In deze zaak heeft eiseres, die van 19 mei 2015 tot en met 4 maart 2018 bijstand ontving als alleenstaande ouder, beroep ingesteld tegen de intrekking van haar bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De intrekking was gebaseerd op meldingen van een woningbouwvereniging en medewerkers van de gemeente dat eiseres niet op het uitkeringsadres woonachtig zou zijn. Na een onderzoek, dat resulteerde in een rapport van 1 mei 2019, heeft verweerder op 18 juni 2019 de bijstand ingetrokken en een terugvordering van € 34.901,12 ingesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar de besluiten zijn later aangepast, waarbij de terugvordering werd verlaagd naar € 19.172,38.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar het onderzoek ter zitting is meerdere keren geschorst vanwege haar ziekte. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 8 maart 2021 het onderzoek voortgezet via een Skype-verbinding. Eiseres heeft verschillende e-mailberichten gestuurd ter onderbouwing van haar standpunten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij daadwerkelijk op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het extreem lage water- en gasverbruik op het uitkeringsadres, evenals verklaringen van buurtbewoners, de conclusie van verweerder ondersteunen dat eiseres niet op het uitkeringsadres woonde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep voor zover dit betrekking had op de terugvordering. De rechtbank heeft het beroepschrift in dat opzicht doorgezonden naar verweerder voor behandeling als bezwaarschrift. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 6 mei 2021.