ECLI:NL:RBROT:2020:10248

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
10/690039-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met vrachtauto

Op 12 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op de A16 op 13 januari 2018. De verdachte, een ervaren beroepschauffeur, bestuurde een vrachtauto en veroorzaakte een kettingbotsing waarbij één persoon om het leven kwam en meerdere anderen gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen door tijdens het rijden op zijn telefoon WhatsApp-berichten te lezen en te verzenden. Dit leidde tot een aanrijding met stilstaande voertuigen, waarbij de bestuurder van een Mazda, [naam slachtoffer 1], ter plaatse overleed aan zijn verwondingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan overtredingen van artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Daarnaast kreeg hij een geldboete van € 1.000,-. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van de straf op zijn transportbedrijf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/690039-18
Datum uitspraak: 12 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E. Benhaim, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot:
ten aanzien van feit 1: een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, en
ten aanzien van feit 2: een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Niet kan worden bewezen dat de verdachte zeer of tenminste aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gereden. Van de ten laste gelegde handelingen is alleen het tijdens het rijden op zijn telefoons lezen en verzenden van WhatsApp-berichten verwijtbaar. Dat hij met de vrachtauto heeft gereden met een op de cruisecontrol ingestelde snelheid van 83 kilometer per uur is niet strafbaar of verwijtbaar. Hij reed daarmee langzamer dan het verkeer voor hem. Dat hij (met de cruisecontrol aan) met die snelheid bleef rijden toen hij wilde wisselen van baan, was evenmin onzorgvuldig. Snelheid minderen was voor hem geen veilige optie, omdat het verkeer op de andere rijbanen sneller reed. Zijn telefoongebruik is absoluut fout geweest en de verdachte is zich daarvan terdege bewust en is daarover ook schuldbewust. Het causaal verband tussen dit telefoongebruik en het ongeval kan echter niet worden bewezen. Daarvoor is alleen het openen van het WhatsApp-bericht kort voor het ongeval van belang, maar er kan niet worden vastgesteld dat deze gedraging heeft bijgedragen aan het verwijt van artikel 6 WVW. De politie concludeert dat dit bericht 3 seconden voor het ongeval is geopend, maar uit het onderzoek dat door de onafhankelijke deskundige ( [naam deskundige] ) is uitgevoerd op verzoek van de verdediging volgt dat dit bericht ook 5 seconden voor het ongeval kan zijn geopend. Daarbij wordt benadrukt dat 5 seconden wellicht weinig lijkt, maar een dergelijke periode kan in een verkeerssituatie veel zijn. In fracties van seconden kan het verkeersbeeld drastisch wijzigen. De verdachte heeft verklaard dat hij in de seconden voor het ongeval niet met zijn telefoon bezig was. Hij had zijn aandacht gericht op de weg en keek in zijn spiegels. Hij was voornemens om een baan op te schuiven naar links en toen hij weer voor zich keek, stond het verkeer stil. Het scenario dat hij zijn voertuig onder de gegeven feiten en omstandigheden ook niet tijdig tot stilstand had kunnen brengen als hij het WhatsApp-bericht niet had geopend, is een zeer realistisch scenario. Er was sprake van een uitzonderlijke situatie, namelijk dat een auto (de Seat die voor de slachtoffers reed) plotseling tot stilstand kwam op de snelweg. Ten tweede dient rekening te worden gehouden met het feit dat de trekker oplegger combinatie waarin de verdachte reed een langere remweg heeft dan de personenauto’s die om hem heen reden en die ter nauwer nood wel hebben kunnen stoppen of uitwijken.
4.1.2.
Beoordeling
Het verkeersongeval
Vast staat dat er op zaterdag 13 januari 2018, omstreeks 14:33 uur een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de rijksweg (snelweg) A16 te [plaats delict] . Bij dit ongeval waren een vrachtauto (een trekker met oplegger), bestuurd door de verdachte en vier personenauto’s, te weten een Mazda CX 5, bestuurd door [naam slachtoffer 1] , een Volkswagen Up, bestuurd door [naam slachtoffer 2] , een grijze Fiat Panda, bestuurd door [naam slachtoffer 3] , en een groene Seat Cordoba betrokken.
