Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2021 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder
[derde belanghebbende], te [woonplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een last onder dwangsom die was opgelegd aan eisers, die een taxi- en koeriersbedrijf runnen op een perceel in De Bilt. De last was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, omdat de bedrijfsactiviteiten volgens verweerder in strijd waren met het bestemmingsplan. Eisers stelden dat zij een geslaagd beroep konden doen op het overgangsrecht, omdat hun bedrijfsactiviteiten al voor de peildatum van 4 juli 2013 bestonden en sindsdien ononderbroken zijn voortgezet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun bedrijfsactiviteiten sinds de peildatum niet in omvang zijn toegenomen. Dit werd onderbouwd met jaarstukken en andere documenten die aantoonden dat de activiteiten niet waren vergroot. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte het beroep van eisers op het overgangsrecht had afgewezen en dat er geen sprake was van een overtreding van het bestemmingsplan.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit van 28 april 2020. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers, alsook de kosten van een deskundige die door eisers was ingeschakeld. De uitspraak benadrukt het belang van overgangsrecht in het omgevingsrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met de bewijsvoering van betrokken partijen.