ECLI:NL:RBMNE:2021:1571

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
16/166404-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugshandel en witwassen met betrekking tot cocaïne en vuurwapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1979 in Marokko. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het voorbereiden van zware mishandeling, deelname aan een criminele organisatie, de handel in en het bezit van 15 kilogram cocaïne, het bezit van MDMA en de export van cocaïne. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel veroordeeld voor het medeplegen van het bewerken van grote hoeveelheden cocaïne in de periode van 19 februari tot en met 2 maart 2019 in Utrecht. In de woning van de verdachte werd een cocaïnelaboratorium aangetroffen waar pure cocaïne werd bewerkt tot poeder en vervolgens werd versneden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, en nam geen beslissing over de in beslag genomen goederen, aangezien daar ook conservatoir beslag op rust.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/166404-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Marokko)
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2019, 18 december 2019, 11 maart 2020, 25 juni 2020 en
18 februari 2021. Op laatstgenoemde datum vond de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaats. Het onderzoek van de zaak is gesloten op de zitting van 24 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.J.M. de Wit, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, samengevat, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 1 november 2018 tot en met 2 maart 2019 in de gemeente [woonplaats] (in een pand aan de [adres] ) zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval het aanwezig hebben van cocaïne;
feit 2
op 4 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland 15 kilogram cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 3
op 11 juni 2019 in de gemeente Utrecht en/of elders in Nederland zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 300.000,- euro;
feit 4
op 10 juli 2019 te Amsterdam een vuurwapen en/of munitie voorhanden heeft gehad;
feit 5
op 10 juli 2019 te Amsterdam een hoeveelheid MDMA en/of cocaïne en/of 98 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 6
in de periode van 11 juni 2019 tot en met 12 juli 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland, samen met anderen, ter voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade
  • camerabeelden heeft gezocht en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of bekeken, en/of
  • bakens heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft geplaatst, en/of
  • een op afstand bedienbaar ontstekingsmechanisme voorhanden heeft gehad, en/of
  • overleg heeft gehad en/of besproken op welke wijze dat zware lichamelijk letsel kon worden toegebracht;
feit 7
in de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
feit 8
op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of Amsterdam en/of andere plaatsen in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland, samen met anderen, een hoeveelheid cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 4 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het onder 2, 3, 5, 6 en 8 ten laste gelegde acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen en zij vordert daarom verdachte van deze feiten vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken van de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft hiertoe onder meer het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is de enkele omstandigheid dat verdachte in februari en maart 2019 een aantal keer in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is geweest, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voert de raadsvrouw aan dat een tapgesprek waarin wordt gezegd dat een ‘manke’
iemandgaat opwachten en de beweging van een auto waar meerdere personen gebruik van maken geen wettig en overtuigend bewijs opleveren. In de optiek van de verdediging is er eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 3 ten laste gelegde witwassen van € 300.000,-. Bovendien wordt met de ontlastende verklaring van [A] voldoende tegenwicht geboden aan eventuele belastende omstandigheden. Ten aanzien van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten concludeert de raadsvrouw dat verdachte het vuurwapen niet voorhanden en de drugs niet opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het dossier bevat immers geen bewijs waaruit het opzet op het voorhanden hebben van het vuurwapen, dan wel op het aanwezig hebben van de drugs kan worden afgeleid. Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw naar voren gebracht, dat de voorbedachte raad en de in de tenlastelegging beschreven voorbereidingshandelingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde stelt de raadsvrouw zich primair op het standpunt dat verdachte geen aandeel heeft gehad in, noch ondersteuning heeft geboden aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de vermeende criminele organisatie. Subsidiair kan volgens de raadsvrouw niet wettig en overtuigend worden bewezen, dat verdachte in zijn algemeenheid wist dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het plegen van misdrijven. Meer subsidiair stelt zij dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit zou blijken dat verdachte bestuurder of leider was van de vermeende criminele organisatie. Tot slot bepleit de raadsvrouw ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde, dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich heeft bezig gehouden met de export van cocaïne, noch dat tussen verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] sprake was van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking dat er sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel aanwezig hebben van 15 kilogram cocaïne op 4 mei 2019 te Amsterdam. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 6
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dat verdachte het onder 6 ten last gelegde feit heeft begaan. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 7
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dat verdachte in de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en/of elders in Nederland als oprichter, leider of bestuurder, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het strafdossier bestaat naast de resultaten van de doorzoekingen hoofdzakelijk uit tap- en OVC-gesprekken. Uit deze tapgesprekken lijkt te volgen dat verdachte zich met strafbare feiten, zoals de handel in drugs, heeft beziggehouden. Ten aanzien van de zaken van een drietal Rotterdamse medeverdachten, te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (in het dossier en de tenlastelegging bekend onder de destijds vals opgegeven naam [naam] ), heeft de rechtbank geoordeeld dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie. Niet vast is komen te staan dat verdachte contact onderhield met deze medeverdachten. Het enkele feit dat verdachte medepleger is van het bewerken van cocaïne in de flat aan de [adres] in [woonplaats] , waarbij het startproduct, cocaïne met de naam ‘SKY’, meerdere malen terugkomt in de administratie van de Rotterdamse criminele organisatie en derhalve mogelijk daarvan afkomstig is, is onvoldoende om van deelname aan deze criminele organisatie te spreken. Dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband met de overige medeverdachten of andere personen, en dus een criminele organisatie, volgt niet uit de tap- en OVC-gesprekken uit het dossier. Het aantal druggerelateerde gesprekken tussen verdachte en deze medeverdachten is daarvoor te beperkt, noch bevat het dossier andere aanwijzingen waaruit een duurzame en gestructureerde samenwerking kan volgen.
Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.4.
Vrijspraak ten aanzien van feit 8
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.5.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
[adres] te [woonplaats]
Naar aanleiding van een brand op 2 maart 2019 in het appartement aan de [adres] te [woonplaats] startte de politie aldaar een onderzoek. In de woonruimte op een tafel nabij het keukenblok werden twee magnetrons en een kleine ventilator aangetroffen. Naast de linker magnetron lag een plastic sealbag met daarin wit poeder. In het midden van de woonruimte stond een hoge tafel met daarop een weegschaal en twee blauwkleurige teiltjes, met daarin eveneens wit poeder. Op een bank in de woonruimte zijn in plastic gesealde witte blokken aangetroffen. Deze blokken waren [2] voorzien van een stempel van een vuist en een beest. [3] Verder is in de woonruimte een grote koffer open aangetroffen, met daarin metalen platen met figuren. Bij het keukenblok op de vloer lag een vierkante vorm die dezelfde afmetingen had als de aangetroffen blokken op de bank. Op de tafel bij het keukenblok lag voorts een aantal metalen platen. Eén daarvan betrof een afbeelding van een vuist, zoals te zien was op één van de witte blokken die op de bank lagen. [4] In de hal van het appartement werd tussen de brandresten een bakplaat gevonden . In deze bakplaat lag een (drugs)mal gevuld met verbrande samengeperste poederresten. Op de tafel bij het keukenblok waar de magnetrons op stonden, is ook een jerrycan met het opschrift aceton aangetroffen. De blokken op de bank zijn gewogen en er zijn monsters veiliggesteld voor nader onderzoek. De totale aangetroffen hoeveelheid poeder kwam ongeveer uit op 20 kilo. Uit vervolgonderzoek bleek dat ongeveer 4 kilo Levimasol betrof en de overige 16 kilo cocaïne. Tijdens het onderzoek in de woning werden in een vuilniszak lege verpakkingen aangetroffen die waren voorzien van een "Sky" logo. [5]
Tevens werden een Audi sleutel, een vacumeermachine, [6] een hoes om drugs mee te verpakken, vacuümzakken voor een vacumeermachine, een zelfgemaakte mal (behorende bij de pers) en een zelfgemaakte drukpers in beslag genomen. [7]
Onder meer de volgende monsters zijn veiliggesteld:
SIN: AAMH9250NL
Plaats veiligstellen: bemonstering pakketten in tas dirk woonkamer
Bijzonderheden: 4 pakketten van elk circa 1 kg
SIN: AAMH9195NL
Plaats veiligstellen: circa 1 kg poeder in tas dirk
SIN: AAMH9194NL
Plaats veiligstellen: circa 1 kg poeder in tas dirk [8]
SIN: AAMH9193NL
Plaats veiligstellen: circa 128 gram poeder in zakje
SIN: AAMH9192NL
Plaats veiligstellen: circa 1 kg poeder in bakje tafel
SIN: AAMH9191NL
Plaats veiligstellen: circa 500 gram poeder in bakje tafel
SIN: AAMH9190NL
Plaats veiligstellen: circa 3 kg poeder in bakje tafel
SIN: AAMH9189NL
Plaats veiligstellen: 1 kg poeder in bakje vloer slaapkamer
SIN: AAMH9188NL
Plaats veiligstellen: verbrand poeder vloer hal
SIN: AAMH9187NL
Plaats veiligstellen: verbrand poeder vloer hal
SIN: AAMH9186NL
Plaats veiligstellen: verbrand poeder vloer hal
SIN: AAMH9185NL
Plaats veiligstellen: 19 pakketten op zitbank
SIN: AAMH9184NL [9]
Plaats veiligstellen: 19 pakketten op zitbank
Bijzonderheden: vuist logo
SIN: AAMH9183NL
Plaats veiligstellen: 19 pakketten op zitbank
Bijzonderheden: nijlpaard logo [10]
Uit een indicatieve test is gebleken dat de monsters met de volgende SIN nummers mogelijk het versnijdingsmiddel Levamisol bevatten: AAMH9190NL, [11] AAMH9193NL, AAMH9194NL en AAMH9195NL. [12]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft onderzoek gedaan naar bovengenoemde monsters en heeft het volgende bevonden.
Kenmerk: AAMH9191NL
Conclusie: bevat cocaïne [13]
Kenmerk: AAMH9189NL
Conclusie: bevat cocaïne [14]
Kenmerk: AAMH9250NL
Conclusie: bevat cocaïne [15]
Kenmerk: AAMH9188NL
Conclusie: bevat cocaïne [16]
Kenmerk: AAMH9186NL
Conclusie: bevat cocaïne [17]
Kenmerk: AAMH9187NL
Conclusie: bevat cocaïne [18]
Kenmerk: AAMH9184NL
Conclusie: bevat cocaïne [19]
Kenmerk: AAMH9183NL
Conclusie: bevat cocaïne [20]
Kenmerk: AAMH9192NL
Conclusie: bevat cocaïne [21]
Kenmerk: AAMH9185NL
Conclusie: bevat cocaïne [22]
Verwerkingsproces cocaïne
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waarin het verwerkingsproces van cocaïne wordt beschreven. Hierin staat onder meer uiteengezet dat bij het versnijden van pure cocaïne de daders kennis moeten hebben van het verwerkingsproces, welke middelen ervoor nodig zijn en in welke hoeveelheid deze gebruikt moeten worden. Daarnaast moet er een versnijdingsmiddel voorhanden zijn om de cocaïne mee te mengen. Een voorbeeld van een versnijdingsmiddel, welke veel gebruik wordt, is Levamisol. Het doel van een versnijdingsmiddel is om de hoeveelheid cocaïne te vermeerderen en als zodanig te verkopen. Hierbij dient het versnijdingsmiddel te worden gemengd/opgenomen met de pure cocaïne, ook wel startproduct genoemd. [23] In de woning aan de [adres] te [woonplaats] , werden verschillende parketten cocaïne aangetroffen met de “merknaam” Sky. Dit betrof het startproduct, dat werd versneden met het versnijdingsmiddel Levamisol.
