In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorginstelling (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster, die sinds 1 februari 2016 ziek is, ontvangt een WIA-uitkering. Eiseres heeft in 2019 een herbeoordeling van de WIA-uitkering aangevraagd, maar verweerder heeft vastgesteld dat de ex-werkneemster volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiseres is het hier niet mee eens en stelt dat de ex-werkneemster ook duurzaam arbeidsongeschikt is, wat recht zou geven op een IVA-uitkering.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verweerder zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzekeringsarts voldoende heeft onderbouwd waarom de ex-werkneemster niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden (GBM) en dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van haar belastbaarheid.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de WIA-uitkering niet te wijzigen, standhoudt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.