ECLI:NL:RBMNE:2021:1854
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging
In deze zaak heeft eiser(es) op 12 oktober 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Eiser(es) 1 heeft veronderstellenderwijs beroep ingesteld namens eiser(es) 2, maar heeft geen machtiging ingediend waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens eiser(es) 2 op te treden. Dit is in strijd met artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser(es) 1 bij brief van 21 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar er is geen reactie gekomen. Een tweede aangetekende brief op 24 november 2020 met hetzelfde verzoek leidde ook niet tot een reactie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb, en zal het beroep niet inhoudelijk behandelen. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 11 maart 2021.