Om het versnijdingsmiddel te mengen met het startproduct, dient het startproduct eerst te worden “vergruist”, dan wel vermalen tot een poeder, om aansluitend te worden gemengd met het versnijdingsmiddel. Op de [adres] werden verschillende teilen aangetroffen met daarin fijn wit poeder. Tijdens dit proces van vermalen komt vaak cocaïnestof vrij, wat neerdaalt in de betreffende ruimte. Dit zorgt ervoor dat er een fijne witte stoflaag van
cocaïnedeeltjes de ondergrond bedekt. In de woning aan de [adres] was een witte laag poeder laag zichtbaar op de tafel en vloerdelen. [24]
Als het startproduct terug is gebracht naar een poedervorm, wordt dit gemengd met het versnijdingsmiddel. Om ervoor te zorgen dat het versnijdingsmiddel goed wordt opgenomen door het startproduct, wordt deze vaak eerst bevochtigd met bijvoorbeeld aceton. [25]
Als het startproduct en het versnijdingsmiddel zijn gemengd, moet dat mengsel weer in nieuwe blokken worden geperst. Hierbij dient het poeder vochtig zijn, waarbij tevens aceton wordt gebruikt. De vochtige cocaïne dient aansluitend gewogen te worden en opnieuw geperst te worden in blokken. Voor deze stap in het proces heeft men een pers, persmal en logoplaten nodig. Deze mal is hiervoor speciaal gemaakt, doordat er kleine gaatjes aan de zijkant aanwezig zijn. Deze gaatjes dienen om vocht tijdens het persen te laten ontsnappen om zo een beter geperst blok te krijgen. In de mal wordt de afgewogen natte cocaïne gedaan. Aan de bovenzijde van de mal kan men een logo plaatsen, zodat deze in de vochtige cocaïne kan worden geperst. Tijdens het drogen van de cocaïne droogt dit logo op en blijft zo zichtbaar. Het doel hiervan is om verschillende blokken cocaïne te kunnen onderscheiden van bijvoorbeeld de concurrent. Een bepaald logo kan staan voor een bepaalde kwaliteit van de cocaïne. [26] Als het blok geperst is dient deze te drogen en uit te harden. [27] Nadat de geperste blokken cocaïne gedroogd zijn, worden deze verpakt met een vacumeermachine. [28]
Camerabeelden lift
In het appartementencomplex van de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn beveiligingscamera’s opgehangen. De garage van het complex is gesitueerd op -1. [29] De woning aan de [adres] te [woonplaats] bevindt zich op de zevende verdieping. [30]
Op de camerabeelden is te zien dat op 1 maart 2019 om 18:16 uur verdachte de lift instapt [31] en om 18:18:03 uur is te zien dat verdachte uit de lift stapt op de zevende verdieping. Om 18:18:49 uur is te zien dat [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) de lift instapt op de verdieping -1 en uitstapt op de zevende verdieping. [32] Om 18:48 uur is te zien dat [medeverdachte 5] op de zevende verdieping de lift instapt en bij de verdieping -1 de lift uitloopt. [33] Om 19:07 uur is te zien dat verdachte de lift instapt bij de zevende verdieping en naar de begane grond gaat. Om 20:48 uur is te zien dat [medeverdachte 5] in de lift stapt op de verdieping -1. [34] Om 20:49 uur is te zien dat hij uitstapt bij de zevende verdieping. Om 21:10 uur is te zien dat verdachte de lift instapt op de begane grond en uitstapt bij de zevende verdieping. Om 21:19 uur is te zien dat [medeverdachte 5] vanaf de zevende verdieping naar de verdieping -1 gaat. [35] Enige minuten later, om 21:30 uur stapt [medeverdachte 5] de lift weer in op de verdieping -1 en stapt uit bij de zevende verdieping. Weer wat later, om 22:59 uur stapt [medeverdachte 5] weer in de lift vanaf de zevende verdieping en gaat naar de begane grond. [36] Om 23:24 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift instapt op de begane grond en uitstapt bij de zevende verdieping. [37]
Op de camerabeelden is op 2 maart 2019 om 01:49 uur te zien dat verdachte de lift instapt bij de zevende verdieping en uitstapt op de begane grond. Om 01:55 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift instapt bij de zevende verdieping en naar de begane grond gaat. Om 13:14 uur is te zien dat verdachte en een andere persoon de lift instappen. [38] Beiden stappen uit bij de zevende verdieping. Op de beelden is zichtbaar dat verdachte en de andere persoon naar de voordeur lopen van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [39] Om 13:49 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift instapt. Om 15:26 uur is zichtbaar dat de lift wordt geactiveerd en naar de zevende verdieping gaat. Aldaar gaan de liftdeuren open. Op de beelden is dan zichtbaar dat de voordeur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] geopend is en dat er vlammen in de gang zijn. Daarnaast is zichtbaar dat [medeverdachte 5] uit de brandende woning komt rennen en blauwe plastic handschoenen draagt. [40]
Na het bekijken van voornoemde camerabeelden heeft de politie de camerabeelden vanaf 19 februari 2019 ontvangen. Op 19 februari 2019 om 16:14 uur is [medeverdachte 5] in de lift te zien en om 16:22 uur is te zien dat verdachte de lift instapt en naar de zevende verdieping gaat. [41] Om 16:33 uur is te zien dat [medeverdachte 5] met de lift naar de garage gaat. Rond 18:10 uur is [medeverdachte 5] in de lift te zien. [42] Rond 20:20 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift instapt vanuit de garage. Tien minuten later, rond 20:30 uur neemt [medeverdachte 5] de lift weer naar beneden. [43] Om 21:35 uur neemt [medeverdachte 5] de lift weer naar boven.
