ECLI:NL:RBMNE:2021:1242

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
9022123
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens overlast en bedreiging door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiseres, een stichting, heeft de gedaagde, een huurder, aangeklaagd wegens het veroorzaken van overlast voor buren en omwonenden, alsook bedreiging van personeel van de verhuurder. De huurder, die sinds 17 juli 2019 in de woning woont, heeft herhaaldelijk klachten ontvangen over zijn gedrag, waaronder lawaai maken, intimidatie en bedreiging. Ondanks waarschuwingen van de verhuurder en betrokken instanties, heeft de huurder zijn gedrag niet aangepast. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder tekort is geschoten in zijn verplichtingen als goed huurder, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden. De rechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de ernst en de structurele aard van de overlast. De huurder heeft verweer gevoerd, maar de rechter heeft geoordeeld dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de huurder. De huurder is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en moet de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9022123 UV EXPL 21-29 LT/33864
Vonnis in kort geding van 31 maart 2021
inzake
de stichting
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.C. Hesen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met aangehecht productie 1 t/m 7,
 de op 15 maart 2021 ingekomen producties 8 tot en met 11 en de op 16 maart 2021 ingekomen producties 12 tot en met 14 van de zijde van [eiseres] ,
 de op 16 maart 2021 ingekomen productie 1 en de op 17 maart 2021 ingekomen producties 2 tot en met 4 van de zijde van [gedaagde] ,
 de pleitnota van de zijde van [eiseres] ,
 de pleitnota van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Van hetgeen op deze zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 17 juli 2019 de woning gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] van [eiseres] . De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.1.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden [eiseres] (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 6 van die voorwaarden is het volgende opgenomen:
“Overlast
6.14
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten of door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
(...)
Agressie
6.17.
Tevens dient huurder zich als goed huurder te gedragen richting medewerkers van verhuurder en/of door verhuurder ingehuurde derden. Fysiek of vertaal geweld, agressiviteit, intimidatie of bedreiging dan wel ander wangedrag door huurder of door huisgenoten van huurder en/of derden (waaronder familie) zijdens huurder leidt tot passende (juridische) maatregelen jegens huurder al naar gelang de ernst van de overtreding, die kunnen leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst.”
2.2.
Bij brief van 24 april 2020 heeft een woonconsulent , werkzaam bij [eiseres] , de heer [A] (hierna: [A] ), - voor zover relevant - het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“De afgelopen weken hebben wij van uw buurman klachten gekregen van overlast die u veroorzaakt in en rondom uw woning. Het gaat hierbij om lawaai maken tot laat in de avond waaronder hard schreeuwen en bedreiging en intimidatie van uw buren. Dit zou allemaal gerelateerd zijn aan het gebruik van alcohol. Ik heb woensdag 22 april 2020 telefonisch contact met u gehad hierover. U gaf aan dat u niet de veroorzaker was maar uw buurman.
(…)
De politie en [eiseres] hebben in het verleden meerdere malen aangedrongen om hulp te zoeken bij het Buurtteam voor uw problematiek. U heeft keer op keer geweigerd hieraan mee te werken.
Inartikel 6van uw huurovereenkomst staat dat u zich als goed huurder dient te gedragen. Hier is de afgelopen tijd weinig van gebleken. Ik verzoek u daarom te stoppen met het veroorzaken van overlast (…).
Indien de overlast de komende tijd niet verdwijnt dan zal [eiseres] juridische maatregelen treffen om de overlast tegen te gaan.”
2.3.
[gedaagde] heeft schriftelijk op de brief van [eiseres] gereageerd. Hij schrijft daarin onder meer het volgende:
“Ik ben eind juli 2019 vanuit de binnenstad van [woonplaats] verhuist naar mijn huidige woonadres (…). Al vrij snel kreeg ik in de straat contact met dhr. [B] , woonachtig op nummer [nummeraanduiding 2] . (…)
De heer [B] heeft rond de jaarwisseling namelijk het idee gekregen dat ik hem de schuld van de jodenvervolging en genocide in de Tweede Wereldoorlog (…) in de schoenen probeerde te schuiven, hetgeen hij ook op schrift heeft gezet. (…)
Kort gezegd is in de maanden daarna de situatie ontstaan dat (…) dhr. [B] , zodra hij mij ziet begint te schreeuwen en ook op zijn ramen begint te slaan.
