ECLI:NL:RBMNE:2021:2129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
16/228264-20 en 99/000212-12 (herroeping VI) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak (poging tot) aanranding; veroordeling voor poging doodslag en wederrechtelijke vrijheidsberoving met nieuwe tbs-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte, die op 8 september 2020 in Amersfoort een gewelddadige aanval heeft gepleegd op het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot aanranding, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze handeling. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de aanval, waaronder het geweld dat werd gebruikt, niet voldoende bewijs boden voor de seksuele intentie die vereist is voor de aanranding. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de poging tot doodslag en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. De feiten waren ernstig: de verdachte had het slachtoffer van haar fiets getrokken, haar gewurgd en in haar buik gestompt, wat leidde tot een acute levensbedreigende situatie voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en heeft een nieuwe tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, ter vervanging van de eerder opgelegde tbs-maatregel. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, volledig toegewezen. De rechtbank heeft ook de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte goedgekeurd, omdat hij tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten had gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/228264-20 en 99/000212-12 (herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 mei 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Brazilië),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 december 2020, 8 februari 2021, 17 maart 2021, 23 april 2021 en 21 mei 2021. Op 17 maart en 23 april 2021 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. ter Braak en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsvrouw, mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht. Tevens is op de terechtzitting van 17 maart 2021 de deskundige W.L.J.M. Duijst-Heesters, forensisch arts, gehoord.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 september 2020 te Amersfoort:
Feit 1:
primair:
heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door haar te wurgen;
subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar te wurgen;
meer subsidiair:
[slachtoffer] heeft mishandeld.
Feit 2:
primair:
[slachtoffer] heeft aangerand;
subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer] aan te randen.
Feit 3:
een fiets van [slachtoffer] heeft gestolen;
Feit 4:
[slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging tot doodslag (feit 1 primair), de aanranding (feit 2 primair), de diefstal van de fiets (feit 3) en de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 4) wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de ten laste gelegde aanranding meer specifiek het volgende aangevoerd. Aangeefster had een T-shirt, een bh en een dichtgeritst vest aan. Toen aangeefster bij bewustzijn kwam, was haar vest opengeritst en waren haar T-shirt en bh omhoog geschoven. Ook lag haar rugtas op haar buik. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat dit door de worsteling tussen hem en aangeefster is gekomen. Daarnaast heeft aangeefster weliswaar verklaard dat zij zich weinig kan herinneren, maar zij kan zich nog wel herinneren dat verdachte met een hand over haar borst zat. Aangeefster heeft verder verklaard dat verdachte tegen haar heeft gezegd: “Zeg dat je van mij bent.” Dit duidt op overmacht en dat verdachte aangeefster wilde bezitten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot doodslag (feit 1 primair) en diefstal van de fiets van aangeefster (feit 3) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde (poging tot) aanranding (feit 2 primair en subsidiair). Er kan niet worden bewezen dat verdachte de borst van aangeefster heeft aangeraakt, aangezien hij dit betwist en aangeefster heeft verklaard dat ze niet zeker weet of dat is gebeurd. Verdachte had ook geen opzet op het plegen van een ontuchtige handeling. Verdachte heeft verklaard dat hij met aangeefster heeft gevochten en dat hij aan haar kleding heeft getrokken. Het is aannemelijk dat de kleding van aangeefster hierdoor omhoog is gekomen. Daarnaast is gebleken dat het vest was gescheurd. Ook dit duidt op een worsteling en kan verklaren waarom het vest open was.
