Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
[derde-partij] B.V., te [vestigingsplaats] , gemachtigde: [gemachtigde ] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een omwonende tegen de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van zes mestsilo’s en een weegbrug in Bant. De vergunninghouder had op 15 juni 2019 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, die op 18 juni 2019 de omgevingsvergunning verleende. De eiser, woonachtig op ongeveer 130 meter van de mestsilo’s, maakte bezwaar tegen deze vergunning, vreesde voor overlast door geur en geluid, en vorderde een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd echter afgewezen door de voorzieningenrechter op 1 augustus 2019, waarna de vergunninghouder de bouw voortzette.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de bedrijfsactiviteiten van de vergunninghouder niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van de vergunninghouder, die kunstmeststoffen verkoopt aan tussenhandelaren en agrariërs, zijn toegestaan onder de bestemming ‘Bedrijventerrein -2’ en ‘Bedrijventerrein -3’. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn stelling dat de activiteiten enkel opslag zijn en dat er geen sprake is van een groothandel in kunstmest. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de vergunninghouder, zoals het mengen van kunstmest, niet leiden tot een andere eindproduct en dus niet in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 mei 2021, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.