ECLI:NL:RBMNE:2021:2245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
C/16/502965 / HA ZA 20-322
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging franchiseovereenkomst op grond van dwaling door onjuiste prognose en schadevergoedingsplicht franchisegever

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, een franchisenemer, de vernietiging van een franchiseovereenkomst heeft ingeroepen op grond van dwaling. De eiseres, vertegenwoordigd door de heer [A], had de franchiseovereenkomst gesloten met de gedaagde, die de franchisegever was. De eiseres stelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder invloed van dwaling, omdat de gedaagde een onjuiste omzet- en winstprognose had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de prognose onjuist was en dat de eiseres op de juistheid ervan had mogen vertrouwen. De rechtbank concludeerde dat de franchiseovereenkomst terecht door de eiseres buitengerechtelijk was vernietigd. Daarnaast werd geoordeeld dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door de onjuiste prognose te verstrekken, wat leidde tot schade aan de eiseres. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de door de eiseres betaalde vergoedingen en tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat. De vorderingen in reconventie van de gedaagde werden afgewezen, omdat de grondslag voor deze vorderingen ontbrak na de vernietiging van de franchiseovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/502965 / HA ZA 20-322
Vonnis van 2 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procesadvocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
behandelende advocaten: mr. K. Bastiaans en mr. A.W. Dolphijn
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. L.M. van Rooij-Houweling te Zeist.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 mei 2020
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
  • (aanvullende) producties 7, 11 en 12 van [gedaagde]
  • comparitie-aantekeningen van [eiseres]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 april 2021
1.2.
De rechtbank heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de franchiseovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Meer specifiek is van belang of er door [gedaagde] een onjuiste (omzet- en winst)prognose aan [eiseres] is verstrekt. Daarnaast is het in deze zaak de vraag of partijen (over en weer) hun verplichtingen volgens de franchiseovereenkomst zijn nagekomen en, voor zover dat niet het geval is, of zij verplicht zijn om de eventuele schade van de andere partij te vergoeden.
2.2.
[eiseres] is een vennootschap opgericht door de heer [A] (hierna: [A] ) voor de exploitatie van de [naam formule] -formule (hierna: de formule). De formule bestaat uit speciaalzaken op het gebied van voornamelijk bake-off producten uit de Anatolische/Turkse keuken. In het geval van [eiseres] ging het om een bistro. De bistro was gelegen naast de ingang van de [naam winkelcentrum] op het [straatnaam] te [plaatsnaam 1] .
2.3.
[gedaagde] is een onderneming die zich richt op het (laten) exploiteren van de formule in Nederland. Zij heeft daarvoor een licentieovereenkomst met [naam formule] [.] gesloten. In [.] is de formule een succesvol concept en beschikt [naam formule] [.] over meer dan 100 vestigingen. Medio 2017 beschikte [gedaagde] over één eigen vestiging in [plaatsnaam 2] en één eigen vestiging in [plaatsnaam 3] .
2.4.
In de door [eiseres] ontvangen omzet- en winstprognose van 19 juli 2017 (hierna: de prognose) wordt een voorspelling van de omzet, brutomarge en het bedrijfsresultaat voor de eerste drie jaren gegeven. Daarbij wordt in de eerste drie jaren een omzet van minimaal
€ 530.000 per jaar verwacht. Volgens de prognose leidt dit tot een bedrijfsresultaat van € 27.824 in het eerste jaar, € 99.172 in tweede jaar en € 247.982 in derde jaar.
2.5.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 20 juli 2017 een franchiseovereenkomst aangegaan op basis waarvan [eiseres] als franchisenemer de formule zou gaan exploiteren voor de duur van vijf jaar (hierna: de franchiseovereenkomst). [eiseres] was de eerste franchisenemer van [gedaagde] .
2.6.
Feitelijk was [A] namens [eiseres] verantwoordelijk voor de exploitatie van de formule. [A] heeft politicologie gestuurd en is zijn hele professionele leven in loondienst werkzaam geweest in de ICT. Hij had bij aanvang van de franchiseovereenkomst geen horecaervaring en geen ervaring met het ondernemerschap.
2.7.
