In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een medewerker bij een zorginstelling. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding op basis van disfunctioneren, een verstoorde arbeidsverhouding en cumulatiegrond. De werknemer, die sinds 2018 in dienst was, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die later werd omgezet naar onbepaalde tijd. De werkgever stelde dat de werknemer niet voldeed aan de functie-eisen en dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de werkgever onvoldoende gelegenheid heeft geboden voor verbetering van het functioneren van de werknemer. Er was geen formeel verbetertraject opgesteld en de werkgever had niet aangetoond dat de werknemer in voldoende mate was ondersteund in haar ontwikkeling. Daarnaast was de onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding niet overtuigend. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.