Ten aanzien van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 4) heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Niet ieder vasthouden kan als vrijheidsberoving worden beschouwd. Dit kan pas als sprake is van een vrijheidsberoving van enige duur of intensiteit en daarvan is in dit geval onvoldoende sprake.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Feit 2 primair en subsidiair:
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde (poging tot) aanranding van aangeefster (feit 2 primair en subsidiair). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vastgesteld kan worden dat de borsten van aangeefster ontbloot waren toen de aanval van verdachte was beëindigd. Niet kan echter worden uitgesloten dat vanwege het door verdachte toegepaste geweld en de intensiteit van de worsteling tussen verdachte en aangeefster, de kleding van aangeefster omhoog is geschoven waardoor haar borsten ontbloot zijn geraakt. Aangeefster heeft er geen herinnering aan hoe haar kleding omhoog is gekomen en zij weet niet zeker of verdachte andere handelingen heeft verricht waaruit een seksuele intentie blijkt. Daarnaast heeft zij blijkens het proces-verbaal van het informatief gesprek zeden verklaard dat ‘zij niet de indruk kreeg dat het hem (
de rechtbank begrijpt: verdachte) om de seks te doen was, omdat hij zoveel geweld gebruikte en vooral bezig leek te zijn met dat geweld’. Ook ontbreekt ander bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte een seksuele intentie heeft gehad toen hij aangeefster aanviel. De woorden “zeg dat je van mij bent” acht de rechtbank hiertoe onvoldoende.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde (poging tot) aanranding heeft begaan. De rechtbank spreekt daarom verdachte hiervan vrij.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 primair en feit 4:
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard:
Op 8 september 2020 te Amersfoort [2] fietste ik op het Sabapad. Ik zag een man. Hij liep schuin op mij af. Ik ging snel doorfietsen. [3] Ik werd ineens gepakt op mijn lichaam van achteren. Toen had hij zijn arm om mijn nek en ik kreeg een doekje voor mijn mond. Ik viel toen weg. Mijn fiets was op de grond gevallen. Ik probeerde hard te gillen, maar hij deed zijn hand voor mijn mond met een doekje. Ik viel flauw. Hij sleepte mij van achteren onder mijn armen de bosjes in. Toen ging hij in mijn buik slaan. Toen ging hij mij weer wurgen. Ik kreeg geen lucht meer. Ik kreeg toen weer een doekje op mijn mond toen hij ging wurgen. [4] Hij deed een arm om mijn nek en een hand op mijn mond. Dit was met en zonder doekje de hele tijd. [5] Hij stompte met zijn vuist in mijn buik. [6]
Verdachte heeft op de zitting van 17 maart 2021 verklaard:
Ik heb aangeefster aangevallen. [7] Ik heb haar vastgepakt en een arm om haar keel gedaan. Ik heb haar in haar buik geslagen
De deskundige heeft op de zitting van 17 maart 2021 verklaard:
Mijn conclusie is dat de strangulatie op grond van de Plattner scale acuut levensbedreigend is geweest. [8]
Uit het forensisch onderzoek van de plaats delict blijkt het volgende:
Door mij verbalisant werd bij de Surinamelaan en het Sabapad een onderzoek verricht. Ik, verbalisant, zag dat via het Sabapad, op circa 15 meter van de kruising, links een pad het bos in ging. Door mij werd een onderzoek in het pad in het bosperceel verricht. Ik zag dat op circa 30 meter van het Sabapad een doekje lag. Ik zag dat het een nekwarmer betrof. [9]
De volgende sporendrager werd veiliggesteld:
SIN: AANZ5195NL
Bijzonderheden: Nekwarmer in bosjes Surinamelaan/Sabapad [10]
Uit het NFI-rapport van 7 januari 2021 blijkt het volgende:
Nekwarmer
AANZ5195NL#02
(bovenste rand)
minimaal drie personen:
- verdachte [verdachte]
- slachtoffer [slachtoffer]
- ten minste één andere persoon
AANZ5195NL#03, #04 en #05
(sporen met bloed)
- slachtoffer [slachtoffer]
AANZ5195NL#06
(bloedspoor)
minimaal twee personen:
een relatief grote hoeveelheid DNA:
- slachtoffer [slachtoffer]
een relatief kleine hoeveelheid DNA:
- verdachte [verdachte] [11]
Bewijskracht AANZ5195NL#02(bovenste rand nekwarmer)
DNA-mengprofiel AANZ5195NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
DNA-mengprofiel AANZ5195NL#02 is circa 1 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
De bewijskracht ten aanzien van de gevonden overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] is tevens berekend onder de aanname dat verdachte [verdachte] daadwerkelijk DNA heeft bijgedragen aan bemonstering AANZ5195NL#02:
DNA-mengprofiel AANZ5195NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
AANZ5195NL#03. #04 en #05(oplichtende vlekken met bloed nekwarmer)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen DNA bevatten van één persoon.
DNA-profielen AANZ5195NL#03, #04 en #05 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige, niet aan [slachtoffer] verwante, persoon. [12]
AANZ5195NL#06(bloedspoor)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet- verwante personen.