Op 20 februari 2019 om 00:07 uur is te zien dat [medeverdachte 5] met een onbekend persoon in de lift staat en naar de garage gaat. Om 00:33 uur gaat [medeverdachte 5] naar boven met de lift. [44] Rond 02:28 uur is te zien dat verdachte de lift instapt bij de zevende verdieping en naar beneden gaat. Enige tijd later, om 03:18 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift naar beneden, naar de garage, neemt. [45] Om 13:57 uur is te zien dat [medeverdachte 5] de lift omhoog neemt en vijf minuten later is te zien dat hij weer de lift pakt en naar de garage gaat. Om 15:48 uur is te zien dat [medeverdachte 5] naar boven gaat en om 17:25 uur weer naar beneden. Om 17:52 uur is te zien dat [medeverdachte 5] weer naar boven gaat [46] en om 19:37 uur weer naar beneden, naar de garage. Om 19:53 uur is te zien dat [medeverdachte 5] weer naar boven gaat en om 20:57 uur naar beneden. [47] Om 21:28 uur gaat [medeverdachte 5] met de lift weer omhoog. Om 21:38 uur is te zien dat verdachte de lift instapt en naar de begane grond gaat. Om 21:41 uur gaat [medeverdachte 5] met de lift naar beneden. [48]
Op 21 februari 2019 om 21:54 uur is te zien dat [medeverdachte 5] en een onbekend persoon vanaf de zevende verdieping met de lift naar de garage gaan. Om 23:00 uur nemen [medeverdachte 5] en de onbekende persoon weer de lift omhoog.
Op 22 februari 2019 om 00:19 uur is [medeverdachte 5] te zien in de lift. Hij gaat naar de garage. [49] Om 13:19 uur is te zien dat [medeverdachte 5] vanuit de garage met de lift omhoog gaat. Om 14:13 uur is te zien dat [medeverdachte 5] naar beneden met de lift gaat. [50]
Op de camerabeelden is verder te zien dat [medeverdachte 5] op 19 februari 2019 witte teiltjes in de lift mee naar boven neemt. Deze teiltjes, met daarin cocaïne, zijn later in de woning aan de [adres] aangetroffen. [51] Op 1 maart 2019 neemt [medeverdachte 5] een rolkoffer met daarop een zwarte tas met een grijze bies met zich meeneemt de lift in. In het appartement is eenzelfde koffer, met daarin persplaten en verpakkingsmaterialen, en eenzelfde soort zwarte tas met grijze bies onder de verwarming aangetroffen. Ook is zichtbaar dat [medeverdachte 5] een doos van een magnetron de lift in tilt. Eenzelfde geopende doos is aangetroffen in een kamer van het appartement. [52] De magnetron uit de doos stond op een tafel. Een andere rolkoffer die [medeverdachte 5] op 1 maart 2019 in de lift mee naar boven nam is geopend aangetroffen in de woonkamer. In deze rolkoffer zaten verschillende verpakkingsmaterialen en plastic handschoenen. [53]
Voorts is op de camerabeelden te zien dat verdachte op 1 maart 2019 rond 18:16 uur samen met een onbekend persoon een geel/zwart geblokte bigshopper de lift in tilt en dat ze op de zevende verdieping daarmee uitstappen. In het appartement aan de [adres] te [woonplaats] is een geel/zwart geblokte tas aangetroffen. Tevens is camerabeelden te zien dat verdachte op 1 maart 2019 rond 19:07 uur een autosleutel in zijn handen heeft en hij een zwarte vest draagt. In het appartement werden een vergelijkbaar zwart vest en Audi sleutels aangetroffen. [54] Deze Audi sleutels zijn onderzocht en horen bij een Audi met kenteken [kenteken] . Deze Audi staat op naam van verdachte. [55]
Op een in beslag genomen IPhone met SIN AAMZ6968NL werden twee foto’s aangetroffen, die waren genomen in de woning gelegen op de [adres] te [woonplaats] . Daarop is zichtbaar dat er 17 respectievelijk 8 blokken cocaïne staan te drogen voor de verwarming op de [adres] te [woonplaats] . [56] De blokken cocaïne waren voorzien van het logo van een vlinder. Dit logo komt overeen met het logo op een persplaat die is aangetroffen op de [adres] . [57] Deze telefoon was in gebruik bij verdachte. [58]
4.3.6
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er in de woning aan de [adres] te [woonplaats] cocaïne is bewerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek, dat is verricht naar aanleiding van de brand op 2 maart 2019 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , volgt dat er verschillende goederen zijn aangetroffen, waaronder teilen met wit poeder, een pers, een persmal, logoplaten, vacuümzakken en een vacumeermachine. Deze aangetroffen goederen, bezien in het licht van het proces-verbaal waarin het verwerkingsproces van cocaïne uiteengezet is, duiden er volgens de rechtbank op dat er in de woning een startproduct van pure cocaïne werd vermalen, werd versneden en gemengd met een versnijdingsmiddel, waarna het mengsel in nieuwe blokken werd geperst en deze gedroogd en gevacuumeerd werden. Daar komt bij dat er in de woning 16 kilogram aan cocaïne is aangetroffen, het eindproduct en lege verpakkingen van het startproduct. Gelet op vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat er in de woning aan de [adres] te [woonplaats] cocaïne is bewerkt.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of het verdachte en de medeverdachten waren die deze cocaïne hebben bewerkt. De rechtbank acht bij de beantwoording van die vraag de camerabeelden van de lift van het appartementencomplex van de woning aan de [adres] te [woonplaats] van belang. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op 19 februari 2019, 20 februari 2019, 1 maart 2019 en 2 maart 2019 op de zevende verdieping van het appartementencomplex, waar de woning aan de [adres] is gesitueerd, is geweest. Verdachte had daarbij goederen bij zich, die ook zijn aangetroffen in de woning. De rechtbank acht het in het bijzonder van belang dat verdachte op 2 maart 2019 om 13:14 uur nog naar de woning aan de [adres] is geweest. Slechts 2 uur en 12 minuten later brak de brand uit in de woning aan de [adres] en bleek uit onderzoek van de politie dat er in de woning cocaïne werd bewerkt.