Voor de exploitatie van de formule heeft [eiseres] bij een derde een bedrijfsruimte gehuurd. [eiseres] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [gedaagde] de bedrijfsruimte zou verbouwen en sleutel-klaar zou opleveren aan [eiseres] . De bistro van [eiseres] is op 30 september 2017 geopend.
2.8.
Na opening van de bistro bleek dat de omzet tegen viel. Volgens [eiseres] is de franchiseovereenkomst tot stand gekomen op basis van een door [gedaagde] opgestelde, onjuiste prognose. Ook is [eiseres] van mening dat de bedrijfsruimte niet volgens afspraak is opgeleverd en dat diverse verplichtingen uit de franchiseovereenkomst niet door [gedaagde] zijn nagekomen. Zo vindt [eiseres] dat hij onvoldoende ondersteuning en training heeft ontvangen, er onvoldoende aandacht voor marketing is geweest en er producten van slechte kwaliteit door [gedaagde] zijn geleverd.
2.9.
Het bovenstaande heeft ertoe geleid dat [eiseres] per brief van 29 april 2019 de vernietigbaarheid van de franchiseovereenkomst op grond van dwaling heeft ingeroepen. Daarnaast heeft [eiseres] de franchiseovereenkomst in dezelfde brief ontbonden vanwege de tekortkomingen in de nakoming van deze overeenkomst. [eiseres] heeft vanaf 29 april 2019 op dezelfde locatie ‘ [naam cafe/restaurant] ’ geopend. [gedaagde] verwijt [eiseres] hierdoor in strijd met het overeengekomen concurrentiebeding te hebben gehandeld. Daarnaast verwijt [gedaagde] [eiseres] facturen niet te hebben betaald, het voorgeschreven kassasysteem niet te hebben gebruikt, geen wifi hotspot te hebben aangeboden aan klanten en haar inkoopverplichting niet te zijn nagekomen.
2.10.
[eiseres] vordert in conventie na vermindering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair:
  • een verklaring voor recht dat [eiseres] de franchiseovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling, althans vordert [eiseres] de vernietiging van de franchiseovereenkomst op grond van dwaling;
  • [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde vergoedingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst op grond van onverschuldigde betaling;
  • [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
subsidiair, te verklaren voor recht dat:
  • op grond van de tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde] de franchiseovereenkomst rechtsgeldig door [eiseres] is ontbonden, althans de franchiseovereenkomst te ontbinden;
  • [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] ;
  • [gedaagde] toerekenbaar tekort is gekomen jegens [eiseres] betreffende de franchiseovereenkomst;
  • [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van de (gevolg)schade die [eiseres] lijdt, heeft geleden in het licht van het hiervoor gevorderde, nader op te maken bij staat.
Daarnaast vordert [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.11.
[gedaagde] vindt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. Volgens [gedaagde] heeft zij geen prognose opgesteld en/of laten opstellen. Voor zover er toch een prognose en/of gegevens door [gedaagde] zijn verstrekt, merkt [gedaagde] op dat zij [eiseres] heeft gewaarschuwd dat het slechts om ruwe gegevens ging omdat er (van de Nederlandse vestigingen) geen historische omzet- en winstgegevens voorhanden waren. Daarnaast zou [eiseres] de franchiseovereenkomst volgens [gedaagde] ook hebben gesloten zonder de prognose. Verder is [gedaagde] van mening dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld en er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomst. Volgens [gedaagde] is er dus geen grond voor vernietiging of ontbinding van de franchiseovereenkomst.
2.12.
Daarnaast vordert [gedaagde] in reconventie:
  • te verklaren voor recht dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst jegens [gedaagde] ;
  • te verklaren voor recht dat [gedaagde] de overeenkomst mitsdien op goede gronden heeft ontbonden, althans die overeenkomst te ontbinden vanwege de toerekenbare tekortkomingen;
  • [eiseres] te veroordelen tot betaling van de door [gedaagde] geleden schade bestaande uit de door [eiseres] onbetaald gelaten facturen van € 22.479,68 en de gederfde omzet/winst zijnde het positief contractsbelang van € 25.531;
  • [eiseres] te veroordelen tot betaling van de door hem verbeurde boete van € 150.000 dan wel een in goede justitie nader te bepalen bedrag;
  • [eiseres] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
  • [eiseres] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.13.
