ECLI:NL:RBMNE:2021:1590

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
516719 / HA RK 21-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M.C. Danel, de behandelend politierechter in een strafzaak. Verzoeker stelde dat de rechter bevooroordeeld was en niet onpartijdig kon oordelen. Dit zou blijken uit het feit dat de rechter tijdens de zitting op 2 februari 2021 niet inhoudelijk op de strafzaak inging en verzoeker de toegang tot de zittingszaal ontzegde. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat er geen blijk was van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter. De rechter had de orde van de zitting moeten handhaven en de beslissing om de behandeling van de zaak aan te houden was in het belang van de verdediging. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de rechter zich correct had gedragen tijdens de zitting. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 516719 / HA RK 21-21
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 16 april 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ter zitting van 2 februari 2021 gedane wrakingsverzoek, zoals vastgelegd in het
  • de schriftelijke reactie van 16 februari 2021 van de politierechter;
  • de schriftelijke reactie van verzoeker van 4 maart 2021.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 2 april 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen verzoeker en mr. M.C. Danel.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.C. Danel als behandelend politierechter (hierna te noemen: de rechter) in de zaak met het parketnummer 16/286457-20. Volgens verzoeker heeft de rechter tijdens de terechtzitting van 2 februari 2021 laten merken dat zij bevooroordeeld is en de strafzaak niet onpartijdig kan behandelen. Dit blijkt
- aldus verzoeker - uit de omstandigheid dat de rechter niet inhoudelijk op de strafzaak is ingegaan. Zo is er niet ingegaan op de vraag over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en hoe het kan dat de heer [A] als benadeelde partij wordt aangemerkt en zelfs ter zitting aanwezig mag zijn. Dat de rechter bevooroordeeld is, blijkt ook uit de omstandigheid dat het verzoeker niet werd toegestaan de benadeelde partij aan te duiden als iemand die psychisch niet in orde is, uit het besluit van de rechter om verzoeker op enig moment de verdere toegang tot de zittingszaal te ontzeggen en hem bij terugkomst in de zaal niet te zeggen wat in zijn afwezigheid was besproken.
2.2.
De rechter berust niet in de wraking. In haar schriftelijke en mondelinge reactie geeft zij aan dat op de terechtzitting van 2 februari 2021 de vraag aan de orde was of de zaak aangehouden moest worden, omdat de door de officier van justitie ter beschikking gestelde camerabeelden niet door de verdediging en de rechter konden worden afgespeeld. De behandeling ter terechtzitting beperkte zich dan ook allereerst tot het door de verdediging gedane verzoek om aanhouding. Aangezien verzoeker herhaaldelijk en ondanks waarschuwingen de orde bleef verstoren en de benadeelde partij onheus bleef bejegenen, is verzoeker bevolen de zittingszaal te verlaten. Omdat het door de raadsman van verzoeker gedane verzoek tot aanhouding vervolgens is toegewezen, was er ook nadien geen ruimte om inhoudelijk op de zaak in te gaan. Van enige persoonlijke vooringenomenheid of partijdigheid jegens verzoeker is volgens de rechter geen sprake.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek
van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de
rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de
rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat.
Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke
vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk
krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van
belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid
objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden
daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal
het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter geen blijk heeft gegeven van enige vorm van vooringenomenheid of partijdigheid en verklaart het verzoek daarom ongegrond. Daarvoor is het volgende van belang.
3.4.
Zoals uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2021 blijkt, heeft de rechter gemeld dat zij eerst het verzoek tot aanhouding zou gaan behandelen alvorens zij zou overgaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het verzoek tot aanhouding is toegewezen omdat de rechter het in het belang van de verdediging vindt en “overigens ook voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk” acht dat de door de officier van justitie verstrekte beelden ter zitting worden bekeken. Een inhoudelijke behandeling van de zaak was volgens de rechter, zoals ook ter terechtzitting is meegedeeld, op dat moment dan ook niet (meer) aan de orde. Uit het proces-verbaal en uit de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek blijkt dat verzoeker bij herhaling punten aan de orde stelde die wel betrekking hebben op de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Dat de rechter hem daar geen ruimte voor heeft gegeven, valt onder de aan de rechter toekomende bevoegdheid tot het bepalen van de orde op de zitting.
3.5.
Verzoeker maakt, ook op de zitting van de wrakingskamer, een punt van het feit dat in de strafzaak de heer [A] als benadeelde partij wordt aangemerkt en ook ter terechtzitting van 2 februari 2021 aanwezig mocht zijn. Dit leidt, anders dan verzoeker betoogt, niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek. De term benadeelde partij is geen waardeoordeel van de rechter over deze persoon of over verzoeker zelf, maar is de wettelijke benaming van een persoon die stelt rechtstreeks schade te hebben geleden door een strafbaar feit en die zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij wenst te voegen in het strafproces (zie o.a. art. 51f Sv). Reeds uit dien hoofde mag de benadeelde partij de verder ook openbare terechtzitting bijwonen. De door verzoeker gestelde omstandigheid dat hij dit niet wenst en daarnaast ook niet wist dat de benadeelde partij aanwezig zou zijn, maakt een en ander niet anders.
3.6.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2021 blijkt dat verzoeker meerdere keren door de rechter is aangesproken over zijn als onheus gekwalificeerde bejegening van de benadeelde partij. Niet betwist is dat verzoeker tijdens de terechtzitting de benadeelde partij meerdere keren omschreven heeft als iemand die psychisch niet in orde is. Zoals hiervoor al is overwogen bepaalt de rechter de orde van de zitting en als verzoeker ter terechtzitting zich volgens de rechter herhaaldelijk onnodig grievend over de benadeelde partij uitlaat, kan hij, zoals is gebeurd, tot stilte worden gemaand. En als de onheuse bejegening desondanks niet stopt, staat het de rechter vrij om verzoeker te bevelen de zittingszaal te verwijderen, zoals ook is gebeurd. Dit betekent echter niet dat er dan sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid. Omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de betrokken teamvoorzitter van de afdeling Strafrecht en de president van deze rechtbank;
4.3
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/286457-20 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. J.G. Nicholson en mr. L.P. de Haas als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. T. Stokvis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.