DNA-mengprofiel AANZ5195NL#06 is circa 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
DNA-mengprofiel AANZ5195NL#06 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. [13]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020 [14] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2021 [15] .
Bewijsoverweging
Feit 4
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijke vrijheidsberoving ook sprake kan zijn indien iemand een dreigende situatie doet ontstaan waaraan het slachtoffer zich niet kan onttrekken. Met betrekking tot de vraag of een zeer korte beperking van de vrijheid als wederrechtelijk vrijheidsberoving kan worden aangemerkt, wordt in de jurisprudentie een lage drempel aangehouden. Voor wat betreft vrijheidsberoving doelt de wetgever op het iemand doen vertoeven, zonder dat de dader daartoe gerechtigd is, op een plaats waarvan of waaruit deze zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten (vlg. Gerechtshof Amsterdam 10 maart 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:721).
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster de bosjes in heeft gesleept en dat hij daar een arm om haar keel heeft gehouden, waardoor aangeefster niet in staat was om weg te komen. Door deze dreigende situatie te doen ontstaan, waaraan aangeefster zich niet kon onttrekken vanwege het geweld van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 8 september 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, bij die [slachtoffer] een arm om de keel heeft gedaan en een hand op haar mond heeft gelegd en een arm om de keel sloeg en een doekje op haar mond drukte waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen adem kreeg, en die [slachtoffer] in haar buik heeft geslagen en gestompt waardoor zij pijn had en moeite kreeg met ademen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
op 8 september 2020 te Amersfoort een fiets, die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4:
op 8 september 2020 te Amersfoort opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] van de fiets af te trekken en
- bij die [slachtoffer] een arm om haar keel te doen en een hand op de mond te leggen en
- die [slachtoffer] mee te sleuren in de bosjes en
- die [slachtoffer] in de buik te slaan met zijn vuisten en
- wederom bij die [slachtoffer] een arm om de keel te doen en een doekje op haar mond te drukken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair en feit 4:
eendaadse samenloop van:
poging tot doodslag
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Feit 3:
diefstal
Eendaadse samenloop
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot de poging tot doodslag (feit 1 primair) en de wederrechtelijke vrijheidsbeneming (feit 4) sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet wezenlijk uiteenloopt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende Pro Justitia-rapportages betreffende verdachte:
  • een rapport van 31 december 2020, opgemaakt door H.L.C. Morre, psychiater;
  • een rapport van 17 januari 2021, opgemaakt door P.K. Kristensen, GZ-psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater H.L.C. Morre, houdt onder meer het volgende in. Verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een meervoudige verslavingsziekte (alcohol, cannabis en cocaïne). De gedragingen van verdachte werden tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten bepaald door een samenspel van de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de delirante toestand waarin verdachte verkeerde door het gebruik van cocaïne en speed. In een dergelijke toestand beschikt de persoon in kwestie nog nauwelijks over enige mogelijkheden om zijn gedrag te sturen. Anderzijds dient te worden opgemerkt dat verdachte ten aanzien van het gebruik van grote hoeveelheden psychoactieve middelen al vele jaren een ervaringsdeskundige is en dat hij weet wat de gevolgen kunnen zijn van grote hoeveelheden speed en cocaïne. De psychiater adviseert daarom de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog P.K. Kristensen, houdt onder meer het volgende in. Anders dan de psychiater, rapporteert de psycholoog dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische kenmerken. Verder blijkt uit het rapport van de psycholoog in grote lijnen hetzelfde als uit het rapport van de psychiater. Bij verdachte is sprake van stoornissen in het gebruik van speed, cocaïne, cannabis en alcohol. Door overmatig gebruik van speed en cocaïne is verdachte psychotisch geworden. Hoewel verdachte heeft kunnen weten dat hij op een atypische manier kan reageren op het gebruik van speed en cocaïne, heeft hij vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek en daarmee samenhangende verslavingsgevoeligheid geen weerstand kunnen bieden aan zijn behoefte aan het effect van middelengebruik. Het feit dat de externe controle op zijn gedrag is verminderd, heeft de drempel tot gebruik verlaagd. De psycholoog adviseert