begin met [slachtoffer 4] gesproken over het percentage wat hij diende af te staan voor zijn werkzaamheden en hetgeen hij ook heeft afgestaan.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het enkele percentage van 20% niet maakt dat sprake is van een uitbuitingsituatie. Van die 20% werden namelijk alle kosten betaald en het genoemde percentage is bovendien ook niet afwijkend van wat in de prostitutiebranche gebruikelijk is. De rechtbank wijst hierbij naar hetgeen hierover opgenomen is bij [slachtoffer 1] .
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, kunnen ook het dwingen/bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van diensten (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (sub 6) en het dwingen/bewegen van ander tot het bevoordelen van hem (sub 9) worden bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat het bewezen verklaarde is gepleegd in de periode van [2017] , zijnde de week na zijn 18de verjaardag tot en met 21 september 2018, zijnde de dag dat het profiel van [slachtoffer 4] is verwijderd van de site [website] .
G.2 Oordeel met betrekking tot feit 12
De rechtbank acht het onder 12 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van [slachtoffer 4] dat verdachte met zijn vinger in zijn anus is binnengedrongen vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Daarnaast verklaart [slachtoffer 4] ten overstaan van de rechter-commissaris, anders dan eerder bij de politie, niet dat [verdachte] wel eens heeft gedreigd dat hij minder klanten zou krijgen en [slachtoffer 4] om die reden onderging dat [verdachte] seksueel bij hem binnendrong.
H. Het oordeel met betrekking tot feit 7
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de ten laste gelegde telefoongesprekken met de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] heeft gevoerd en dat verdachte zich in die gesprekken zo heeft uitgelaten in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] dat hij daarmee kennelijk hun verklaring wilde beïnvloeden. De rechtbank acht het onder 7 ten laste gelegde, voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor zover het ten laste gelegde ziet op de – kort gezegd – beïnvloeding van de verklaring [slachtoffer 5] omdat de verklaring van [slachtoffer 5] hieromtrent onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.