De verklaring van verdachte dat hij op 2 maart 2019 slechts bij de voordeur van de woning is geweest en daarna via de trap het appartementencomplex heeft verlaten omdat de lift te lang op zich liet wachten, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit nader onderzoek van de politie blijkt immers dat een dergelijke ‘loze’ liftbeweging niet heeft plaatsgevonden.
Tot slot acht de rechtbank ook van belang dat op de telefoon van verdachte foto’s van (een eerdere partij) drogende blokken cocaïne in de woning aan de [adres] zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij niet de eigenaar/gebruiker was van deze telefoon, wordt door de rechtbank als niet geloofwaardig terzijde geschoven. Allereerst is deze telefoon aangetroffen in de brievenbus van verdachte. Dat een ander deze telefoon in de brievenbus heeft gegooid, acht de rechtbank onaannemelijk, vooral omdat op de telefoon persoonlijke informatie van verdachte is aangetroffen en zijn useraccount aan de telefoon gekoppeld is. Dat verdachte deze telefoon enkel heeft gebruikt omdat het beltegoed/de internetbundel van zijn eigen telefoon op was, is op geen enkele manier onderbouwd en wordt bovendien niet ondersteund door het onderzoek aan de telefoon. Daaruit volgt namelijk dat de persoonlijke informatie van verdachte die op de telefoon is aangetroffen van verschillende data is.
Medeverdachte [medeverdachte 5] is op 19 februari 2019, 20 februari 2019, 21 februari 2019, 22 februari 2019, 1 maart 2019 en 2 maart 2019 op de zevende verdieping van het appartementencomplex geweest. Ook medeverdachte [medeverdachte 5] heeft diverse malen goederen bij zich, die in de woning aan de [adres] zijn teruggevonden. De rechtbank acht daarnaast het in bijzonder van belang dat [medeverdachte 5] op 2 maart 2019 omstreeks 15:26 uur op de camerabeelden zichtbaar is, terwijl hij met blauwe plastic handschoenen aan uit de brandende woning komt rennen.
Nu in de woning aan de [adres] te [woonplaats] cocaïne werd bewerkt, zoals hiervoor is overwogen, en op 2 maart 2019 bewerkte cocaïne is aangetroffen, in samenhang bezien met het feit dat [medeverdachte 5] en verdachte in de periode van 19 februari 2019 tot en met 2 maart 2019 regelmatig in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn geweest en hetgeen is aangetroffen op de telefoon van verdachte, zoals hiervoor uiteengezet, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 5] in de periode van 19 februari 2019 tot en met 2 maart 2019 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] samen grote hoeveelheden cocaïne hebben bewerkt.
4.3.7.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Tijdens het onderzoek werd de auto, van het merk Audi A3 met het kenteken [kenteken] op naam van verdachte, voorzien van opname apparatuur. Hierbij werd dit voertuig tevens voorzien van een plaatsbepalingsbaken.
Geluidsopnamen uit de Audi van 11 juni 2019 omstreeks 15:00 uur:

[verdachte] zegt "He [A] ". [verdachte] ( [verdachte] : Stemherkenning) spreekt hem aan en vraagt hoe het met hem gaat. [verdachte] vraagt [A] naar [woonplaats] wil om PAP op te halen. [A] vindt het goed.
[A] : Heb je een adres?
[verdachte] : Ja
[verdachte] : [adres] (fon)
[A] : Wat is de postcode?
[verdachte] : [postcode] ofzo. In [woonplaats] .
[verdachte] : Is goed. Dan zie ik jou zo ja? Ik rij dan voor jou over de grens.
[A] : Is goed.”
Geluidsopnamen uit de Audi van 11 juni 2019 omstreeks 15:45 uur:

[verdachte] zegt dat hij naar de buren gaat om die meter op te halen. [59] (…) NNman zegt tegen [verdachte] dat hij niet zelf moet gaan. [verdachte] zegt nee ik neem een jongen mee.”
Omstreeks 19:46 uur is op de registratie van het baken van het voertuig te zien dat het voertuig stil staat op de [adres] ter hoogte van nummer [nummer] te [woonplaats] .

Om 21:30 uur belt [verdachte] een NNman (blijkt later te zijn: [A] ). [verdachte] zegt dat hij rustiger moet rijden. NNman zegt dat hij er met 10 minuten is.
Om 21:36 uur rijdt de Audi de wijk Kanaleneiland binnen over de Columbuslaan te Utrecht . Om 21:44 uur registreert het baken van het voertuig de Fernandezlaan te Utrecht .
