4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Het onderzoek Domum richt zich op de projectmatige aanpak van daders van de handel in harddrugs. Verbalisanten van de politie Midden-Nederland kregen van hen ambtshalve bekende harddrugsgebruikers simkaarten overhandigd. Deze gebruikers vermeldden hierbij dat zij constant sms-berichten ontvingen van drugsdealers waarin de dealers hun drugs aanprezen en aanbiedingen doorstuurden. De politie heeft vanaf begin maart 2019 deze simkaarten in gebruik genomen en zij ontvingen ook dit soort aanbiedingen. Vervolgens trachtte de politie door middel van het ingaan op de aanbiedingen en het inzetten van pseudokopers achter de identiteit van de afzenders te komen en te onderzoeken of deze personen handelden in verdovende middelen.
In het proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Op 9 maart 2019 werd het onderstaande sms-bericht verzonden door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] :
“
goeie avond bij deze doe ik vandaag actie 5halve 100 4hele 200 euro pure topspul aanwezig beller is sneller gr. [bijnaam]”
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Ik, [verbalisant 3] , had de opdracht om van het subject een gebruikershoeveelheid harddrugs te
kopen.
Op vrijdag 15 maart 2019 had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij de dealer genaamd [bijnaam] . Ik vroeg de gebruiker van dit telefoonnummer of hij mij “één hele” kon bezorgen. Ik hoorde hem zeggen dat dat goed was.
Omstreeks 16:53 (…) zag ik een kleine rode auto passeren. Ik zag dat er alleen een bestuurder in dit voertuig zat en opende het portier.
Ik hoorde dat de bestuurder zich voor stelde als “ [bijnaam] ”. Ik zag dat hij mij hierop een witte ponypack overhandigde en hoorde hem zeggen: “Gewoon 50 héh.” Hierop overhandigde ik hem 50 euro. Ik zag dat hij vervolgens een simpele mobiele telefoon uit zijn zak pakte en hier wat handelingen mee verrichtte. Ik zag dat ik op datzelfde moment werd gebeld door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde hem zeggen dat ik zijn nummer op moest slaan. Ik hoorde hem zeggen dat hij gebruik maakte van meerdere telefoonnummers.Ik zei tegen hem dat hij ook mijn nummer op moest slaan zodat hij de volgende keer wist wie ik was.
Omstreeks 18:20 uur ontving ik een tekstbericht via WhatsApp van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik zag dat de gebruiker van dit telefoonnummer verklaarde dat hij “ [bijnaam] ” was, die zojuist bij mij was geweest. Ik zag dat hij stuurde dat ik hem in het vervolg op dit telefoonnummer kon bereiken.
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2378689
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2378689
Relatie met SIN: AAMO3595NL
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3595NL 0,64 gram poeder, wit bevat cocaïne
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op zaterdag 23 maart 2019 had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik
bij de dealer genaamd [bijnaam] . Ik sprak met [bijnaam] af dat hij mij “2 hele” zou komen brengen.
Ik sprak met hem af dat hij er omstreeks 18:30 uur zou zijn.
Even later maakte ik contact met een jongen op de afgesproken plaats. Ik herkende deze jongen direct als dezelfde jongen waar ik op vrijdag 15 maart 2018 [de rechtbank begrijpt: 15 maart 2019] omstreeks 16:55 uur ook cocaïne van had gekocht.
Ik zag dat [bijnaam] een plastic zakje uit zijn broek haalde en uit dit zakje 2 witte
ponypacks pakte. Ik zag dat hij mij deze ponypacks overhandigde. Ik vroeg hem hierop:
“Gewoon 100?”
Ik hoorde dat [bijnaam] vervolgens zei: “Ja toch. Hoeveel ben je anders gewend om te geven?”
Hierop pakte ik wat briefgeld uit mijn broekzak. Ik hoorde [bijnaam] zeggen: “Hoeveel heb je daar, misschien kan ik er nog wel een mooi prijsje van maken als je nog meer neemt.” Hierop zei ik dat ik nog maar 20 had en dat ik niet nog meer hoefde.
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2385852
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2385852
Relatie met SIN: AAMO3662NL
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3662NL 1,27 gram poeder, wit bevat cocaïne.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op dinsdag 26 maart 2019 had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik
bij de dealer genaamd [bijnaam] . Ik sprak met hem af dat hij mij “een hele” zou komen brengen.
Op dezelfde dag, te 16:15 uur, parkeerde er een scooter nabij de afgesproken locatie. Ik maakte contact met de bestuurder van deze scooter. Ik zag direct dat dit dezelfde persoon betrof als van wie ik op 15 en 23 maart 2019 cocaïne had gekocht en die ik kende onder de
naam [bijnaam] . Ik zag dat [bijnaam] mij een witte ponypack overhandigde met daarop het opschrift “ [naam] ”. Ik hoorde dat [bijnaam] zei: “je weet dat dit topspul is he vriend”. Ik opende vervolgens de ponypack en zag dat deze gevuld was met een witte substantie. Ik sloot vervolgens de ponypack en overhandigde [bijnaam] 50 euro.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Op 26 maart 2019 vond er in het kader van het onderzoek Domum een pseudokoop plaats.