Alle betrokken voertuigen reden op de linker rijbaan van de A16, komende uit de richting van de gemeente Hendrik Ido Ambacht en gaande in die van het verkeersknooppunt Terbregseplein. De Seat is daar op die rijstrook in korte tijd stilgevallen, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van een storing in het elektrische circuit van de auto. Deze auto minderde eerder vaart en kwam nagenoeg tot stilstand. Hierdoor zijn de daarachter rijdende Fiat, Volkswagen en Mazda achter de Seat ook tot stilstand gekomen.
De verdachte, die met zijn trekker met oplegger achter de Mazda reed, is toen frontaal op de achterzijde van de voor hem op de rijbaan aanwezige Mazda gebotst. Die botsing veroorzaakte vervolgens een kettingbotsing tussen de Mazda, de Volkswagen en de Fiat, waarbij er ook een botsing plaatsvond tussen de Fiat en de vrachtauto.
Nadat de Mazda werd aangereden door de vrachtauto werd de Mazda ongeveer 12,50 meter verder met het linker gedeelte van de voorzijde tegen het rechter gedeelte van de achterzijde van de Volkswagen gedrukt. Daardoor is de Volkswagen linksom geroteerd en tegen de achterzijde van de Fiat gebotst. De Mazda is na de botsing met de trekker en de Volkswagen met de linker flank tegen de rechter flank van de trekker en de oplegger tot stilstand gekomen. De Volkswagen is na de botsing met de Mazda en de Fiat ook tegen de linker voorzijde van de trekker gebotst en is voor de voorzijde van de trekker langs met de linker flank tegen de rechter flank van de trekker tot stilstand gekomen. De trekker met oplegger is ongeveer 53 meter na de eerste botsing gedeeltelijk op rijstrook 1 en 2 tot stilstand gekomen. De Fiat is na de botsing met de Volkswagen geslipt en ongeveer 135 graden links om zijn hoogte-as gedraaid en ongeveer 12 meter rechtsvoor de trekker met oplegger op rijstrook 3 tot stilstand gekomen. De betrokken Seat bleek niet aangereden te zijn.
De gevolgen van dit verkeersongeval waren verstrekkend. De bestuurder van de Mazda, [naam slachtoffer 1] , overleed ter plaatse aan zijn verwondingen en de bestuurder van de Volkswagen, [naam slachtoffer 2] , en de inzittenden van de Fiat, [naam slachtoffer 3] en haar partner [naam slachtoffer 4] , raakten gewond. Het letsel van [naam slachtoffer 3] betrof onder meer een gebroken bekken. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel.
De centrale vraag in deze strafmaat is de schuldvraag; is er aan de zijde van verdachte sprake van schuld in de betekenis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet?
Is er schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW?
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een zeer, dan wel aanmerkelijke, mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Allereerst wordt vastgesteld dat de verdachte aan het verkeer deelnam met een trekker met oplegger en als een ervaren en geschoold beroepschauffeur. Van hem mag alleen al daarom een hoge mate van voorzichtigheid en zorgvuldigheid ten opzichte van andere verkeers-deelnemers worden verwacht.
De bestuurders van de Fiat, de Volkswagen en de Mazda hebben tijdig en adequaat gereageerd op de verkeerssituatie voor hen, waarbij de Seat snelheid minderde en nagenoeg tot stilstand kwam. Zij hebben alle drie hard en tijdig geremd en de gevarenlichten van hun voertuigen aan gedaan. Dit is verklaard door de slachtoffers en hun verklaringen worden op dit punt nadrukkelijk ondersteund door de verklaring van een onafhankelijke getuige ( [naam getuige] ). Deze getuige reed op een andere rijbaan en is op geen enkele wijze bij het ongeval betrokken geraakt. Ook uit de bevindingen van de verbalisanten die de verkeers-ongevallenanalyse hebben uitgevoerd volgt dat de gevarenlichten van de Fiat en Mazda in werking waren.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte op het moment dat de Fiat, de Volkswagen en de Mazda (vrijwel) stilstonden nog op ruime afstand van deze auto’s reed met de in de cruisecontrol ingestelde snelheid van iets meer dan 80 kilometer per uur. Gelet op zijn hoge positie in de trekker had de verdachte bovendien goed zicht op de weg. De verdachte had dus ook de vier auto’s voor hem moeten zien en had moeten opmerken dat de alarmlichten van deze auto’s gingen branden, dat zij snel vaart minderden en (nagenoeg) tot stilstand kwamen.