Op 11 juni 2019 omstreeks 21:40 uur werd er melding gemaakt van een diefstal met geweld
door [A] bij de politie meldkamer. Hij verklaarde later in zijn aangifte dat hij onderweg [60] was naar Utrecht . Hij parkeerde zijn Peugeot Partner op de Fernandezlaan. Vervolgens werd hij klem gereden door twee voertuigen. Op het moment dat hij uit wilde stappen zag hij ongeveer vijf of zes Marokkaanse mannen op hem af komen stappen. [A]
werd op zijn neus geslagen en zijn ruit werd ingetikt. Hij zag een persoon met een mes en een persoon met een vuurwapen. Vervolgens werd hij uit de auto getrokken en reed een van de mannen met zijn auto weg. [61]
Geluidsopname uit de Audi van 11 juni omstreeks 21:40 uur [62] :
[verdachte] = [verdachte] . [A] = [A]

[verdachte] : Hebben ze die doekoe (geld) meegenomen?
[A] : Ze hebben heel die auto gepakt. Links.” [63]
Geluidsopname uit de Audi op 12 juni 2019 omstreeks 00:32 uur:

[verdachte] zegt: mij maakt hij niet gek; niemand wist wat erin zat misschien heeft hij onderweg gebeld, ik heb pap bij me.
NNman zegt: drie ton man.
[verdachte] zegt: maar dat wist hij niet.
NNman zegt: hij ziet de stapel 500 briefjes en kan van alles roepen 1 milli.
(…)
NNman2 zegt: hij moet niet zeggen ik ben in Brussel geweest om geld op te halen.”
[verdachte] zegt dat hij niet zo dom is. [64]
Geluidsopname uit de Audi op 12 juni 2019 omstreeks 00:52 uur:

NNman vindt het niet kloppen dat [A] niks gedaan heeft.
NNman zegt je weet we zijn criminelen en lopen met veel geld (…)
NNman vraagt of [A] wat hij ging doen in [woonplaats] . [A] wist dat niet.
NNman zegt: je komt daar aan, je weet dat je geld hebt gepakt, hij rijdt achter jou en heeft jou in het vizier toch.
[A] bevestigt.” [65]
Geluidsopname uit de Audi op 13 juni 2019 om 22:35 uur:
“ [verdachte] zegt tegen NNman dat hij 3 meter kwijt is geraakt.
NNman schrikt ervan.” [66]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en [A] op 11 juni 2019 met de auto naar [woonplaats] zijn gereden, om geld op te halen, en daarna weer terug naar [woonplaats] en dat ‘één meter’ honderdduizend euro betekent.
4.3.8
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [A] (hierna: [A] ) op 11 juni 2019, beiden in een aparte auto, naar [woonplaats] zijn gereden om geld op te halen, waarna zij terug zijn gereden naar [woonplaats] . Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat het geldbedrag bij [A] in de auto heeft gelegen. Uit het dossier blijkt ook dat verdachte [A] heeft gevraagd om het geld op te halen en hem instructies heeft gegeven. Zo heeft verdachte tegen [A] gezegd dat hij (verdachte) voor hem uit zal rijden en dat hij ( [A] ) rustiger moet rijden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte en [A] het geldbedrag samen voorhanden hebben gehad.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet exact vaststellen wat de hoogte is van het geldbedrag dat door verdachte en [A] is opgehaald. In de tapgesprekken wordt gesproken over ‘drie ton’ en ‘drie meter’, derhalve driehonderdduizend euro. Aan de andere kant wordt door verdachte ook gezegd dat hij naar de buren gaat om die ‘meter’ op te halen, derhalve honderdduizend euro. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij en [A] aanvankelijk € 100.000,- moesten ophalen, maar dat zij uiteindelijk € 30.000,- hebben opgehaald. Ook [A] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er € 30.000,- is opgehaald in [woonplaats] .
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en [A] op 11 juni 2019 een (groot) geldbedrag van minstens € 30.000,- voorhanden hebben gehad en dat dit geldbedrag, gelet op het OVC-gesprek van 12 juni 2019 omstreeks 00:32 uur (deels) uit biljetten van
€ 500,- bestond. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 500,- in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn. Ook het in een auto van België naar Nederland vervoeren van een dergelijk groot contant geldbedrag is ongebruikelijk, gelet op de veiligheidsrisico’s. Gelet op deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag.
Verdachte heeft in dat kader verklaard dat hij het geldbedrag opgehaald heeft in Brussel voor [B] , en dat dit geldbedrag afkomstig is van transacties in onroerend goed in Marokko. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk, nu deze in het geheel niet is onderbouwd met stukken of verklaringen van derden. Bovendien verhoudt de verklaring van verdachte zich niet met de OVC-gesprekken van 12 juni 2019 omstreeks 00:32 uur en 00:52 uur. In het eerste gesprek wordt immers duidelijk dat verdachte niet wil dat de politie op de hoogte raakt van de herkomst van het geld en dat hij ook niet verwacht dat [A] zo dom is om het te vertellen aan de politie. In het tweede gesprek, waarbij verdachte aanwezig was, zegt NNman dat ze criminelen zijn en met veel geld lopen. De rechtbank stelt op basis van vorenstaande dan ook vast dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte en [A] dat ook wisten.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met [A] , op 11 juni 2019 een geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl zij wisten dat dit geldbedrag onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig was.
4.3.9
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 4 en 5
De rechtbank noemt hierna de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Op 10 juli 2019 is de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. [67] Dit betreft de woning van verdachte. [68] Tijdens de doorzoeking werd in de brievenbus een vuurwapen met daarin een gevulde patroonhouder in beslag genomen, en in de ouderlijke slaapkamer werd een blok hasj [69] in beslag genomen onder IBN-code L.03.05.002. [70] Uit onderzoek is gebleken het onder IBN-code L03.05.002 in beslag genomen blok hasj een netto gewicht had van 97,67 gram. [71]
Op de terechtzitting van 18 februari 2021 heeft verdachte verklaard dat het in zijn woning aangetroffen blok hasj van hem is.
