ECLI:NL:RBMNE:2021:1467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/1802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen ontslag wegens ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam bij verweerder, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen een disciplinaire maatregel van ontslag, opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Het primaire besluit tot ontslag werd op 16 december 2019 verzonden, maar eiseres maakte pas op 17 februari 2020 bezwaar, wat te laat was volgens de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat verweerder zijn verplichtingen tot correcte bekendmaking van het besluit had nageleefd, waardoor de bezwaartermijn op 28 januari 2020 was verstreken.

Eiseres stelde dat zij het primaire besluit pas op 8 januari 2020 had ontvangen, maar de rechtbank concludeerde dat zij op dat moment nog tijdig bezwaar had kunnen maken. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De beroepsgronden die betrekking hadden op de inhoudelijke beoordeling van het ontslagbesluit werden door de rechtbank buiten beschouwing gelaten, omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. H.J.J.M. Kock, en werd openbaar uitgesproken op 9 april 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1802

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.J. Lokollo),
en

[werkgever], verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder, na een voornemen daartoe, eiseres de disciplinaire maatregel van ontslag [1] opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft op 17 februari 2020 pro forma bezwaar gemaakt. Op 26 februari 2020 heeft eiseres nadere gronden ten aanzien van de ontvankelijkheid van haar bezwaar ingediend.
Bij besluit van 27 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Voor de uitleg hierbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de Bezwarenadviescommissie van 16 maart 2020.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2021 via Skype for Business. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Het primaire besluit is verzonden op 16 december 2019 naar het bekende adres van eiseres en ook via diverse andere communicatiekanalen – sms, e-mailbericht en Facebookmessenger- aan eiseres bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder daarmee ruimschoots heeft voldaan aan zijn verplichting tot correcte bekendmaking. Dat betekent dat de bezwaartermijn verliep op 28 januari 2020.
2. Op 17 februari 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt. Dat is te laat.
3. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de bezwaarmaker in verzuim is geweest.
4. Eiseres stelt in dat kader dat zij het primaire besluit pas op 8 januari 2020 – na haar terugkeer uit Guinee – heeft ontvangen. De rechtbank stelt vast dat zij op dat moment nog tijdig bezwaar had kunnen maken. Eiseres was dit kennelijk ook van plan omdat zij op
14 januari 2020 de hulp van het buurtteam heeft ingeroepen. Dat het buurtteam pas op
17 februari 2020 contact heeft opgenomen met de advocaat van eiseres is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Dat geldt ook voor de stelling van eiseres dat zij alleen woont en niemand haar post tijdens haar afwezigheid afhandelde. Het is namelijk vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende is om zorg te dragen voor een adequate postafhandeling tijdens afwezigheid dan wel ziekte. Dat geldt ook als een verblijf (in het buitenland) onverwacht langer duurt.
Er zijn dus geen omstandigheden die in redelijkheid meebrengen dat moet worden voorbijgegaan aan het te laat maken van bezwaar.
5. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het ontslagbesluit komt de rechtbank dan ook niet toe. De beroepsgronden die daarop zien laat de rechtbank buiten bespreking.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 11.2, eerste lid onder e, van de Cao UMC
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 24 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR5745