[eiseres] vindt dat de vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen. Volgens [eiseres] is de franchiseovereenkomst door haar vernietigd of ontbonden, zodat er geen grond is voor de gevorderde betaling van de facturen en/of boete. Daarnaast vindt [eiseres] dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de franchiseovereenkomst en er ook geen grond was voor ontbinding van de franchiseovereenkomst door [gedaagde] .
2.14.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat vindt de rechtbank ervan?

In conventie
3.1.
De primaire vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de franchiseovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Er is door [gedaagde] een onjuiste prognose aan [eiseres] verstrekt. [eiseres] mocht op de juistheid van de prognose vertrouwen. De franchiseovereenkomst is op juiste gronden door [eiseres] buitengerechtelijk vernietigd. Daarnaast heeft [gedaagde] door het verstrekken van een onjuiste prognose onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, zodat de schade die [eiseres] heeft geleden en/of zal lijden voor vergoeding in aanmerking komt.
Dwaling
3.2.
Op grond van artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar als de dwaling te wijten is aan een onjuiste inlichting van de wederpartij, tenzij de wederpartij mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.
3.3.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 januari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD7329, [achternaam] /Lampenier) geoordeeld dat vernietiging van de franchiseovereenkomst mogelijk is als de franchisenemer heeft gedwaald doordat de franchisegever hem een rapport over de te verwachten winst en/of omzet heeft verstrekt en dat rapport fouten bevat. Niet relevant is of de fouten zijn toe te rekenen aan de franchisegever zelf dan wel aan een of meerdere derden.
Prognose
3.4.
[gedaagde] betoogt over de prognose het volgende. [eiseres] heeft aan de heer [B] (boekhouder bij Administratiekantoor [B] ) opdracht gegeven om een rooskleurige prognose op te stellen. [eiseres] heeft daar om heeft verzocht, zodat zij de benodigde financiering van de bank kon verkrijgen. [gedaagde] heeft uitsluitend de contactgegevens van de heer [B] aan [eiseres] doorgegeven.
3.5.
De rechtbank volgt het betoog van [gedaagde] niet. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de prognose heeft opgesteld en aan [eiseres] heeft verstrekt. Doorslaggevend daarbij is dat de prognose voor het eerst op 19 juli 2017 per e-mail aan [eiseres] gestuurd. Deze e-mail is afkomstig van [gedaagde] . [eiseres] heeft de prognose dus niet (rechtstreeks) van de heer [B] ontvangen, wat wel te verwachten zou zijn geweest als [eiseres] de opdrachtgever van [B] was voor de prognose. Verder blijkt uit de e-mailcorrespondentie dat [gedaagde] pas op 21 juli 2017 de contactgegevens van de heer [B] aan [eiseres] heeft gestuurd. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] en de heer [B] al vóór 21 juli 2017 contact hebben gehad. De prognose van 19 juli 2017 kan dus niet in opdracht van [eiseres] door de heer [B] zijn opgesteld. Bij de mondelinge behandeling gaf [gedaagde] desgevraagd aan niet (meer) te weten waar de prognose van 19 juli 2017 vandaan kwam. Omdat de prognose door [gedaagde] aan [eiseres] is gestuurd, staat zonder nadere toelichting, want die die ontbreekt, voor de rechtbank vast dat [gedaagde] de prognose heeft opgesteld.
De onjuistheid van de prognose
3.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de prognose onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zich ook al vóór het sluiten van de franchiseovereenkomst bewust is geweest van de onjuistheid van de prognose. Daarbij zijn de volgende drie punten doorslaggevend.
3.7.
Ten eerste heeft [gedaagde] geen haalbaarheid- en geschiktheidsonderzoek uitgevoerd, terwijl zij dat wél heeft toegezegd op haar website. Ten tweede is in de franchiseovereenkomst opgenomen dat als [gedaagde] prognoses verstrekt, deze op historische ervaringscijfers zullen worden gebaseerd. Hoewel [eiseres] de eerste franchisenemer van [gedaagde] was, had [gedaagde] al enige tijd twee eigen vestigingen en waren er dus (Nederlandse) ervaringscijfers bekend. Bij de mondelinge behandeling gaf [gedaagde] echter aan niet te weten waar de door haar aangeleverde prognose op was gebaseerd. De rechtbank begrijpt daaruit dat ook geen historische ervaringscijfers zijn gehanteerd, terwijl dat wél als uitgangspunt in de franchiseovereenkomst staat vermeld. Ten derde heeft [gedaagde] verklaard niet de deskundigheid te hebben om prognoses op te stellen en/of te controleren. Op basis van het voorgaande staat vast dat [gedaagde] wist dat de prognose niet als een betrouwbare voorspelling beschouwd kon worden.