Van elke verkeersdeelnemer, en zeker van een bestuurder van een groot en zwaar motorvoertuig, mag worden verwacht dat hij steeds in nauw contact blijft met de situatie op de weg voor zich. Uit de vastgestelde tachograafgegevens blijkt dat verdachte met een snelheid die (nagenoeg) gelijk was aan de snelheid waarop de cruisecontrol was ingesteld, van achteren is ingereden op de Mazda die werd bestuurd door de heer [naam slachtoffer 1] . Uit niets blijkt dat verdachte in de periode voorafgaand aan de aanrijding zijn rijgedrag heeft aangepast aan de situatie op de rijbaan voor hem. Uit de omstandigheid dat andere bestuurders wel tijdig hun voertuig tot (nagenoeg) stilstand konden brengen, volgt al dat er bij normaal verkeersgedrag voldoende tijd en gelegenheid was voor de bestuurders om de snelheid van zijn of haar voertuig zo aan te passen dat er geen aanrijding/botsing was ontstaan vóórdat verdachte inreed op achterste auto, de rode Mazda.
Uit de onderzoeken van de Forensisch Opsporing, Verkeerongevallenanalyse (hierna: VOA) blijkt bovendien dat hij ook toen het verkeer voor hem verder doorremde, zelf niet heeft geremd of zijn snelheid op andere wijze heeft aangepast. Uit de gegevens in de tachograaf van de vrachtauto blijkt immers dat de snelheid van de vrachtauto tot ongeveer 1 seconde voor het ongeval 82 kilometer per uur was en dat hij evenmin een noodremming heeft gemaakt. Bij dit alles staat verder vast dat de verdachte ten tijde van het ongeval al zeer geruime tijd (ongeveer 15 minuten) op twee mobiele telefoons handmatig ontvangen WhatsApp-berichten heeft gelezen en in die periode zelf WhatsApp-berichten heeft verzonden. Uit dat onderzoek volgt bovendien dat hij het laatste WhatsApp-bericht (een screenshot/afbeelding) kort voor het ongeval ontvangen heeft en hij die zeer kort (3 à 5 seconden) voor het ongeval nog heeft bekeken en daarbij dit bericht daadwerkelijk heeft geopend. Dat hij korte tijd voorafgaand aan het ongeval nog met zijn telefoon(s) bezig was wordt ook ondersteund door de verklaring van [naam slachtoffer 2] , die er op neerkomt dat zij zag dat verdachte naar rechts gedraaid zat. Het is algemeen bekend dat –in elk geval- handmatig telefoongebruik tijdens het deelnemen aan het verkeer, en zeker het lezen en versturen van berichten, de aandacht op de weg in sterke mate afleidt. Alleen het feit dat verdachte door iets sterk was afgeleid kan verklaren dat hij niet tijdig heeft gezien dat het verkeer voor hem (nagenoeg) stilstond en dat de bestuurders van de later aangereden auto’s de gevarenlichten aan hadden gedaan.
Deze gedragingen van verdachte zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte op zeer onvoorzichtige en zeer onoplettende wijze heeft gereden. Hij heeft op geen enkele wijze gereageerd op de situatie op de rijbaan voor hem, terwijl hij daar wel goed zicht op had. De verdachte heeft gedurende - gelet op de concrete omstandigheden- veel te lange tijd zijn aandacht niet bij het overige verkeer en de weg voor zich gehouden. Bewezen is daarom dat het verkeersongeval, als gevolg waarvan [naam slachtoffer 1] is overleden en [naam slachtoffer 3] zwaar gewond is geraakt, aan zijn schuld te wijten is.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1, primair.
hij op 13 januari 2018 te [plaats delict] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend en te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een op ongeveer 83 km/u ingestelde cruisecontrol heeft gereden en is blijven rijden en
  • tijdens het rijden op zijn telefoon berichten heeft gelezen en berichten heeft verzonden (via Whatsapp) en
  • (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden en
  • (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer langzaam reed dan wel stilstond en
  • met een snelheid van ongeveer 82 km/u tegen twee vóór hem, verdachte, stilstaande of zeer langzaam rijdende personenauto’s is aangebotst of aangereden, waardoor (vervolgens) één van die auto’s werd voortgeduwd tegen een andere personenauto,
als gevolg waarvan
  • [naam slachtoffer 1] werd gedood en
  • [naam slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
2.
