ECLI:NL:RBMNE:2021:1854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/3675
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken machtiging

In deze zaak heeft eiser(es) op 12 oktober 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Eiser(es) 1 heeft veronderstellenderwijs beroep ingesteld namens eiser(es) 2, maar heeft geen machtiging ingediend waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens eiser(es) 2 op te treden. Dit is in strijd met artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser(es) 1 bij brief van 21 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, maar er is geen reactie gekomen. Een tweede aangetekende brief op 24 november 2020 met hetzelfde verzoek leidde ook niet tot een reactie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb, en zal het beroep niet inhoudelijk behandelen. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 11 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3675

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser(es) 1] , veronderstellenderwijs handelend namens [eiser(es) 2], te [plaats] , eiser(es),
en

[verweerder] , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser(es) heeft ingediend op 12 oktober 2020 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 28 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Het beroep is door [eiser(es) 1] ( [eiser(es) 1] ) veronderstellenderwijs ingesteld namens
[eiser(es) 2] ( [eiser(es) 2] ). Iemand die namens een ander in beroep gaat moet, als de rechtbank daar om vraagt, een machtiging indienen waar in staat dat hij dat namens die ander mag doen. Dit staat in artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep kan niet-ontvankelijk verklaard worden als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten (artikel 6:6 van de Awb). Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
3. De rechtbank heeft [eiser(es) 1] bij brief van 21 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een machtiging in te dienen waaruit blijkt dat zij gemachtigd is om namens [eiser(es) 2] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Er is niet gereageerd op deze brief. De rechtbank heeft vervolgens op 24 november 2020 een aangetekende brief verzonden met hetzelfde verzoek. In deze laatste brief staat dat als [eiser(es) 1] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. [eiser(es) 1] heeft niet gereageerd op deze brief. [eiser(es) 1] heeft geen reden gegeven waarom zij die niet heeft opgestuurd. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is dit voortaan een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren [1] .
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.