ECLI:NL:RBMNE:2021:1855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2748 en 20/2938 t/m 20/2943
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep dat door eiser is ingediend op 28 juli 2020. Het beroep was gericht tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die op 23 juni 2020 was gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld. De indiener, mr. D.A.N. Bartels MRE, had veronderstellenderwijs beroep ingesteld namens eiser, maar had geen toereikende machtiging meegestuurd.

De rechtbank heeft Bartels in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar de overgelegde volmacht bleek niet te voldoen aan de vereisten. De rechtbank heeft herhaaldelijk verzocht om een geldige machtiging, maar de ingediende volmacht was niet afkomstig van eiser. Hierdoor was er geen toereikende machtiging voorhanden, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen proceskostenvergoeding zal worden toegekend. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 2748 en 20 / 2938 t/m 20 / 2943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2021 in de zaak tussen

mr. D.A.N. Bartels MRE, veronderstellenderwijs handelend namens

[eiser(es)], te [plaats] , eiser(es),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 28 juli 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 23 juni 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) veronderstellenderwijs ingesteld namens [eiser(es)] ( [eiser(es)] ). Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft Bartels bij brief van 3 augustus in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiser(es)] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Bij brief van
29 september 2020 heeft Bartels hierop gereageerd en een volmacht aan de rechtbank gestuurd. De volmacht bevat geen naam namens wie Bartels gemachtigd is om beroep in te stellen en in beroep op te treden. Vervolgens heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 12 januari 2021 nogmaals verzocht binnen vier weken een machtiging in te dienen. In deze laatste brief staat dat als Bartels niet (op tijd) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. In reactie hierop heeft Bartels bij brief van 8 februari 2021 een volmacht aan de rechtbank gestuurd. Met deze volmacht is hij gemachtigd om beroep in te stellen en in beroep op te treden namens [A] .
4. De overgelegde volmacht is dus geen machtiging van [eiser(es)] . Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. Bartels heeft geen reden gegeven waarom hij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep
niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.