Ik zag dat de pseudokoper contact maakte met een persoon. Ik herkende deze persoon als dezelfde persoon waarmee de pseudokoper op 23 maart 2019 een ontmoeting had gehad.
Door mij werd een foto gemaakt van de persoon waar de pseudokoper contact mee had gehad.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
Op 28 maart 2019 werd ik door collega [verbalisant 7] benaderd. Ik zag dat hij mij de
foto toonde. Ik hoorde collega [verbalisant 7] vragen of ik de afgebeelde persoon
herkende.Ik herkende deze persoon voor 100% als de volgende persoon:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [voornaam]
Geboortedatum: [1994] .
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2385907
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2385907
Relatie met SIN: AAMO3664NL
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3664NL 0,58 gram poeder, wit bevat cocaïne.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op zaterdag 6 april 2019 had ik contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij de dealer genaamd [bijnaam] . Ik zag, middels een verzonden whatsapp bericht dat hij mij 2,5 gram aanbood voor 100 euro en 5 gram aanbood voor 200 euro. Ik sprak hierop met hem af dat hij mij 2,5 gram zou bezorgen.
Omstreeks 14:25 uur zag ik dat er een jongen verscheen op de afgesproken plaats. Ik herkende deze jongen direct als dezelfde jongen die ik op dinsdag 26 maart 2019 ook had ontmoet, nadat ik bij “ [bijnaam] ” cocaïne besteld had. Ik zag dat deze jongen mij 2 witte ponypacks overhandigde. Ik nam deze ponypacks van hem aan en rekende met hem af. Ik overhandigde hem hierop 100 euro. Ik vroeg hem of het nog laat geworden was gisterenavond. Ik hoorde hem zeggen: “Ja toch. En vanmorgen 9 uur alweer de eerste klant.” Toen ik de ponypacks opende, zag ik dat er een witte substantie in zat.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Op 6 april 2019 vond er in het kader van het onderzoek Domum een pseudokoop plaats.
Op deze dag, omstreeks 14:20 uur, had ik, middels een technisch hulpmiddel, zicht op de locatie alwaar de pseudokoop zou plaats vinden. Ik zag dat de pseudokoper contact maakte met een persoon . Ik herkende deze persoon als dezelfde persoon waarmee de pseudokoper op 23 maart 2019 en 26 maart 2019 een ontmoeting had gehad. Door mij werd een foto gemaakt van de persoon waarmee de pseudokoper contact had.
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391593
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2391593
Relatie met SIN: AAMO3747NL
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMO3747NL 1,20 gram poeder en brokjes, wit, bevat cocaïne
In een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 10] staat onder meer het volgende:
Op dinsdag, 4 juni 2019, omstreeks 6:10 uur, werd door mij (…) voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning gevestigd op de [adres] [woonplaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- een witkleurige Iphone. Vindplaats: op het bed
- vijf zwartkleurige mobiele telefoons van het merk Nokia. Vindplaats: Drie op het bed, één in de onderste lade van een klein ladekastje op het tv meubel en één in het middelste bovenste keukenkastje op de bovenste plank.
- wit papieren wikkels met hierin een witkleurige poeder. Vindplaats: In het middelste bovenste keukenkastje op de middelste plank.
- Twee plastic zakjes met hierin een witkleurige poeder. Vindplaats: Eén in een plastic tas onder de bank en één in het middelste bovenste keukenkastje op de bovenste plank.
- een weegschaaltje met hierbij stalen kleine rondjes. Vindplaats: In een plastic tas onder de bank.
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2427591
In de kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2427596
In een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 12] staat onder meer het volgende:
Goednummer: PL0900-2019072110-2427591
Relatie met SIN: AAMN8206NL
Goednummer: PL0900-2019072110-2427596
Relatie met SIN: AAMN8205NL
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8206NL poeder en brokjes, wit, uit 3,00 gram bevat cocaïne
In een NFI-rapport staat onder meer het volgende:
AAMN8205NL poeder en brokjes, wit, uit 15,73 gram bevat cocaïne
In een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Onderzoek aan het onder verdachte [verdachte] inbeslaggenomen toestel laat zien dat:
Vanaf 25-05-2019 zijn er, op dagelijkse basis, tot de dag van aanhouding, 04-06-2019, chats en gesprekken aanwezig die gaan over de aankoop en verkoop van harddrugs. Men bespreekt zaken zoals hoeveelheid en prijs.
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Waar sta jij ingeschreven? Woon je daar ook? (…)
A: In [woonplaats] , [adres] . Ik woon daar op mijzelf.
