4.3Het oordeel van de rechtbank
Na het ongeval is door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een verkeersongevalanalyse gemaakt. Van deze analyse is door hen op 20 januari 2018 proces-verbaal opgemaakt. Hierin hebben zij onder meer het volgende gerelateerd:
Datum ongeval: 30 oktober 2017.(…) Bij dit incident waren de volgende voertuigen betrokken:
Voertuig 1: bedrijfsauto, Scania.
Kenteken : [kenteken]
Met daar achter gekoppeld:
Voertuig 2: Oplegger
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 3: bedrijfsauto
Fabrieksmerk : Volkswagen
Type: Crafter
Kenteken : [kenteken]
De bestuurder van de Volvo raakte als gevolg van dit ongeval zwaar gewond.
Voertuig 4: personenauto
Fabrieksmerk : Volvo
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 5: personenauto
Fabrieksmerk : Opel
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 6: personenauto
Fabrieksmerk : Skoda
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 7: bedrijfsauto
Fabrieksmerk : Mercedes
Kenteken : [kenteken]
Voertuig 8: personenauto
Fabrieksmerk : BMW
Kenteken : [kenteken](…)
Het ongeval vond plaats op rijksweg A12.(…)
De rijksweg A12 is een voor het openbaar verkeer openstaande autosnelweg gelegen buiten de bebouwde kom van de Meern.(…) De bij dit ongeval betrokken Volvo heeft op 30 oktober 2017 om 16:30:28 uur (atoomtijd) een E- call melding verstuurd naar een alarmcentrale. Een dergelijke melding wordt verstuurd vanuit het voertuig zelf op het moment dat een bots sensor wordt getriggerd en/of als één of meerdere airbags worden geactiveerd.(…) In de rijrichting van de Scania is de bestuurder 600 meter voor de plaats van het ongeval een snelheidsbeperking op de matrixborden van 70 km/h met knipperlichten om aan te geven dat er filevorming was gepasseerd. Vervolgens is de bestuurder van de Scania 200 meter voor de plaats van het ongeval een snelheidsbeperking op de matrixborden van 50 km/h met knipperlichten om aan te geven dat er filevorming was gepasseerd. Met bovenstaande gegevens hebben wij vast kunnen stellen dat de bestuurder van de Scania 600 meter voor de plaats van het ongeval al een snelheidsbeperking tegen kwam en daarbij werd gewaarschuwd voor filevorming.(…) Vrijwel zeker zijn de betrokken voertuigen op elkaar gedrukt doordat de Scania achterop de stilstaande of bijna stilstaande file reed. (…)
betrokkene [slachtoffer 1] , bestuurder Volvo.
Na het ongeval is verdachte ter plaatse door de politie ondervraagd. Verdachte heeft toen onder meer het volgende verklaard:
Ik reed in mijn vrachtwagen op de rechterrijstrook van de hoofdrijbaan A12 in de richting van Arnhem. Ik wilde de baan voor de A2 in de richting van 's-Hertogenbosch gaan volgen. (…) Toen ik zag dat er ruimte was stuurde ik mijn vrachtwagen naar de rijstrook in de richting 's-Hertogenbosch. Ik reed ongeveer 60 a 70 km/u.
Verdachte is op 24 april 2018 door de politie verhoord. Hij heeft in dit verhoor onder meer het volgende verklaard:
Er reden overal om mij heen auto's. Het was heel druk. (…) Op de rijstroken voor rechtsaf richting A27 en de A2 brandden de matrixen op 70 km/u. De lampen voor de filewaarschuwing knipperden ook. Voor de splitsing van de snelwegen zag ik de matrixen al branden op de stroken voor rechtsaf. Op de doorgaande weg brandde de matrixen niet. Het verkeer reed langzaam op de banen voor rechtsaf. Op de doorgaande weg werd sneller doorgereden. (…) Ik wilde invoegen, moest drie banen opschuiven.
Getuige [slachtoffer 2] is op 8 januari 2018 (nader) gehoord door de politie. [slachtoffer 2] heeft in dit verhoor onder meer het volgende verklaard:
A: Voor mij stond een zwarte Volvo zo'n klein model. Ik werd van achter aangereden door die rood-witte Scania vrachtwagen. (…)
V: Hoe was het verkeersbeeld op het moment dat de file ontstond?
A: Rustig, de voertuigen voor mij reden steeds langzamer en we stonden op een gegeven moment stil. Ik heb niet plotseling hoeven remmen. Ik weet wel dat ik er geattendeerd op werd dat het verkeer in een file belandde en zo reageerde het overige verkeer ook, gewoon rustig.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte en hiervan op 4 december 2018 proces-verbaal opgemaakt. Hierin heeft hij onder meer het volgende gerelateerd:
Ik heb voor mijn onderzoek gebruik gemaakt van de bewijsbestanden van de Apple iPhone 7 telefoon van verdachte [verdachte] .(…)
2017-10-30 16:30:09 De applicatie WhatsApp werd geopend.
