In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. P.J. Neijt, de behandelend rechter-commissaris in verschillende faillissementen waarbij de verzoeker betrokken is. De verzoeker, die in persoon aanwezig was, stelde dat de rechter-commissaris niet onafhankelijk was, omdat hij handelde in opdracht van de curator mr. [C], die lid is van de crediteurencommissie. De verzoeker had eerder geprobeerd de benoeming van mr. [C] aan te vechten, maar zijn bezwaren waren afgewezen.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker al eerder op de hoogte was van de feiten die hij aan zijn verzoek ten grondslag legde. Het verzoek was ingediend op 2 maart 2021, maar de verzoeker had geen gronden voor de wraking genoemd in zijn verzoek. De rechter-commissaris had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat de wraking niet-ontvankelijk was, omdat de verzoeker geen relevante feiten had aangedragen die de onafhankelijkheid van de rechter in twijfel trokken.
De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker zijn bezwaren tegen de benoeming van mr. [C] al geruime tijd voor het indienen van het wrakingsverzoek had kunnen en moeten indienen. De verklaring van de verzoeker dat hij niet zomaar een wrakingsverzoek indient, werd niet als rechtvaardiging geaccepteerd. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.