Op 22 oktober 2019 heeft verbalisant [verbalisant 10] onderzoek gedaan naar het aangetroffen pistool en munitie en heeft het volgende bevonden:
1. Goednummer: PL0900-2019204583-2450664
SIN: AALS2308NL
Wapen: Vuurwapen, pistool
Categorie: III sub I
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool, merk Sphinx, model AT.380-M, kaliber .380 (9 mm). [72] Dit pistool is een voorwerp dat bestemd is om projectielen of stoffen door een loop af te schieten. De werking van dit pistool berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
2. Goednummer: PL0900-2019204583-2450679, PL0900-2019204583-2451118
en PL0900-2019204583-2451129
SIN: AAMF8897NL, AAMT8030NL en AAMT8031NL
Munitie: 62 scherpe patronen
Categorie: III
A. 10 scherpe patronen, kaliber 9 mm Br. C. (9 mm), merk S&B, zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van het onder 1 genoemde vuurwapen en een ander scherp schietend vuurwapen kaliber 9 mm Br.C (9 mm) af te schieten. [73]
4.3.10
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
Bij de doorzoeking op 10 juli 2019 is in de brievenbus behorende bij de woning van verdachte een vuurwapen met munitie aangetroffen.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van "een meerdere of mindere mate" van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt, dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen, in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het vuurwapen en de munitie in zijn brievenbus lagen. Volgens verdachte stopten andere personen vaker goederen, zoals telefoons, in zijn brievenbus en heeft iemand – zonder dat hij dat wist – het vuurwapen en de munitie in zijn brievenbus gestopt. De rechtbank acht het onaannemelijk dat iemand, zonder dat verdachte hiervan op de hoogte was, een vuurwapen en de bijbehorende munitie in de brievenbus van verdachte had gestopt. De rechtbank acht daarbij van belang dat (een deel van) de aangetroffen telefoons in de brievenbus te linken zijn aan verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust was van het feit dat het vuurwapen en de munitie in zijn brievenbus lagen. Daarnaast had verdachte de feitelijke beschikking over het vuurwapen en de munitie, nu hij de sleutel van zijn eigen brievenbus had en die brievenbus ook gebruikte. De verklaring van verdachte, dat anderen een sleutel hadden van zijn brievenbus, als dit al zo is, maakt dit niet anders.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 juli 2019 een vuurwapen en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 19 februari 2019 tot en met 2 maart 2019 in de gemeente [woonplaats] (in een pand aan de [adres] ) telkens
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk grote hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft bewerkt;
feit 3
op 11 juni 2019 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 4
op 10 juli 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Sphinx AT 380-M, kaliber .380 auto (9 mm kort), zijnde een vuurwapen en 10 scherpe patronen merk S&B, kaliber 9 11ml Br. C (9 mm kort), zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
feit 5
op 10 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
medeplegen van witwassen;
feit 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij haar strafreis rekening gehouden met de grote rol die verdachte had bij de ten laste gelegde handel in drugs en de deelneming aan de criminele organisatie. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Tot slot heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte, afgezien van een veroordeling van 20 jaren geleden voor handel in harddrugs, geen recente documentatie heeft.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat uit het dossier volgt dat, als verdachte al betrokken zou zijn geweest bij drugshandel, hij een uiterst kleine rol had. De verdediging heeft de rechtbank verzocht daarmee rekening te houden, evenals met de volgende omstandigheden. Verdachte is sinds 2009 niet meer in aanraking gekomen met justitie. Nadat verdachte is getrouwd, heeft hij zijn leven gebeterd. Verdachte heeft werk bij zijn neef in een autohandel als verkoper. Tot slot is de vrouw van verdachte begin februari 2021 bevallen van hun derde kind. Bij de vrouw van verdachte is PTSS gediagnosticeerd en zij lijdt aan het piriformis syndroom, dat ernstige zenuwpijn in haar been veroorzaakt. Verdachte is zodoende zeer betrokken bij de opvoeding en verzorging van de drie kinderen. Gelet op deze omstandigheden heeft de verdediging verzocht om in ieder geval geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, die langer is dan het voorarrest dat hij reeds heeft uitgezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bewerken van cocaïne in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . In die woning is een cocaïnelaboratorium aangetroffen waar pure cocaïne als startproduct werd vermalen tot poeder en vervolgens werd vermengd met een versnijdingsmiddel. Daarna werd het mengsel opnieuw in blokken geperst, welke blokken werden voorzien van een eigen stempel. Tot slot werden de blokken gedroogd, zodat de blokken versneden cocaïne konden worden verkocht. Verdachte heeft met het bewerken van de cocaïne in een woning gelegen in een appartementencomplex omwonenden in gevaar gebracht. Het bewerken van cocaïne is immers een brandgevaarlijk proces, welk gevaar zich in dit geval op 2 maart 2019 ook heeft verwezenlijkt. Verdachte is met vorenstaande bovendien medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag. Verdachte liet een ander met dat geldbedrag rijden van Brussel naar Utrecht, terwijl verdachte wist dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Door het witwassen van geld wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en 10 scherpte patronen. Het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijk onomkeerbare gevolgen van dien. Verder draagt het bezit van vuurwapens sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Tot slot is in de woning van verdachte 98 gram hasjiesj aangetroffen. Daarmee heeft verdachte een meer dan de toegestane hoeveelheid hasjiesj voorhanden gehad.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 maart 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De straf
Kijkend naar de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is een gevangenisstraf de enige passende straf. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan, acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS-oriëntatiepunten) voor het voorhanden hebben van harddrugs. Daarin wordt uitgegaan van het gewicht van de harddrugs. Hoe meer (kilo)grammen drugs iemand voorhanden had, hoe groter de gevangenisstraf is die genoemd staat in de oriëntatiepunten. In dat kader neemt de rechtbank mee dat 16 kilogram cocaïne is aangetroffen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . De rechtbank gaat aldus uit van de volgens de oriëntatiepunten op te leggen straf behorend bij een gewicht tussen 10.000 en 20.000 gram, zijnde een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk. Voor het voorhanden hebben van een pistool komt volgens de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden in beeld. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het witwassen van een groot geldbedrag en acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht alle in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst die zich in het dossier bevindt, verbeurd te verklaren. De voorwerpen zijn gebruikt bij de strafbare feiten of er is sprake geweest van witwassen, oftewel profijt uit strafbare feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan verdachte, in ieder geval de Rolex en de geldbedragen. De geldbedragen behoren toe aan de vrouw van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt in het kader van deze procedure geen beslissing over de in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de beslaglijst zoals deze zich in het dossier bevindt, nu daar conservatoir beslag op ligt.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bij eindvonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis opheft.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis nu integraal vrijspraak volgens de verdediging dient te volgen. Subsidiair verzoekt de verdediging de schorsing van de voorlopige hechtenis onder de huidige voorwaarden te continueren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzaken. [74] Het spreekt voor zich dat een verdachte een belang heeft om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt. Het is niet zo dat een verdachte ook hangende het hoger beroep zijn berechting in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling, vrijheidsbeneming is gerechtvaardigd. Deze veroordeling hoeft niet onherroepelijk te zijn. [75] Deze redenering kan naar analogie ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2, 6, 7 en 8 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hiervoor in rubriek 5 is bewezen verklaard;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, en mrs. J.G. van Ommeren en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 2 maart 2019 in de gemeente [woonplaats] (in een pand aan de [adres] ) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 4 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 15 kilogram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 11 juni 2019 in de gemeente Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 300.000,- euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 4
