ECLI:NL:RBMNE:2021:1793
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen informatiebeschikking in het kader van WOZ-waarde
In deze zaak heeft eiser op 3 april 2020 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2020, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente. De heffingsambtenaar heeft eiser verzocht om inlichtingen te verstrekken over de toestand van de woning, met de waarschuwing dat bij uitblijven van deze informatie een informatiebeschikking zou worden genomen. Aangezien eiser niet op dit verzoek heeft gereageerd, heeft de heffingsambtenaar op 20 mei 2020 een informatiebeschikking genomen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 19 maart 2021 heeft eiser zijn beroepsgronden toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de informatiebeschikking voorafgaand aan de WOZ-aanslag had moeten worden genomen en dat er geen sprake was van omkering van de bewijslast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin is geoordeeld dat de informatiebeschikking terecht is gegeven. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar op correcte wijze heeft gehandeld door eerst om informatie te verzoeken en pas daarna een informatiebeschikking te nemen. Eiser krijgt nog een termijn van zes weken om aan zijn informatieverplichting te voldoen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt geen proceskostenveroordeling op.