eveneens de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank stelt op basis van de rapporten van de deskundigen vast dat verdachte ten tijde van het delict leed aan ziekelijke stoornissen van de geestvermogens (stoornis in het middelengebruik en persoonlijkheidsstoornis). De rechtbank laat in het midden of sprake is van een antisociale of een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, omdat de deskundigen daarover verschillend oordelen. Voor het overige maakt de rechtbank de conclusies van voornoemde deskundigen tot de hare en zal zij verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren en aan verdachte opnieuw de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs-maatregel) met dwangverpleging op te leggen. Deze nieuwe tbs-maatregel vervangt de eerder aan verdachte opgelegde tbs-maatregel van rechtswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte geen langdurige gevangenisstraf en nieuwe tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Het is van belang – ook voor de veiligheid van de samenleving – dat de behandeling van verdachte zo snel mogelijk wordt hervat zonder onnodige detentieschade. Indien een nieuwe tbs-maatregel wordt opgelegd, zal verdachte onderaan de wachtlijst worden gezet, waardoor het langer zal duren voordat hij weer behandeld kan worden. Een nieuwe veroordeling kan ook bij de behandeling in het kader van de voortzetting van de eerder opgelegde tbs-maatregel worden betrokken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de avond van 8 september 2020 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, wederrechtelijke vrijheidsbeneming en diefstal van een fiets. Het destijds 18-jarige slachtoffer fietste die avond naar huis en werd plotseling aangevallen door verdachte die haar van haar fiets trok, een arm om haar keel deed en haar heeft meegesleurd naar de bosjes. Daar heeft verdachte fors geweld gebruikt door het slachtoffer met zijn vuisten meermalen in haar buik te stompen. Ook heeft hij het slachtoffer meermalen gewurgd, waarbij zij het bewustzijn heeft verloren. Zoals de deskundige ter terechtzitting heeft verklaard, is vanwege het door verdachte toegepaste geweld een acuut levensbedreigende situatie voor aangeefster ontstaan. De rechtbank leidt hieruit af dat aangeefster de confrontatie met verdachte slechts ternauwernood heeft overleefd. Na zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer hulpeloos achtergelaten in de bosjes en is hij er op haar fiets vandoor gegaan.
De aanval van verdachte is voor het slachtoffer een zeer angstige en traumatiserende ervaring geweest. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen nog lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dat het handelen van verdachte daadwerkelijk een grote impact heeft (gehad) op het slachtoffer is de rechtbank gebleken uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Het incident is zeer traumatisch voor haar geweest, waarbij zij zeer bang is geweest dat zij zou worden verkracht door verdachte en dat zij niet zou overleven. Hetgeen haar door verdachte is aangedaan, beïnvloedt nog dagelijks haar leven. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Door de bewezen verklaarde feiten wordt de rechtsorde bovendien ernstig geschokt. Het leidt vanwege het gewelddadig karakter tot maatschappelijke verontrusting en brengt gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voor wat betreft de persoon van verdachte rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (‘strafblad’) van 19 maart 2021;
- voornoemd rapport van 31 december 2020, opgemaakt door H.L.C. Morre, psychiater;
- voornoemd rapport van 17 januari 2021, opgemaakt door P.K. Kristensen, GZ-psycholoog.
Uit de rapporten van de psychiater Morre en psycholoog Kristensen volgt dat bij verdachte sprake is van stoornissen zoals hiervoor (in rubriek 7) is omschreven.
Door de psychiater wordt het risico op recidive op geweldsdelicten – zonder behandeling - ingeschat als matig tot hoog. Gelet op het feit dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd in de tijd dat zijn eerder opgelegde tbs-maatregel voorwaardelijk was beëindigd en inmiddels ook is bevolen dat de tbs-maatregel dient te worden hervat, ziet de psychiater geen andere mogelijkheid dan te adviseren om verdachte wederom te gaan behandelen binnen het kader van de tbs-maatregel met dwangverpleging. Daarbij adviseert de psychiater bij de behandeling meer aandacht te besteden aan de verslavingsziekte van verdachte.
Door de psycholoog wordt het risico op recidive ingeschat als hoog indien verdachte niet wordt behandeld. De eerder aan verdachte opgelegde tbs-maatregel is inmiddels hervat. Een voortzetting hiervan biedt volgens de psycholoog de beste bescherming tegen toekomstig recidive in een geweldsdelict. De psycholoog vindt dat in de behandeling meer aandacht nodig is voor de verslavingsgevoeligheid en de impulsiviteit van verdachte op dit gebied.
De strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, die onder meer blijkt uit de hiervoor omschreven gevolgen voor het slachtoffer, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarbij weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat verdachte zich ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten bevond in de fase van de voorwaardelijke beëindiging van een aan hem eerder opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging voor het plegen van doodslag. Die tbs-maatregel en de in die zaak opgelegde gevangenisstraf van 7 jaren hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een ernstig geweldsdelict te plegen.
De rechtbank heeft de hierboven (onder het kopje ‘De strafbaarheid van verdachte’) vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid in strafverminderende zin meegewogen.
Daarnaast heeft de rechtbank in de strafoplegging betrokken dat de bewezen verklaarde poging tot doodslag en de wederrechtelijke vrijheidsbeneming in eendaadse samenloop zijn gepleegd.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 jaren in beginsel passend, gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal echter een lagere gevangenisstraf opleggen, nu de rechtbank ook rekening houdt met het feit dat zij de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 852 dagen zal toewijzen (zoals hierna gemotiveerd), alsook opnieuw een tbs-maatregel zal opleggen waarbij het de verwachting is dat verdachte langdurig zal moeten worden behandeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden is.
De oplegging van een maatregel
De rechtbank neemt het advies over van de deskundigen tot behandeling van verdachte binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank is, gelet op de persoon van verdachte, het ingeschatte hoge recidivegevaar alsmede de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen behandeling van verdachte in het kader van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt.
De eerder opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging is inmiddels hervat. De raadsman heeft verzocht in de onderhavige zaak niet opnieuw een tbs-maatregel aan verdachte op te leggen, nu dat tot gevolg zal hebben dat het langer zal duren voordat verdachte weer geplaatst kan worden in een tbs-kliniek en dus behandeld kan worden. Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, is de rechtbank echter van oordeel dat het opleggen van een nieuwe tbs-maatregel met dwangverpleging passend is. Daarbij overweegt de rechtbank dat het verweer van de raadsman niet opgaat, omdat de rechtbank ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren oplegt die verdachte eerst zal moeten uitzitten. De rechtbank gelast daarom dat aan verdachte (opnieuw) een tbs-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor de (eendaadse samenloop van de) misdrijven
poging tot doodslagen
wederrechtelijke vrijheidsbeneming, zijnde misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen verdovende middelen en de zaklamp met taserfunctie te onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van de in beslag genomen kleding en schoenen van aangeefster, de nekwarmer van verdachte en de in de bosjes aangetroffen boxershort, heeft de officier van justitie gevorderd deze voorwerpen te bewaren als forensisch bewijs.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd de teruggave te gelasten aan degene onder wie het desbetreffende voorwerp in beslag is genomen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de teruggave te gelasten aan verdachte van de onder hem in beslag genomen goederen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen verdovende middelen en de zaklamp met taserfunctie onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.
Ten aanzien van de in beslag genomen kleding en schoenen van aangeefster, de nekwarmer van verdachte en de in de bosjes aangetroffen boxershort, is er vanwege de afdoening van deze zaak geen strafvorderlijk belang meer dat voortduring van het beslag vordert.
De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten aan aangeefster van haar kleding en schoenen en de teruggave gelasten aan verdachte van zijn nekwarmer. Ten aanzien van de boxershort zal de rechtbank de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende van dit voorwerp, nu met betrekking tot dit voorwerp geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Voor zover de officier van justitie heeft gevorderd voornoemde voorwerpen te bewaren als forensisch bewijs voor het geval in de onderhavige zaak hoger beroep wordt ingesteld, overweegt de rechtbank dat in dat geval ook de in dit vonnis genomen beslissingen over het beslag niet onherroepelijk worden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de onder hem in beslag genomen kleding, schoenen, telefoon en auto.
Daarnaast zal de rechtbank de teruggave gelasten aan [rechthebbende] van de onder haar in beslag genomen kleding en schoenen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.899,39. Dit bedrag bestaat uit € 899,39 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van de immateriële schade verzocht de vordering te matigen, gelet op de schadevergoedingen die zijn toegekend in vergelijkbare zaken.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft de kosten gevorderd voor haar rugtas, taxireizen en het eigen risico van haar zorgverzekering van 2020 en 2021. Deze kosten zijn niet door de verdediging betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten voldoende onderbouwd en komen deze de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering toewijzen.