V: Heb jij een mobiele telefoon? En wat is je nummer?
A: Jazeker, [telefoonnummer] . Dat is een Iphone 5se.
V: Heb je nog meer telefoons?
A: Zeker, ik heb nog twee telefoons. Die hebben jullie in beslag genomen (…).
V: Wat voor telefoons zijn dat?
A: Twee wegwerp telefoons en nogmaals de Iphone die jullie al zojuist genoemd hebben.
V: Ik toon jou een fotoblad, met drie foto’s die genummerd zijn van 1 tot en met 3. Kun je vertellen wie de persoon is op de foto’s?
A: (…)
Foto 2, dat ben ik [rechtbank: te weten de foto zoals gemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 26 maart 2019].
Foto 3, dat ben ik ook [rechtbank: te weten de foto zoals gemaakt door verbalisant [verbalisant 7] op 6 april 2019].
Fotoblad
De rechtbank stelt op basis van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 15 maart 2019 – de dag van de eerste pseudokoop - tot en met 4 juni 2019 – de dag van de doorzoeking van de woning van verdachte en zijn daaropvolgende aanhouding - meerdere keren cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Door de officier van justitie en de verdediging is aangevoerd dat de processen-verbaal van de pseudokopen op 15 maart 2019, 23 maart 2019 en 26 maart 2019 moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat er op dat moment nog geen bevel ex artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering (Sv) was afgegeven.
De rechtbank oordeelt anders en overweegt daartoe als volgt.
Het staat vast dat ten tijde van de pseudokopen op 15 maart 2019, 23 maart 2019 en 26 maart 2019 nog geen bevel ex artikel 126i Sv was afgegeven. Dat levert een vormverzuim op in het voorbereidend onderzoek ex artikel 359a Sv. Indien binnen de door artikel 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in deze bepaling, en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient de rechtbank rekening te houden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 1 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1890) benadrukt dat aan de verschillende in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen als uitgangspunt ten grondslag ligt dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg. De rechtbank overweegt dat artikel 126i Sv de persoonlijke levenssfeer van de verdachte beschermt. Op deze levenssfeer is een inbreuk gemaakt. De rechtbank acht deze inbreuk en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt echter relatief beperkt. Het gaat immers om drie losse contactmomenten in de openbaarheid, die mede tot stand zijn gekomen naar aanleiding van een uit eigen beweging door de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] verzonden advertentie op 9 maart 2019, waarin op ondubbelzinnige wijze cocaïne te koop werd aangeboden. Daarnaast acht de rechtbank met betrekking tot de ernst van het verzuim van belang dat door de officier van justitie, met ingang van 4 april 2019, alsnog een bevel tot pseudokoop is afgegeven. Tot slot is door de verdediging, anders dan in algemene termen, niet concreet gemaakt welk nadeel verdachte door de schending zou hebben geleden, terwijl dat wel op haar weg had gelegen (ECLI:2018:437).
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat het door het vormverzuim veroorzaakte nadeel voldoende kan worden gecompenseerd door strafvermindering. Dit zal tot uitdrukking komen bij de strafmotivering. De conclusie van voorgaande is dat de rechtbank van oordeel is dat de processen-verbaal van de pseudokopen op 15 maart 2019, 23 maart 2019 en 26 maart 2019 wel voor het bewijs kunnen worden gebruikt, alsmede de daaruit voortvloeiende onderzoeksbevindingen.
Ook het betoog van de raadsman dat bij de herhaalde toepassing van de pseudokoop de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden wordt door de rechtbank niet gevolgd. Op 15 maart 2019, 23 maart 2019, 26 maart 2019 en 6 april 2019 heeft een verbalisant cocaïne gekocht bij verdachte. Uit het relaas van het onderzoek blijkt dat dealers van harddrugs continu van telefoonnummer wisselen om ontdekking door de politie te voorkomen en middels deze telefoonnummers dagelijks advertenties naar hun contacten sturen waarin zij hun drugs aanprijzen. Het meermalen toepassen van het opsporingsmiddel is naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden en vanuit oogpunt van opsporings- en maatschappelijke belangen die zijn gemoeid met het tot klaarheid brengen van structurele of omvangrijke overtredingen van de Opiumwet gerechtvaardigd te achten, zodat de officier van justitie in redelijkheid tot het meermalen toepassen van deze bevoegdheid heeft kunnen besluiten.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die in de ten laste gelegde pleegperiode gebruikmaakte van de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] of dat hij de persoon is geweest die bij alle pseudokopen de verkoper is geweest, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte ook in de periode voorafgaand aan de eerste pseudokoop op 15 maart 2019 heeft gehandeld in verdovende middelen. Verdachte zal daarom ten aanzien van de ten laste gelegde pleegperiode tot en met 14 maart 2019 partieel worden vrijgesproken.