(…)
Zijn handelen bij mijn woning zal zeer waarschijnlijk gehoord zijn door de buren. Ik heb in de tussentijd ook gesproken met buren over deze ontstane situatie met dhr. [B] en allen geven mij aan dat ik hem moet negeren. (…) Tenslotte heb ik in de tussentijds contact opgenomen met het Buurteam en is deze kwestie aldaar bekend en zullen zij mij daarbij ondersteunen.”
2.4.
De wijkagent, de heer [C] (hierna: de wijkagent), is ingeschakeld. Over de meldingen van overlast ten aanzien van [gedaagde] heeft hij per e-mail contact gehad met [eiseres] . Het voor dit geschil relevante mailverkeer luidt als volgt:
[A] aan de wijkagent op 5 mei 2020:
“Meneer [ [gedaagde] , toevoeging van de kantonrechter] vandaag gesproken en gewaarschuwd dat hij zijn woning kan kwijtraken als de overlast blijft aanhouden. Meneer blijft aangeven dat het een hetze is tegen hem. Hij gaat de wijkagent bellen en ik heb met hem afgesproken dat hij op zoek gaat naar een andere woning.(…)”
De wijkagent aan [A] op 6 mei 2020:
“Ja hij verdraaid het verhaal elke keer op die manier, bekend verhaal. Als hij op korte termijn daadwerkelijk een andere woning kan krijgen is het probleem ook opgelost. Echter heb ik tot op heden ervaren dat meneer niet zijn afspraken nakomt.(…)”
De wijkagent aan [A] op 28 mei 2020:
“Sprak vandaag de BSO [naam BSO] aan de [straatnaam 2] . [gedaagde] was gisteren weer irritant dronken aanwezig bij de BSO. Is uiteindelijk verwijderd door een vader en bouwvakker, nadat het escaleerde.
Ik heb met de BSO afgesproken dat het goed is als jij contact met hen opneemt om van hen het verhaal uit eerste hand te horen, net zoals het eerste incident daar.”
De wijkagent aan [A] later die zelfde avond:
“Zojuist weer een melding van de BSO, politie ter plaatse geweest. Het ging een paar dagen goed, maar ik hoop nu niet weer elke dag meldingen te krijgen…”
De wijkagent aan [A] op 3 juli 2020:
“Er heeft zich weer een incident voorgedaan met meneer. Ik heb gevraagd aan de BSO om jou te bellen hierover, (...) De buurt is het spuugzat en dat snap ik heel goed. Meerdere kinderen zijn bang voor hem.”
2.5.
Door [eiseres] is een overlastdossier bijgehouden. In dat dossier is onder meer verslag gedaan van het door [eiseres] in juni 2020 verrichte buurtonderzoek. Meerdere omwonenden ervaren overlast van [gedaagde] . De meest relevante verklaringen luiden als volgt:
“ [straatnaam 1] [nummeraanduiding 3] : Meneer geeft aan dat hij muziek hoort, en dat er een alcoholprobleem. Gaat zijn vrouw lastigvallen. (...) Na de komst [nummeraanduiding 1] meer escalatie tussen [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] . Woont er niet meer met plezier zoals vroeger.
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 4] : voelt zich niet veilig sinds de komst van [nummeraanduiding 1] . Bejegend dronken deze man. Scheldend vorige week tegen de buurman van [nummeraanduiding 2] . Loopt ongewenst naar meneer toe. Alcohol probleem.(...)”
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 5] : Ervaart overlast van meneer. Provoceert, opdringerig veel geluiden van schreeuwen en schelden. Komt door de alcohol. Mevrouw houdt haar tuindeur nu dicht. (...)”
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 6] : “ (...) Luidruchtig en amicaal en schreeuwt in de straat. Wil meneer helpen. Kinderen lastig gevallen. Seksistische uitspraken. (…) meneer doet volgens mevrouw geen kwaad.”
