8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld in een woning. Op 18 november 2019 is verdachte naar de woning van het slachtoffer, toentertijd een vriend van verdachte, gegaan om verhaal te gaan halen omdat het slachtoffer iets van hem zou hebben afgenomen. Hij wilde volgens eigen zeggen praten met het slachtoffer. Wat een gesprek had moeten zijn, is uitgelopen op een diefstal, waarbij verdachte het gebruik van geweld niet heeft geschuwd. Verdachte heeft vervolgens besloten spullen van het slachtoffer mee te nemen. Daarnaast heeft verdachte het slachtoffer meerdere keren geslagen en de handen van het slachtoffer vastgemaakt met ducttape. Met die laatste handeling heeft verdachte het slachtoffer weerloos gemaakt.
De gevolgen van deze actie zijn voor het slachtoffer zeer ingrijpend. Het slachtoffer is door een vriend in zijn eigen woning buiten spel gezet, geslagen en bestolen. Het slachtoffer heeft geweld en angstgevoelens moeten ondergaan in zijn eigen woning, bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet voelen. De ervaring leert dat het slachtoffer zich nog lange tijd onveilig zal voelen, juist in de eigen woning. Verdachte heeft met zijn gedrag een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarbij komt dat verdachte het vertrouwen van een vriend heeft beschaamd. Kennelijk is verdachte daar volledig aan voorbij gegaan en heeft hij enkel gedacht aan zijn eigen situatie. Een strafbaar feit als dit draagt in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Persoon van de verdachte
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 19 jaar oud. De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van verdachte, zoals mede is gebleken uit het reclasseringsadvies van 20 januari 2020, opgemaakt door mevrouw H. Wiebe, reclasseringswerker. De reclassering omschrijft verdachte als ‘een zich in de adolescentiefase ontwikkelende jongeman die nog bij zijn ouders woont, actief deel uitmaakt van het gezin en nog afhankelijk is van zijn ouders in pedagogische begeleiding en levensonderhoud.’ Uit het advies blijkt verder dat de zelfstandigheid van verdachte zich nog in een leerfase bevindt en het afronden van scholing als zeer gewenst wordt beschouwd. Gelet op het voornoemde acht de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd.
De rechtbank neemt dit advies van de reclassering over, ook al is het advies inmiddels meer dan een jaar oud. Hiervoor is mede van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij ook nu nog thuis woont en van plan is met een opleiding te gaan beginnen en ook overigens niet veel veranderd is in zijn persoonlijke omstandigheden.
Verder blijkt uit het reclasseringsadvies dat sprake is van ADHD-problematiek bij verdachte. Hierdoor kan verdachte impulsief reageren en heeft hij doorgaans moeite om de consequenties van zijn handelen te overzien.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte zijn verantwoordelijkheid neemt voor hetgeen is gebeurd, zijn spijt betuigt en inziet dat zijn gedrag absoluut niet de juiste oplossing is geweest. Ook ziet de rechtbank op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 februari 2021 dat verdachte na het onderhavige feit niet opnieuw in aanraking is gekomen met justitie.
LOVS-oriëntatiepunten
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een diefstal met geweld uit van een taakstraf voor de duur van 60 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. De rechtbank gaat niet uit van de oriëntatiepunten voor een woningoverval, waarvoor in de regel een veel zwaardere straf wordt opgelegd . Ondanks het feit dat de diefstal met geweld zich in de woning heeft afgespeeld en de handen van het slachtoffer zijn vastgemaakt met ducttape, acht de rechtbank het met inachtneming van de concrete feiten en omstandigheden van dit geval niet passend het feit voor het bepalen van de strafmaat als een woningoverval te kwalificeren. Wat begon als een normaal samenzijn van vrienden is ineens hevig geëscaleerd, waarbij met geweld verhaal is gehaald. In deze plotselinge ontsporing ziet de rechtbank aanleiding om aan te sluiten bij de oriëntatiepunten die zien op diefstal met geweld op straat, ook omdat niet de hele woning is doorzocht.
Strafverzwarende omstandigheden zijn aanleiding om het uitgangspunt voor de strafmaat van het LOVS te verhogen. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uren. De rechtbank overweegt dat de plaats van het delict als een strafverzwarende omstandigheid gezien moet worden.
Strafoplegging
De officier van justitie eist een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar. De officier van justitie heeft daarbij aansluiting gezocht bij de OM-richtlijnen voor straatroof.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin. Als strafverzwarend geldt de plaats van het delict. In het voordeel van verdachte weegt mee het tijdsverloop tussen het strafbare feit en het tijdstip van berechting, waarin verdachte geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft verder zijn verantwoordelijkheid willen nemen en geprobeerd onder begeleiding met het slachtoffer in gesprek te komen. De rechtbank ziet wel aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Dat komt voort uit het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden. De rechtbank let daarbij op de ernst van het feit, die met name tot uitdrukking komt in de aard en ernst van het gebruikte geweld en de plaats van het delict. De rechtbank bekijkt de ernst van het feit in samenhang met voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verder vindt de rechtbank het gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte wel passend en noodzakelijk om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Met een voorwaardelijk strafdeel wordt een signaal aan verdachte afgegeven dat hij zich in de toekomst moet weerhouden van het plegen van dit soort feiten. Aan de voorwaardelijke straf kunnen verder de bijzondere voorwaarden, die door de reclassering zijn geadviseerd, worden gekoppeld. Het gaat om een meldplicht bij reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. Verdachte wordt op die manier gestimuleerd in en geholpen bij zijn ontwikkeling naar zelfstandigheid en eventuele ADHD-problematiek.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van een jaar gekoppeld moet worden, gelet op het tijdsverloop in de zaak en het feit dat verdachte sinds onderhavig feit niet opnieuw in aanraking is gekomen met justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren
,te vervangen door 60 dagen jeugddetentie bij niet (volledige) of niet juiste voldoening, waarvan 60 uren voorwaardelijk, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie bij niet (volledige) of niet juiste voldoening, met aftrek van voorarrest, en oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden is.