hij op 13 januari 2018 te [plaats delict] als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een op ongeveer 83 km/u ingestelde cruisecontrol heeft gereden en is blijven rijden en
  • tijdens het rijden op zijn telefoon berichten heeft gelezen en berichten heeft verzonden (via Whatsapp) en
  • (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden en
  • (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer langzaam reed dan
  • wel stilstond en
  • met een snelheid van ongeveer 82 km/u tegen twee vóór hem, verdachte,
stilstaande of zeer langzaam rijdende personenauto’s is aangebotst of aangereden, waardoor (vervolgens) één van die auto’s werd voortgeduwd tegen een andere personenauto;
waarbij aan [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 2] letsel werd toegebracht).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1, primair.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
2.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich in het verkeer zeer onvoorzichtig en onoplettend te gedragen. Hij heeft met een zware vrachtwagencombinatie (trekker met oplegger) deelgenomen aan het verkeer. Hij kent als ervaren beroepschauffeur de gevaren op de weg én weet dat hij zijn aandacht op de weg moet houden om steeds tijdig te kunnen anticiperen en (vooral) te reageren, ook op een onverwachte situatie zoals in deze zaak, wanneer een auto als gevolg van technische problemen stilvalt op de snelweg. Hij heeft dit ten tijde van het ongeval op de A16 te [plaats delict] in zeer onvoldoende mate gedaan en dit is hoogstwaarschijnlijk (mede) te wijten aan zijn telefoongebruik voorafgaand aan het ongeval. Hij heeft, terwijl zijn trekker met oplegger op de cruise control iets meer dan 80 kilometer per uur reed, op de ring van Rotterdam WhatsApp-berichten op zijn telefoon gelezen en heeft dergelijke berichten ook vanachter het stuur van zijn motorvoertuig verstuurd. Ook kort voor het ongeval heeft hij nog een bericht geopend. Hij heeft veel te laat opgemerkt dat de auto’s voor hem (nagenoeg) stilstonden en is hierdoor met onverminderde vaart ingereden op een aantal andere auto’s met inzittenden. Als gevolg daarvan is één slachtoffer overleden en één slachtoffer zwaar gewond geraakt. Daarnaast waren er nog twee slachtoffers met verwondingen.
Door het rijgedrag van de verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer. Op de zitting heeft zijn dochter namens haar moeder en het hele gezin een slachtofferverklaring voorgelezen en hierin is op indrukwekkende wijze naar voren gebracht dat zij sindsdien een zeer groot verdriet hebben om dit plotselinge onherstelbare verlies. Ook voor de andere slachtoffers zijn de gevolgen van dit verkeersongeval ingrijpend geweest, zoals onder meer blijkt uit de door [naam slachtoffer 2] voorgelezen slachtofferverklaring. Zij heeft aangegeven dat zij ook na ruim twee jaar nog niet volledig is hersteld.
Dit alles wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank ziet tegelijkertijd dat ook de verdachte het er zeer moeilijk mee heeft dat hij dit ongeval en de gevolgen ervan heeft veroorzaakt. Hij heeft op zitting ook spijt betuigd zowel richting [naam slachtoffer 2] als aan de nabestaanden van [naam slachtoffer 1] . Hij komt hierbij oprecht over. Hij heeft na het ongeval ook contact gehad met een aantal van de slachtoffers, onder wie [naam slachtoffer 2] , en staat ook open voor contact met de nabestaanden indien zij daar op enig moment behoefte aan zullen hebben.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2020 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte een eigen transportbedrijf heeft en in de taakverdeling tussen hem en de andere directeur van het bedrijf voornamelijk optreedt als een van de chauffeurs, dus in beginsel zijn rijbewijs nodig heeft binnen zijn gebruikelijke taakinvulling.