3.8.
Nergens blijkt uit dat [eiseres] om een rooskleurige prognose zou hebben verzocht, zoals [gedaagde] aanvoert. Bovendien wordt dit door [eiseres] tegengesproken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [eiseres] niet om een rooskleurige prognose heet gevraagd.
3.9.
Niet gebleken is dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst mededelingen aan [eiseres] heeft gedaan op grond waarvan [eiseres] aan de juistheid van de prognose heeft moeten twijfelen. De clausule in de franchiseovereenkomst waarin staat dat [eiseres] wordt geadviseerd zelf een vestigingsplaatsonderzoek te doen, kan niet worden beschouwd als een mededeling om aan de juistheid van de prognose van [gedaagde] te twijfelen. [eiseres] heeft ook niet om een andere reden aan de juistheid van de prognose moeten twijfelen.
3.10.
Van [gedaagde] had verwacht mogen worden dat zij [eiseres] duidelijk informeerde over de onbetrouwbaarheid van de prognose. Dat geldt in het bijzonder omdat [gedaagde] bekend was met de onervarenheid van [A] , zoals opgenomen in punt 2.6 van dit vonnis. Daarbij komt dat [gedaagde] zeer positieve mededelingen op haar website heeft geplaatst over de winstgevendheid van de formule. Zo heeft [gedaagde] onder andere de volgende passages op haar website staan: “
[..]”, “
[...]” en “
[....]”. Hoewel [eiseres] wist dat zij de eerste franchisenemer in Nederland zou zijn, en zij ook had moeten weten dat dergelijke wervende teksten op de website wellicht wat zijn aangedikt, had [gedaagde] moeten begrijpen dat zulke mededelingen verwachtingen kunnen scheppen bij potentiële franchisenemers, zoals [eiseres] . Omdat de prognose overeenkwam met de strekking van bovenstaande mededelingen, mocht [eiseres] eens te meer op de juistheid van de prognose vertrouwen.
Zou de franchiseovereenkomst ook zonder prognose tot stand zijn gekomen?
3.11.
De rechtbank gaat ervan uit dat [eiseres] de franchiseovereenkomst niet zou hebben gesloten zonder prognose. Voor de rechtbank is van belang dat [A] niet of nauwelijks over relevante ervaring beschikte, zoals opgenomen in punt 2.6 van dit vonnis. Aannemelijk is dat [A] de franchiseovereenkomst niet zou hebben aangedurfd zonder een prognose. Daarbij komt dat onder andere de bank van [eiseres] een begroting, bedrijfsplan en prognose wilden ontvangen. Al deze documenten zijn door [gedaagde] voor [eiseres] opgesteld. Zonder de prognose had [eiseres] de vereiste financiering en vergunning voor de onderneming naar alle waarschijnlijkheid niet kunnen krijgen. De prognose was dan ook een cruciaal document voor [eiseres] .
3.12.
[gedaagde] heeft daar uitsluitend tegenover gesteld dat [eiseres] in haar e-mail van 19 juli 2017 heeft opgemerkt dat de prognose negatief is. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] in haar e-mail doelde op het bedrijfsresultaat in het eerste jaar. Bij het bedrijfsresultaat staat een positief bedrag van € 27.824 vermeld. De huurkosten van het kantoor (€ 39.000 per jaar) zijn daar echter nog niet in mindering op gebracht, zodat per saldo in het eerste jaar een negatief bedrijfsresultaat wordt verwacht. In jaar 2 en 3 echter worden positieve resultaten van respectievelijk € 99.172 en € 247.982 geprognotiseerd (exclusief huur), die het negatieve resultaat van jaar 1 ruimschoots overtreffen.
3.13.