Actieve gebruikershandeling: JA
2017-10-30 16:30:11 Algemeen chatoverzicht werd geopend
Actieve gebruikershandeling: JA
2017-10-30 16:30:16 Chat met partij [telefoonnummer] werd geopend
Actieve gebruikershandeling: JA
2017-10-30 16:30:18 De camera werd geactiveerd (via WhatsApp)
Actieve gebruikershandeling: JA
2017-10-30 16:30:22 De media multi-send preview werd geopend (via WhatsApp)
Actieve gebruikershandeling: JA
2017-10-30 16:30:26 De camera was actief (geopend)
Actieve gebruikershandeling: JA (…)
Al deze gebeurtenissen zijn het gevolg geweest van handmatige handelingen die de gebruiker van het toestel op het scherm in de interface van WhatsApp verrichtte. (…) Ik heb vervolgens binnen het bestandssysteem van de telefoon onderzoek gedaan naar verdere relevante sporen van 30 oktober 2017 rondom 16:30 uur en in aansluiting op de hierboven vermelde bevindingen. Ik zag dat in de map “\mnt2\mobile\Containers\Data\Application\ [nummer] \Library\Camera\” een fotobestand aanwezig was met aanmaakdatum en tijd van 30 oktober 2017 om 16:30:21 uur. Dit betrof een vervaagde foto met een dashboarddoorzicht door een ruit met daarachter auto's en remlichten.
[slachtoffer 1] is na het ongeval op 30 oktober 2017 onderzocht in het ziekenhuis. De behandelend geneeskundige heeft over zijn fysieke toestand onder meer het volgende verklaard:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1] . Datum waarop voornoemd persoon werd onderzocht: 30 oktober 2017. Uitwendig waargenomen letsel: niet kunnen bewegen van benen. Overige van belang zijnde informatie: (…) breuken 9 en 10e borstwervel, daarbij gedeeltelijke dwarslaesie.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van de verdachte in de zin van deze bepaling. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld in vorenbedoelde zin aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Er bestaan verschillende gradaties van schuld. De lichtste vorm is een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid, gevolgd door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag, waarna de zwaarste vorm roekeloos verkeersgedrag is. Bij de beoordeling van de vraag of in dit geval sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW acht de rechtbank het volgende van belang.
Op een chauffeur van een vrachtwagen rust een grote verantwoordelijkheid in het wegverkeer. Van een beroepschauffeur, zoals verdachte, mag verwacht worden dat hij met grote alertheid reageert op knoop- en knelpunten met verhoogd filegevaar. Dit verhoogde filegevaar was gelet op de dag en het tijdstip (maandagmiddag omstreeks 16.30 uur) - zeker voor een beroepschauffeur - te verwachten.
Het besturen van een vrachtwagen vergt - alleen al vanwege de grote massa van het voertuig en daarbij behorende lange remweg - continue alertheid, voortdurende oplettendheid en bedachtzaamheid op onvoorziene omstandigheden. Het niet naleven van die wettelijke grondnormen kan grote gevolgen hebben, zoals in deze zaak is gebleken.
De rechtbank concludeert op basis van de gebruikte bewijsmiddelen dat verdachte in de spits reed op een drukke snelweg waarop hij met zijn vrachtwagen drie rijbanen moest opschuiven om op de juiste rijbaan terecht te komen. Het opschuiven van drie rijbanen met een vrachtwagen in een drukke wegsituatie vergt grote voorzichtigheid en oplettendheid. Daar komt bij dat op de rijbanen waarover verdachte zich verplaatste knipperende matrixborden brandden die in verband met filevorming lagere maximumsnelheden aangaven dan gebruikelijk en aldus voor die filevorming waarschuwden. Getuigen hebben verklaard dat het verkeer op de afrit langzaam tot stilstand kwam.
De rechtbank leidt hieruit af dat (het ontstaan van) de file ook voor verdachte gedurende enige tijd zichtbaar moet zijn geweest. Desondanks is verdachte uiteindelijk met zijn vrachtwagen ingereden op een voor hem gevormde file. Verdachte heeft hierop onvoldoende geanticipeerd door zijn snelheid niet tijdig te minderen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat dit rijgedrag van verdachte in de gegeven omstandigheden op zichzelf al te kwalificeren is als schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank neemt verder bij het bepalen van de mate van schuld het telefoongebruik van verdachte zeer kort voor het ongeval in aanmerking. Verdachte heeft, terwijl hij zich zijwaarts in zijn vrachtwagen over een drukke weg verplaatste, gedurende tenminste 17 seconden gebruikershandelingen verricht op zijn telefoon. Hij heeft de chatapplicatie WhatsApp geopend, in die applicatie de camerafunctie geactiveerd en vervolgens een foto gemaakt. Enkele seconden later vond de aanrijding plaats.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat – met name door de combinatie van onvoorzichtig rijden en actief telefoongebruik – verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, waardoor een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die het gedrag van verdachte rechtvaardigen of zijn schuld wegnemen.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer 1] is als gevolg van de aanrijding gewond geraakt. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat bij [slachtoffer 1] op de dag van het ongeval onder meer een gedeeltelijke dwarslaesie is vastgesteld. Blijkens een rapport van internist vasculaire geneeskunde Dr. [A]was verdachte door deze dwarslaesie in mei 2018 rolstoel gebonden. De rechtbank is van oordeel dat de dwarslaesie die [slachtoffer 1] ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de ruiterembolie waaraan de heer [slachtoffer 1] maanden na het ongeval is overleden het gevolg is van het ongeval. De rechtbank zal verdachte daarom voor dit deel van het ten laste gelegde vrijspreken.
Partiële vrijspraak overtreding rusttijden wet
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het niet genieten van de rusttijden als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 561/2006. Op grond van het dossier is niet vast te stellen dat verdachte op de dag van het ongeval onvoldoende rust heeft genomen. Uit het boeterapport volgt dat verdachte op de dag van het ongeval om 16:45 uur rust had moeten nemen voor een aansluitende periode van 9 uur. Dit tijdstip ligt na het tijdstip van het ongeval (16:30 uur).