ECLI:NL:RBMNE:2021:1855
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep dat door eiser is ingediend op 28 juli 2020. Het beroep was gericht tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die op 23 juni 2020 was gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld. De indiener, mr. D.A.N. Bartels MRE, had veronderstellenderwijs beroep ingesteld namens eiser, maar had geen toereikende machtiging meegestuurd.
De rechtbank heeft Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar de overgelegde volmacht bleek niet te voldoen aan de vereisten. De rechtbank heeft herhaaldelijk verzocht om een geldige machtiging, maar de ingediende volmacht was niet afkomstig van eiser. Hierdoor was er geen toereikende machtiging voorhanden, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen proceskostenvergoeding zal worden toegekend. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.