ECLI:NL:RBMNE:2021:2299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4249
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie in de basisregistratie personen als vertrokken onbekend waarheen na adresonderzoek

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een woning, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarbij zij in de basisregistratie personen (brp) zijn geregistreerd als 'vertrokken onbekend waarheen'. Dit besluit volgde op een adresonderzoek, waaruit bleek dat eisers al geruime tijd niet op het geregistreerde adres woonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder gedegen onderzoek heeft verricht, waarbij eisers niet op het adres zijn aangetroffen en buurtbewoners hebben verklaard dat zij daar niet meer wonen. Eisers hebben betoogd dat zij wel degelijk op het adres wonen en hebben bewijs geleverd van post die zij ontvangen, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende is om de conclusies van verweerder te weerleggen. De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden van artikel 2.22 van de Wet brp is voldaan en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 25 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4249 en UTR 20/4268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), te [woonplaats] , tezamen eisers

(gemachtigde: mr. C.M.E. Schreinemacher),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A.M. Brouwers).

Procesverloop

Bij besluiten van 13 en 14 juli 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder besloten eisers te registeren in de basisregistratie personen (brp) als ‘vertrokken onbekend waarheen’.
Bij besluiten van 22 oktober 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2021. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, die aanwezig was ter zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Zij was via een videobeeldverbinding ter zitting aanwezig.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers zijn de eigenaren van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats]
(hierna: het adres). Verweerder is een adresonderzoek gestart en heeft een onderzoeksrapport opgemaakt, omdat hij signalen kreeg dat eisers niet op het adres woonachtig zijn. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek heeft verweerder eisers geregistreerd als ‘vertrokken onbekend waarheen’.
Grondslag besluit
2. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd dat verweerder
adresonderzoek heeft gedaan, waaruit blijkt dat eisers al geruime tijd niet meer daadwerkelijk op het adres wonen. Er is volgens verweerder gedegen onderzoek verricht. Eisers zijn aangeschreven op 14 april 2019, maar hebben daarop niet gereageerd. Een medewerker van verweerder heeft het adres bezocht, maar op aanbellen werd niet gereageerd en zonder tegenbericht zijn eisers vervolgens op 14 november 2019 niet op een afspraak verschenen. Op 28 januari 2020 hebben eisers zich gemeld op het stadhuis, waar zijn hebben verklaard op het adres woonachtig te zijn Daarop heeft verweerder op 15, 16 en 18 juni 2020 nogmaals het adres bezocht, waarbij wederom niemand werd aangetroffen. Buurtbewoners hebben verklaard dat er niemand woont op het adres. Ook is uit onderzoek gebleken dat er geen leveringscontract van Vitens op naam van eisers staat. Er is geen verhuisaangifte gedaan. Eisers hebben volgens verweerder in onvoldoende mate aangetoond dat zij nog woonachtig zijn op het adres waar zij staan ingeschreven. Omdat de gegevens in de brp betrouwbaar moeten zijn, heeft verweerder besloten eisers op het adres uit te schrijven.
Beroepsgronden eisers
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit en stellen zich op het standpunt dat zij als
eigenaar van het huis op het adres wel woonachtig zijn. Er zijn aanwijzingen dat eisers er wel degelijk wonen. Buurtbewoners hebben de auto van eiser zien staan, ze hebben eiseres door de straat zien lopen met de hond en hebben eiser ook gezien in de buurt. Dat er geen meubels beneden in de woning staan is vanwege een verbouwing. Eisers stellen bewijs te hebben geleverd aan verweerder dat ze van allerlei instanties post krijgen op het adres. Zij betwisten dat andere mensen een energiecontract voor de woning hebben afgesloten. Eisers zijn van mening dat zij wel bereikbaar zijn op het adres. Het besluit van verweerder heeft grote gevolgen voor eisers.
Wettelijk kader
4. In artikel 2.22 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) is bepaald dat, indien een
ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte of wijziging van zijn adres is ontvangen, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het college van burgemeester en wethouders ambtshalve zorg draagt voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland.
5. Het doel van de Wet brp is dat de gegevens die in de brp zijn vermeld zo betrouwbaar