Ten opzichte van de door [eiseres] aangevoerde feiten en omstandigheden, legt het argument van [gedaagde] onvoldoende gewicht in de schaal om te concluderen dat de prognose niet van groot belang was voor [eiseres] . Met andere woorden, [gedaagde] heeft onvoldoende toegelicht dat [eiseres] de franchiseovereenkomst ook zonder prognose zou hebben aanvaard.
Vernietiging van de franchiseovereenkomst
3.14.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [eiseres] de franchiseovereenkomst per brief van 29 april 2019 terecht heeft vernietigd. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
3.15.
Op grond van artikel 6:203 BW leidt vernietiging ertoe dat alle prestaties die op grond van de vernietigde franchiseovereenkomst zijn verricht, als onverschuldigd betaald, ongedaan moeten worden gemaakt. De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde vergoedingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst zal daarom worden toegewezen.
Schadevergoedingsplicht
3.16.
In het arrest van 25 januari 2002 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de franchisegever die een rapport over de te verwachten omzet en de te verwachten winst aan zijn wederpartij verschaft, onder omstandigheden onrechtmatig handelt, indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op deze fouten opmerkzaam maakt (ECLI:NL:HR:2002:AD7329).
3.17.
Zoals hiervoor al aan de orde is gekomen, staat vast dat [gedaagde] een onjuiste prognose aan [eiseres] heeft verstrekt en dat [gedaagde] daarmee bekend was. Dit heeft tot gevolg dat het onrechtmatig handelen van [gedaagde] ook vaststaat.
3.18.
Het onrechtmatig handelen kan [gedaagde] worden toegerekend, aangezien zij de prognose heeft opgesteld. Onjuistheden in de prognose kunnen [gedaagde] dan ook worden verweten, althans behoren op grond van verkeersopvattingen voor haar rekening te komen. Dit niet in de laatste plaats omdat de fouten onder andere bestaan of voortvloeien uit het niet-nakomen van toezeggingen door [gedaagde] over de uitgangspunten van de prognose (zoals het niet uitvoeren van het haalbaarheid- en geschiktheidsonderzoek).
3.19.
De vordering van [eiseres] , om [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade van [eiseres] , nader op te maken bij staat, zal worden toegewezen. Voor de verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat de mogelijkheid van schade als gevolg van een onrechtmatige daad aannemelijk is (zie conclusie van 3 mei 2019, parket bij de Hoge Raad ECLI:NL:PHR:2019:473). [eiseres] heeft daartoe aangevoerd dat zij onder andere schade heeft geleden doordat er diverse leningen, bij de bank en [A] privé, zijn aangegaan. [eiseres] stelt dat zij de leningen niet was aangegaan als zij niet onjuist door [gedaagde] was geïnformeerd. Het voorgaande is niet gemotiveerd betwist door [gedaagde] . De mogelijkheid van schade als gevolg van het onrechtmatig handelen staat daarmee vast. De vordering [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat, zal worden toegewezen.
3.20.
Omdat bovenstaande vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen, hoeven de andere vorderingen niet meer te worden besproken.
Buitengerechtelijke kosten
3.21.
[eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen conform de wettelijke staffel van € 1.093,84.
Proceskosten
3.22.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2 × tarief € 563)
Totaal € 1.865,38
3.23.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In reconventie
3.24.
De vorderingen in reconventie zijn gebaseerd op de franchiseovereenkomst. Omdat de franchiseovereenkomst op 29 april 2019 al is vernietigd, ontbreekt de grondslag van de vorderingen in reconventie. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
3.25.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 563 aan salaris advocaat (1x tarief € 563,00). Het aantal toegekende punten is gehalveerd omdat het verweer bij de tegeneis nauw verband houdt met de vordering in conventie.
3.26.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
verklaart voor recht dat [eiseres] de franchiseovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde vergoedingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.093,84 voor de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 12 mei 2020 tot de dag van betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.865,38, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
€ 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling; en
€ 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
4.7.
verklaart de veroordelingen in 4.2 tot en met 4.6 uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.9.
wijst de vorderingen af;
4.10.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 563,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis en te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van betaling;
4.11.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
€ 157,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling; en
€ 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,
4.12.
verklaart de veroordelingen in 4.10 en 4.11 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: GL/5296