ECLI:NL:RBMNE:2019:3814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
UTR 19/2544 en UTR 19/2573
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening mestsilo's Bant, gemeente Noordoostpolder

Op 1 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan over de bouw van zes mestsilo’s in het dorp Bant, gemeente Noordoostpolder. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de bouw van de silo’s voorlopig niet hoeft te worden stopgezet, ondanks bezwaren van omwonenden. Deze omwonenden vrezen voor stank- en geuroverlast en overlast van vrachtverkeer, aangezien het mestverwerkingsbedrijf een vergunning heeft gekregen van de gemeente om de silo’s en een weegbrug te bouwen. De gemeente heeft gebruik gemaakt van een flitsvergunning, waardoor de vergunning snel is verleend.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het aan de gemeente is om de bezwaren van de omwonenden te beoordelen in de bezwaarprocedure. Hij wil niet op de stoel van het gemeentebestuur zitten en oordeelt dat het belang van de vergunninghouder in dit geval zwaarder weegt dan dat van de omwonenden. De voorzieningenrechter benadrukt dat de bouw van de silo’s geen onomkeerbare gevolgen heeft, aangezien de silo’s in de toekomst weer afgebroken kunnen worden als blijkt dat de vergunning niet voldoet aan de wet- en regelgeving. De uitspraak houdt in dat de bouw van de mestsilo’s kan doorgaan terwijl de bezwaarprocedure loopt, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. M. Knoop, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 19/2544 en UTR 19/2573

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

1 augustus 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

UTR 19/2544
1a. [verzoeker 1a] , te [woonplaats]
1b. [verzoeker 1b] , te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
UTR 19/2573
2a.
[verzoeker 2a.1]en
[verzoeker 2a.2], te [woonplaats]
2b.
[verzoeker 2b], te [woonplaats]
2c.
[verzoeker 2c.1]en
[verzoeker 2c.2], te [woonplaats]
2d.
[verzoeker 2d.1]en
[verzoeker 2d.2], te [woonplaats]
2e.
[verzoeker 2e], te [woonplaats]
2f.
[verzoeker 2f.1]en
[verzoeker 2f.2], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. R. Scholten),
hierna samen verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder
(gemachtigden: N.E.G.L. Christiaens, M. de Jong en K. de Jong).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] B.V., vergunninghouder.

Procesverloop

Met het besluit van 18 juni 2019 (het besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 6 silo’s en een weegbrug aan [adres] in [woonplaats] (het perceel).
Verzoekers hebben tegen het besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2019. Verzoekers [verzoeker 2c.1] en [verzoeker 2f.1] zijn verschenen. Verzoekers hebben zich laten bijstaan en vertegenwoordigen door mr. R. Scholten, ook als waarnemer van mr. H. Martens. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar bestuurder [A] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De spoedeisendheid van deze zaak ligt erin dat vergunninghouder met de bouw van de mestsilo’s is gestart. Verzoekers vrezen nadelige gevolgen van de volgens hen onrechtmatige besluitvorming.
3.1
Verzoekers hebben bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Het is aan verweerder om deze bezwaren te beoordelen en daarover een besluit te nemen. Verzoekers wonen allemaal in [woonplaats] . Verweerder moet beslissen over de belanghebbendheid van verzoekers in de bezwaarprocedure. Daarbij zijn de afstand tot het perceel en of verzoekers zicht hebben op het perceel van belang, omdat het hier gaat om de activiteit ‘bouwen’. Dit is nog de vraag, gelet op de bomen die tussen het perceel en verzoekers staan die dit zicht al dan niet belemmeren. Verzoekers betwisten vervolgens dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen de voorschriften van het bestemmingsplan past. Daarom moet verweerder bij de vraag of sprake is van belanghebbendheid ook betrekken of de potentiële ruimtelijke uitstraling van het bouwplan zodanig is dat verzoekers daardoor gevolgen van enige betekenis ondervinden. Daarbij zijn aspecten als de ligging van het perceel op een bedrijventerrein en de bestemming die het perceel op grond van het bestemmingsplan heeft van belang.
3.2
Ten aanzien van de inhoud van de bezwaren moet verweerder beoordelen of vergunninghouder wel of geen groothandel in meststoffen heeft. Dat is immers wat het bestemmingsplan toestaat. Daarbij is de vraag of het hier gaat om distributie van kunstmeststoffen voor het eigen bedrijf van vergunninghouder of om distributie aan haar afnemers. Het is van belang om mee te nemen wat het bewerken en mengen van de meststoffen precies inhoudt in relatie tot de melding die vergunninghouder op grond van het Activiteitenbesluit heeft gedaan. Daarvoor heeft verweerder wellicht informatie van vergunninghouder nodig om duidelijkheid te krijgen over de precieze bedrijfsactiviteiten op het perceel.
3.3
De voorzieningenrechter overweegt dat het in de eerste plaats aan verweerder is om op deze beide zaken in te gaan in de bezwaarprocedure. Het is de voorzieningenrechter niet op voorhand duidelijk dat verzoekers evident geen belanghebbenden zijn. Ook is het hem niet op voorhand duidelijk dat de vergunning evident onrechtmatig is verleend. De voorzieningenrechter blijft buiten deze discussie en gaat ten aanzien van deze punten niet op de stoel van verweerder zitten. Deze vragen zullen daarom in de bezwaarfase moeten worden beantwoord.
4.1
De voorzieningenrechter zal daarom zijn oordeel beperken tot het wegen van de belangen van partijen in deze spoedprocedure. Daarbij worden de belangen van verzoekers die pleiten vóór het schorsen van het bouwen van de zes silo’s afgewogen tegen de belangen van vergunninghouder om met de bouw van de silo’s door te kunnen gaan.
4.2
De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat hij moet kijken naar de eindsituatie als de silo’s zijn gebouwd. Het eventuele afbreken van de silo’s moet hij buiten beschouwing laten. Ook de situatie van de bouw van de silo’s telt niet mee. De voorzieningenrechter overweegt dat de eindsituatie niet onomkeerbaar is. De silo’s kunnen immers weer worden afgebroken. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht wat zijn belang is. Zijn bedrijfsbelang is erin gelegen dat de bouw van de silo’s door moet gaan, zodat hij in het voorjaar van 2020 de hierin opgeslagen meststoffen aan zijn afnemers kan leveren. Vergunninghouder is zich ervan bewust dat het voor zijn eigen rekening en risico komt als hij de silo’s weer moet afbreken. Het belang van verzoekers is om niet tijdens de bezwaarprocedure tegen de silo’s aan te kijken en overlast te ervaren die het eventuele weer afbreken van de silo’s met zich meebrengt.
4.3
Alles afwegend weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het (bedrijfs) belang van vergunninghouder om door te kunnen gaan met de bouw van de silo’s op het perceel nu zwaarder dan de belangen van verzoekers om de bouw te schorsen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af. Dit betekent dat de bouw van de mestsilo’s door kan gaan tijdens de bezwaarprocedure. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Knoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 augustus 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.