Immateriële schade
Wat betreft het immateriële deel van de gevorderde schadevergoeding weegt de rechtbank mee dat de bewezen verklaarde feiten een enorme impact op het slachtoffer hebben gehad. De aanval van verdachte is voor het slachtoffer een zeer angstige en traumatiserende ervaring geweest. Uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij dacht dat zij het geweld van verdachte niet zou overleven. Dat dat ook bijna het geval was, volgt uit de verklaring van de deskundige ter terechtzitting. Het ligt in de verwachting dat het slachtoffer nog jarenlang de gevolgen van het handelen van verdachte zal moeten dragen. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding weegt de rechtbank ook de jonge leeftijd van het slachtoffer mee. Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 15.000,- billijk voor en zal zij daarom dit deel van de vordering eveneens toewijzen.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering geheel toe tot een bedrag van € 15.899,39, bestaande uit
€ 899,39 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
Wettelijke rente
Ten aanzien van het toegewezen bedrag aan materiële schade zal de wettelijke rente omwille van de eenvoud worden toegewezen vanaf de datum waarop de vordering van de benadeelde partij is ingediend, te weten 5 maart 2021. Voor wat betreft het toegewezen bedrag aan immateriële schade zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd, te weten 8 september 2020.
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.899,39, bestaande uit € 899,39 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 114 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

11.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te wijzen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling af te wijzen, zodat de behandeling van verdachte in het kader van de tbs-maatregel niet wordt uitgesteld.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gevorderd (parketnummer 21/002108-11 en VI-zaaknummer 99/000212-12). Verdachte is op 18 maart 2014 bij arrest van het hof te Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van deze straf is op 3 februari 2015 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend. Deze beslissing is op 23 januari 2015 aan verdachte betekend. De duur van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 852 dagen.
Veroordeelde heeft tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten gepleegd. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen, omdat de algemene voorwaarde is overtreden. De rechtbank ziet in het verweer van de raadsman dat de behandeling van verdachte in het kader van de tbs-maatregel wordt uitgesteld geen aanleiding om de vordering niet of slechts gedeeltelijk te herroepen, nu verdachte reeds vanwege de op te leggen gevangenisstraf van 5 jaren niet direct met de behandeling in het kader van de tbs-maatregel kan beginnen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 282, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder
2 primair en subsidiairten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder
1 primair, 3 en 4ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder
1 primair, 3 en 4bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 5 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag:
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Drugs, 20 pillen (G2697381);
  • 1 STK Wapen, Taser met zaklampfunctie (MD3R020123_622911);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Kleding, nekwarmer (G2692796);
  • 1 STK Telefoontoestel (G2692950, zwart, merk: Samsung);
  • 1 STK Personenauto [kenteken] (G2698016, zwart, Peugeot, met sleutels);
  • 1 STK Kleding, shirt (G2692899);
  • 1 STK Kleding, trainingspak (G2692902);
  • 1 STK Kleding trainingspak (G2692904);
  • 1 STK Kleding (G2692954, zwart);
  • 1 STK Kleding jas met bontkraag (G2692983);
  • 1 STK Schoenen (G2692955);
- gelast de
teruggave aan de rechthebbende, te weten
[slachtoffer], van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Jas spijkerjas (G2692504);
  • 1 STK Broek (G2692506);
  • 1 STK Jas (G2692505);
  • 1 STK Schoenen (G2692511);
  • 1 STK Kleding shirt (G2692507);
  • 1 STK Sok (G2692514);
  • 1 STK Ondergoed (G2692509);
  • 1 STK Ondergoed (G2692513);
- gelast de
teruggave aan de rechthebbende, te weten
[rechthebbende], van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Schoenen (G2692982, Zumo);
  • 1 STK Kleding trui (G2692996);
  • 1 STK Kleding spijkerbroek (G2692995);
- gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het volgende voorwerp:
1 STK Boxershort (G2700073, grijs en zwart);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] geheel toe tot een bedrag van € 15.899,39,bestaande uit € 899,39 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
  • wijst de vordering tot
  • gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 mei 2021.