en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze juist zijn. De gegevens in de brp worden gebruikt door veel (semi)overheidsdiensten en -instellingen. Onjuiste registratie kan aanzienlijke gevolgen hebben voor aanspraken en rechten van burgers op diensten van de instellingen die deze gegevens gebruiken. Met het oog daarop moeten in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkenen worden geregistreerd. Een in de brp vermeld woonadres moet de werkelijke woon- of verblijfplaats van de betrokkene zijn. Uit een geheel van waarneembare omstandigheden moet blijken of de betrokkene daadwerkelijk op het vermelde adres woont. Uitschrijving uit dit register, anders dan op eigen verzoek, is een belastend besluit, dat wil zeggen een besluit waar eiser de nadelen van ondervindt, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante omstandigheden te vergaren.
Oordeel rechtbank
6. Zoals volgt uit het wettelijk kader moet op grond van artikel 2.22 van de Wet brp aan
drie voorwaarden worden voldaan om het gegeven van vertrek van een ingezetene van een adres ambtshalve op te nemen. De rechtbank dient te beoordelen of aan deze voorwaarden in de situatie van eisers is voldaan. De eerste voorwaarde is dat eisers niet kunnen worden bereikt op het adres waarop zij ingeschreven staan, de tweede voorwaarde is dat vastgesteld moet worden dat er geen verhuisaangifte is ontvangen en de derde voorwaarde is dat na een gedegen onderzoek moet zijn gebleken dat geen verblijf- en adresgegevens van de eisers kunnen worden achterhaald. Verweerder draagt de bewijslast om aannemelijk te maken dat eisers niet op het ingeschreven adres wonen.
7. De rechtbank stelt aan de hand van de gedingstukken vast dat verweerder zich op het
standpunt heeft kunnen stellen dat eisers niet konden worden bereikt op het adres. Van belang daarbij is dat volgens vaste jurisprudentie [1] e-mailcontact of telefonisch contact niet
gelijk kan worden gesteld met bereikbaarheid in de zin van artikel 2.22 van de Wet brp. Het gaat erom dat een ingezetene bereikbaar is op het adres waar hij of zij woont. Eisers zijn meerdere malen door verweerder aangeschreven op het adres, maar hebben daarop niet gereageerd. Ook zijn zij tijdens de gemaakte huisbezoeken van verweerder niet op het adres aangetroffen. Dat zij wel telefonisch of via e-mail hebben gereageerd maakt niet dat zij bereikbaar waren op het adres. Verweerder heeft hieruit mogen concluderen dat zij niet bereikbaar waren in de zin van artikel 2.22 Wet brp, zodat aan deze voorwaarde wordt voldaan.
8. De rechtbank stelt daarnaast vast dat geen verhuisaangifte van eisers is ontvangen, zodat
ook aan de tweede voorwaarde is voldaan.
9. Ook is de rechtbank van oordeel dat in de situatie van eisers door verweerder gedegen
onderzoek heeft plaatsgevonden naar hun verblijfplaats. Verweerder is een adresonderzoek gestart op 29 augustus 2019. Aanleiding voor dit onderzoek was de melding van de deurwaarder dat hij bij huisbezoek aan het adres te horen kreeg dat eisers daar niet wonen. Daarop is eisers een brief gestuurd met het voornemen om hen uit te schrijven. Eisers hebben per e-mail aangegeven dat zij wel op het adres wonen. Daarop heeft een aantal huisbezoeken plaatsgevonden, waarbij op aanbellen niet werd gereageerd. Tijdens deze huisbezoeken is waargenomen dat er geen meubels in de woning staan. Ook is gesproken met buurtbewoners, die hebben verklaard dat eisers sinds ongeveer 2 jaar niet meer op het adres wonen. Verweerder heeft informatie opgevraagd bij Vitens, waaruit blijkt dat er een contract op naam van iemand anders staat op het adres. Uit dit onderzoek heeft verweerder kunnen afleiden dat eisers niet woonachtig zijn op het adres.
10. Het ligt op de weg van eisers om de onderzoeksresultaten van verweerder gemotiveerd
en onderbouwd te weerleggen. Eisers hebben in dit verband aangevoerd dat ze post ontvangen op het adres, dat de auto af en toe geparkeerd staat in de straat, dat eiseres met de hond is gezien door buren en dat ook eiser gezien is door buren. Eisers zijn op het stadhuis geweest en hebben verklaard dat zij op dat moment bezig waren met een verbouwing en de huiskamer daarom leeg stond. De rechtbank acht hetgeen door eisers naar voren is gebracht onvoldoende om de uitkomsten van het onderzoek van verweerder te weerleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de hand van de bevindingen van de verschillende huisbezoeken en de daarop volgende onderzoeken, waaronder de verklaringen van buurtbewoners en de informatie van Vitens, kunnen concluderen dat eisers niet wonen op het adres [adres] te [woonplaats] . Dat eisers wel in de straat zijn gesignaleerd door buurtbewoners maakt dit niet anders, nu dit niet betekent dat zij daadwerkelijk woonachtig waren op het adres. De omstandigheid dat er op een bepaalde moment verbouwd zou zijn in de woning, waardoor er geen meubels in de woning stonden kan evenmin leiden tot een andere conclusie, nu eisers dit standpunt niet nader hebben onderbouwd. Verweerder heeft eisers daarom terecht in de brp geregistreerd als ‘vertrokken onbekend waarheen’.
11. De beroepsgronden treffen geen doel. Het beroep is ongegrond. Voor een
proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:354)