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Amsterdam
- een wapen van categorie III, onder 1, te weten een vuurwapen in de vorm van een pistool, van het merk Sphinx AT 380-M, kaliber .380 auto (9 mm kort), zijnde een vuurwapen
- en/of 10 scherpe patronen merk S&B, kaliber 9 11ml Br. C (9 mm kort), zijnde munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 5
A.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende mdma, zijnde mdma een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
B.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), zijnde hashish een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 6
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2019 tot en met 12 juli 2019 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met voorbedachten rade (van de persoon waarvan verdachte en/of zijn medeverdachten denken dat die persoon te maken heeft met de diefstal met geweld van een auto op 11 juni 2019 te Utrecht), opzettelijk
- naar camerabeelden en/of gegevensdragers met camerabeelden met betrekking tot de diefstal met geweld van een auto op 11 juni 2019 te Utrecht hebben/heeft gezocht en/of die
camerabeelden en/of gegevensdragers verworven en/of voorhanden gehad en/of bekeken en/of
- een of meer bakens/trackers (ten behoeve van het heimelijk lokaliseren en/of volgen van een auto en/of andere voorwerpen) vervaardigd en/of voorhanden gehad en/of geplaatst
en/of
- een op afstand bedienbaar ontstekingsmechanisme voorhanden gehad, en/of
- overleg hebben gehad en/of besproken op welke wijze zij dat zware lichamelijk letsel zouden kunnen toebrengen;
feit 7
hij op een of meerdere tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam, en/of andere plaatsen in Nederland, (telkens), als oprichter/leider/bestuurder, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van verdachte en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [naam] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] , en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven
als bedoeld in artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben gehad en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden cocaïne, zijnde die cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet·
feit 8
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of andere plaatsen in Nederland en/of
Frankrijk en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (een) grote
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2019, genummerd 2019063327, 2019189958 en 2019204583 opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 1985. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 473.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 474.
4.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 494.
5.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 495.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 488.
7.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 501.
8.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 496.
9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 497.
10.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ), p. 498.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 4] , p. 515.
12.Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 4] , p. 516.
13.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 550.
14.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 551.
15.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 552.
16.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 553.
17.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 554.
18.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 555.
19.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 556.
20.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 557.
21.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 558.
22.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 559.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 13.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 14.
25.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 15.
26.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 17.
27.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 19.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 20.
29.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 571.
30.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 473.
31.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 572.
32.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 573.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 575.
34.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 578.
35.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 579.
36.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 580.
37.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 581.
38.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 582.
39.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 583.
40.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 584.
41.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 587.
42.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 588.
43.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 589.
44.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 590.
45.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 591.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 592.
47.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 593.
48.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 594.
49.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 596.
50.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 597.
51.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 630.
52.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 608.
53.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 609.
54.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 612.
55.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 188.
56.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 631.
57.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 633.
58.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 1017.
59.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 82.
60.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 90.
61.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 91.
62.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 86.
63.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 87.
64.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 93.
65.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 94.
66.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 98.
67.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 949.
68.ID-staat [verdachte] , p. 1438.
69.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 950.
70.De lijst van inbeslaggenomen goederen, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 7] , p. 958.
71.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , p. 992.
72.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] , p. 974.
73.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] , p. 975.
74.Zie artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) lid 1, aanhef en onder c jo. artikel 5, lid 3 EVRM.
75.Zie hiervoor onder andere de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2848.