7.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is in de onderhavige zaak op 13 januari 2018 aangehouden. Op deze datum is in deze zaak de redelijke termijn aangevangen. Tussen die datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van twee jaren en tien maanden. Dit betekent een overschrijding van de redelijke termijn met tien maanden. Deze overschrijding houdt deels verband met de door de verdediging ingediende onderzoekswensen, maar is grotendeels niet toe toe te rekenen aan de verdachte. Evenmin is er sprake van andere bijzondere (zaaksinhoudelijke) omstandigheden die een logische verklaring geven voor deze overschrijding. Dit dient daarom gecompenseerd te worden door een beperkte vermindering van de straf.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Daarbij is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, waarbij de rechtbank ook heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake art. 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank weegt in het nadeel van de verdachte mee dat hij, als ervaren beroepschauffeur en bestuurder van een trekker met oplegger, zich tijdens het rijden heeft bezig gehouden met het lezen en versturen van WhatsApp-berichten. Gelet daarop acht de rechtbank onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, zoals door de officier van justitie is geëist, in beginsel passend. Echter, gelet op de (nagenoeg) blanco documentatie van de verdachte en gelet op de omstandigheid dat (een langdurige) detentie voor hem en zijn bedrijf verstrekkende gevolgen heeft, zal de rechtbank een groot gedeelte van deze gevangenisstraf, namelijk 6 maanden, in voorwaardelijke vorm opleggen.
Gelet op deze ernstige verkeersfouten zal de rechtbank tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. Aan dit voorwaardelijke deel wordt een proeftijd van 3 jaren verbonden. Het beroep en de functie van verdachte maken dat deze ontzegging veel ingrijpender zal zijn dan voor een gemiddelde verdachte die voor zijn maatschappelijk functioneren niet of veel minder afhankelijk is van zijn rijbewijs.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf en de ontzegging van de rijbevoegdheid dienen er ook toe de verdachte ervan te weerhouden om nogmaals een strafbaar feit te begaan.
Met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde feit wordt een geldboete van € 1.000,-, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 1 primair (onderdeel 1, de overtreding van artikel 6 WVW met dodelijke afloop)
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt voor beide voorwaardelijke straffen als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de genoemde proeftijden niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 2 tot een
geldboete van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. M.A. van der Laan-Kuijt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2020.
De jongste en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te [plaats delict] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een op ongeveer 83 km/u ingestelde cruisecontrol heeft gereden en is blijven rijden en/of
  • tijdens het rijden op zijn telefoon berichten heeft gelezen en berichten heeft verzonden (via Whatsapp) en/of
  • (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden en/of
  • (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer langzaam reed dan wel stilstond en/of
  • met een snelheid van ongeveer 82 km/u tegen twee vóór hem, verdachte, stilstaande of zeer langzaam rijdende personenauto’s is aangebotst of aangereden, waardoor (vervolgens) één van die auto’s werd voortgeduwd tegen een andere personenauto,
als gevolg waarvan
  • [naam slachtoffer 1] werd gedood en
  • [naam slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art. 6 Wegenverkeerswet 1994)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te [plaats delict] als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een op ongeveer 83 km/u ingestelde cruisecontrol heeft gereden en is blijven rijden en/of
  • tijdens het rijden op zijn telefoon berichten heeft gelezen en berichten heeft verzonden (via Whatsapp) en/of
  • (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden en/of
  • (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer langzaam reed dan wel stilstond en/of
  • met een snelheid van ongeveer 82 km/u tegen twee vóór hem, verdachte, stilstaande of zeer langzaam rijdende personenauto’s is aangebotst of aangereden, waardoor (vervolgens) één van die auto’s werd voortgeduwd tegen een andere personenauto;
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te [plaats delict] als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
  • met een op ongeveer 83 km/u ingestelde cruisecontrol heeft gereden en is blijven rijden en/of
  • tijdens het rijden op zijn telefoon berichten heeft gelezen en berichten heeft verzonden (via Whatsapp) en/of
  • (aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich heeft gehouden en/of
  • (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
  • niet (tijdig) heeft opgemerkt dat het verkeer vóór hem zeer langzaam reed dan
  • wel stilstond en/of
  • met een snelheid van ongeveer 82 km/u tegen twee vóór hem, verdachte,
stilstaande of zeer langzaam rijdende personenauto’s is aangebotst of aangereden, waardoor (vervolgens) één van die auto’s werd voortgeduwd tegen een andere personenauto;
(waarbij aan [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 2] letsel en/of schade werd toegebracht)
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)