ECLI:NL:RBMNE:2021:1955

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de hoogte van de toeslag op de WIA-uitkering op basis van leefsituatie

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) met betrekking tot de hoogte van de toeslag op zijn WIA-uitkering. Eiser had op 9 april 2020 een aanvraag ingediend voor een toeslag op zijn WIA-uitkering, die hij ontving op basis van het sociaal minimum. Het UWV heeft in een primair besluit van 21 april 2020 vastgesteld dat eiser recht had op een toeslag van € 0,16 per dag, maar dit werd later aangepast na een bezwaar van eiser. Het UWV verklaarde het bezwaar gegrond en stelde dat eiser recht had op een toeslag voor bepaalde periodes in 2019.

Het geschil in deze procedure betreft de vraag of eiser terecht is aangemerkt als alleenstaande woningdeler, wat invloed heeft op de hoogte van de toeslag. Eiser betoogde dat hij in een eerdere aanvraag als alleenstaand was aangemerkt en dat zijn broer slechts op zijn adres stond ingeschreven voor postdoeleinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 9 april 2020 in zijn aanvraag zijn broer als medebewoner heeft opgegeven en dat dit ook blijkt uit de Basisregistratie Personen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende onderzoek had gedaan naar de leefsituatie van eiser en dat de beslissing om hem als woningdeler aan te merken juist was.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 15 april 2021 en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Op 9 april 2020 heeft eiser een toeslag op zijn uitkering op grond van de Wet Werk en
Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA-uitkering) tot het sociaal minimum aangevraagd.
2. Met het primaire besluit van 21 april 2020 heeft verweerder bepaald dat eiser per
1 januari 2020 een toeslag van bruto € 0,16 per dag exclusief 8% vakantiegeld ontvangt.
3. Met het bestreden besluit van 3 juni 2020 is het bezwaar gegrond verklaard. Eiser heeft
vanaf 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2019 en vanaf 1 juli 2019 tot en met 31 oktober 2019 recht op een toeslag, omdat zijn inkomen en WIA-uitkering minder bedraagt dan het voor hem geldende sociaal minimum.
4. Het onderzoek op de zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 27 januari 2021.
Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de leefsituatie van eiser door verweerder terecht
is aangemerkt als een alleenstaande woningdeler op grond waarvan de hoogte van de toeslag op de WIA-uitkering is vastgesteld. Bij een dergelijke leefsituatie geldt een lagere toeslag dan in geval iemand alleenstaand is.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
6. Het wettelijk kader in deze zaak betreft de artikelen 2, 8 en 8a van de Toeslagenwet.

Is bij de hoogte van de toeslag op de WIA-uitkering van een juiste leefsituatie uitgegaan?

7. Eiser voert aan dat hij in een eerdere aanvraag voor een toeslag op 9 juli 2019 als
leefsituatie alleenstaand heeft ingevuld. Volgens eiser heeft verweerder niet op die aanvraag beslist. Vervolgens heeft eiser ter vervanging van de eerste aanvraag op 9 april 2020 een tweede aanvraag ingediend. In dat verband voert eiser aan dat hij recht heeft op een toeslag op grond van een alleenstaande in de categorie 21 jaar en ouder. Ter onderbouwing van zijn standpunt voert eiser aan dat zijn broer slechts op zijn adres ingeschreven staat ten behoeve van de post. Zijn broer heeft daar niet zijn hoofdverblijf. Daarom wordt volgens eiser door verweerder ten onrechte uitgegaan van de kostendelersnorm.
8. De rechtbank oordeelt dat de eerdere aanvraag van eiser voor een toeslag op 9 juli 2019
buiten de omvang van dit geding valt. De rechtbank stelt vast dat eiser op 9 april 2020 in het formulier
Toeslag aanvragenonder punt 7 [A] als partner heeft opgegeven. Daarnaast staat onder punt 3 van dat formulier dat de Belastingdienst of een andere instantie zoals de Sociale Verzekeringsbank of de gemeente eiser aanmerkt als samenwonende. Verder blijkt uit de door eiser ingevulde formulieren
Informatie financiële huishouding doorgevenen
Opsturen huurcontractenop 17 april 2020 dat hij met zijn broer samenwoont. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Volgens eiser heeft verweerder geen nader onderzoek gedaan naar de juistheid van het
delen van zijn woning. Ter zitting legt eiser een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aan de rechtbank voor ter beoordeling of het op de weg van verweerder had gelegen om uit te zoeken of de medebewoner van eiser het adres slechts als postadres gebruikte en er niet feitelijk woonde. [1]
10. De rechtbank overweegt dat verweerder niet alleen is uitgegaan van de leefsituatie van
eiser zoals blijkt uit de Basisregistratie Personen, maar ook wat door eiser zelf is ingevuld. Uit allebei komt naar voren dat eiser met zijn broer samenwoont. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom voldoende onderzoek naar de leefsituatie van eiser gedaan en dit met bewijzen onderbouwd. Verder overweegt de rechtbank dat op het formulier voor het aanvragen van de toeslag op de eerste pagina een uitleg staat over de begrippen
samenwonenen
medebewoner. De door eiser ter zitting aangehaalde uitspraak van de CRvB kan eiser niet helpen, aangezien daar bij de toepassing van de kostendelersnorm sprake is van een belastend besluit in het kader van het recht op een bijstandsuitkering. In een dergelijk geval dient verweerder de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. In deze zaak is geen sprake van een belastend besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11. De rechtbank oordeelt dat eiser terecht als een alleenstaande woningdeler is aangemerkt.
Verweerder is daarom bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag op de WIA-uitkering van een juiste leefsituatie van eiser uitgegaan.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 10 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3451.