Mr. C.A.M. van Straalen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (bij) die [slachtoffer] een arm om de keel heeft gedaan en een hand op haar mond heeft gelegd en/of een arm om de keel sloeg en een doekje op haar mond drukte waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen adem kreeg, althans die [slachtoffer] heeft gewurgd, en/of die [slachtoffer] in haar buik heeft geslagen en/of gestompt waardoor zij pijn had en moeite kreeg met ademen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (bij) die [slachtoffer] een arm om de keel heeft gedaan en een hand op haar mond heeft gelegd en/of een arm om de keel sloeg en een doekje op haar mond drukte waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen adem kreeg, althans die [slachtoffer] heeft gewurgd, en/of die [slachtoffer] in haar buik heeft geslagen en/of gestompt waardoor zij pijn had en moeite kreeg met ademen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort [slachtoffer] heeft mishandeld door een arm om de keel van die [slachtoffer] te doen en een hand op haar mond te leggen en/of een arm om de keel heeft geslagen en een doekje op haar mond heeft gedrukt waardoor die [slachtoffer] (bijna) geen adem kreeg, althans die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of die [slachtoffer] in de buik heeft geslagen en/of gestompt;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2 hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte,
- de borst(en) van die [slachtoffer] (onder de kleding) betast/aangeraakt en/of
- haar vest opengeritst en/of shirt omhoog en/of BH omhoog geschoven heeft waardoor haar buik en borsten bloot kwamen te liggen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- naar die [slachtoffer] is toegelopen en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) van haar fiets heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] (over de grond) heeft meegetrokken/gesleurd in de bosjes/een bosschage en/of die [slachtoffer] naar een verlaten, althans rustige, locatie heeft gebracht, te weten een bosschage en/of
- zijn, verdachtes, arm om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of een doekje op/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gehouden en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet/belemmerd) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen/in de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- het vest van die [slachtoffer] heeft opengeritst en/of het shirt en/of de bh van die [slachtoffer] omhoog heeft geschoven/getrokken en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “zeg dat je van mij bent” en/of “rustig, stil”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] onder meer gilde en/of zich probeerde los te worstelen en/of naar achteren en/of in zijn richting sloeg) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- naar die [slachtoffer] is toegelopen en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) van haar fiets heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] (over de grond) heeft meegetrokken/gesleurd in de bosjes/een bosschage en/of die [slachtoffer] naar een verlaten, althans rustige, locatie heeft gebracht, te weten een bosschage en/of
- zijn, verdachtes, arm om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of een doekje op/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/gehouden en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen (waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belet/belemmerd) en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) op/tegen/in de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt en/of
- het vest van die [slachtoffer] heeft opengeritst en/of het shirt en/of de bh van die [slachtoffer] omhoog heeft geschoven/getrokken en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “zeg dat je van mij bent” en/of “rustig, stil”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] onder meer gilde en/of zich probeerde los te worstelen en/of naar achteren en/of in zijn richting sloeg) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ( art 246 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3 hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4 hij op of omstreeks 8 september 2020 te Amersfoort opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] van de fiets af te trekken en/of
- bij die [slachtoffer] een arm om haar keel te doen en/of een hand op de mond te leggen en/of
- die [slachtoffer] mee te sleuren in de bosjes en/of
- die [slachtoffer] in de buik althans op/tegen het lichaam te slaan met zijn vuisten en/of handen en/of
- ( wederom) bij die [slachtoffer] een arm om de keel te doen en/of een doekje op haar mond te drukken;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 september 2020 (20200909.1830), aangevuld op 22 september 2020 (20200916.1042), 12 november 2020 (0200923.1300), 18 december 2020 (2201218.1015) en 27 januari 2021 (20210127.0900), doorgenummerd 1 tot en met 397, en het FO-dossier (ongenummerd), opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 102.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 103.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 104.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 105.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 107.
7.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 maart 2021, p. 3.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 maart 2021, inhoudende de verklaring van deskundige W.L.J.M. Duijst-Heesters, p. 2.
9.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict (Surinamelaan Amersfoort) van 12 januari 2021, blad 2.
10.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict (Surinamelaan Amersfoort) van 12 januari 2021, blad 3.
11.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 7 januari 2021, p. 6/11.
12.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 7 januari 2021, p. 7/11.
13.Een geschrift, inhoudende een NFI-rapport van 7 januari 2021, p. 8/11.
14.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] op 14 september 2020, p. 102-110.
15.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 maart 2021.