ECLI:NL:RBMNE:2021:1511
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake inzage persoonsgegevens en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft eiser, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder inzake inzage in zijn persoonsgegevens. Het primaire besluit van 5 februari 2018 werd gedeeltelijk toegewezen, maar het bezwaar tegen het besluit van 25 juli 2018 werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep tegen het besluit van 25 juli 2018 gegrond op 15 juni 2020, waarna verweerder het bezwaar alsnog gegrond verklaarde en documenten openbaar maakte. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 20 juli 2020, waarbij verweerder aanvullende informatie verstrekte.
Tijdens de zitting op 15 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat de zoekslag naar persoonsgegevens door verweerder voldoende was en dat er geen nieuwe stukken zijn overgelegd die de eerdere beoordeling tegenspreken. Eiser voerde aan dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien de procedure sinds het indienen van het verzoek in 2018 bijna drie jaar had geduurd zonder definitieve beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale procedure inderdaad langer heeft geduurd dan de wettelijk toegestane termijn van twee jaar.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval volledig aan het bestuursorgaan moet worden toegerekend, met uitzondering van de periode waarin de behandeling door de rechtbank heeft plaatsgevonden. Eiser heeft recht op schadevergoeding van € 1.500,-, waarvan € 1.000,- ten laste van verweerder en € 500,- ten laste van de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en openbaar gemaakt op 29 maart 2021.