BSO [naam BSO] : 2 keer is meneer op het plein van de BSO geweest en wilde kinderen slaan of aanraken. Alcohol probleem mogelijk de oorzaak. Vermoed psychische problemen. (...)”
2.6.
Op 6 juli 2020 heeft mevrouw [D] van BSO de [naam BSO] de volgende melding per e-mail gedaan bij [eiseres] :
“Zoals afgesproken hierbij wederom een melding van overlast door jullie huurder van de [straatnaam 1] (?) in de speeltuin bij BSO de [naam BSO] . Hij viel kinderen, ouders en personeel lastig. We hebben 112 gebeld en hij is meegenomen naar het politiebureau.”
2.7.
In het overlastdossier is een gespreksverslag gemaakt van het gesprek dat mevrouw [E] , medewerkster [eiseres] , op 23 juli 2020 had met [gedaagde] . Dat verslag luidt als volgt:
“ [gedaagde (voornaam)] belde wederom om zijn “verhaal” te vertellen. Geeft aan dat hij verschrikkelijk boos is en zware jongens om zich heen heeft die maatregelen kunnen nemen. “ [F] (hij bedoelt [A (voornaam)] ) moet uitkijken en ophouden met zijn dreigbrieven en hem met rust laten. Er gaan klappen vallen bij de psychisch gestoorde mensen die hem van alles en nog wat beschuldigen. En zo ging hij maar door. Ik heb uiteindelijk de verbinding maar verbroken.”
2.8.
Op de e-mail van [eiseres] van 10 augustus 2020, met daarin bekend gemaakt het voornemen dat zij [gedaagde] willen uitnodigen voor een gesprek om zijn gedragingen en manier van communiceren met [eiseres] te bespreken en een uitnodiging aan de Buurtteam-begeleider van [gedaagde] om daarbij aanwezig te zijn, reageert mevrouw [G] van het Buurtteam als volgt:
“Bedankt voor de update. Het Buurtteam zal niet aansluiten bij dit gesprek. (…)
Het zal de werkrelatie met meneer niet ten goede komen als het Buurtteam aansluiten bij dit gesprek, aangezien het de communicatie tussen hem en de [eiseres] betreft. Meneer weet dat hij voor gedragsproblematiek een medische doorverwijzing nodig heeft en hiervoor naar de huisarts moet.”
2.9.
Bij brief van 24 augustus 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] uitgenodigd om op 3 september 2020 op kantoor te komen teneinde te praten over de gebeurtenissen in en rondom de woning van [gedaagde] . Dit op 3 september 2020 geplande gesprek heeft niet plaatsgevonden.
2.10.
Op 28 oktober 2020 is een overlastmelding bij [eiseres] binnengekomen van de bewoner van [straatnaam 1] [nummeraanduiding 3] . Deze luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Gisteren, vannacht en vandaag regelmatig veel geluidsoverlast (harde muziek). Gisteren kwam hij, vermoedelijk onder invloed van alcohol, aan de deur zoals wel vaker. Hij heeft altijd hetzelfde verhaal (dat hij klachten heeft over een andere buurman, vrienden heeft die gevaarlijk zijn enz.). Er is niet met hem te communiceren op zo’n moment. Soms uit hij zich dreigend of intimiderend. (…) Gedurende de afgelopen maanden hebben we geen overlast ervaren, daarvoor wel regelmatig. Nu lijkt het opnieuw te beginnen iets wat niet te tolereren valt wat ons betreft.”
2.11.
In een e-mailbericht van 22 december 2020 schrijft de heer [H] , als juridisch medewerker/Klantencoördinator werkzaam bij [eiseres] (hierna te noemen: [H] ), het volgende aan [gedaagde] :
“Geachte heer [gedaagde] ,
U heeft mij een brief gestuurd en om advies gevraagd. Ik heb uw dossier bestudeerd en ik
ben behoorlijk geschrokken van het aantal incidenten.
Ik nodig u uit op dinsdag 29 december om 11 .00 uur op ons kantoor, (...). Naast
de draaideur zit nog een deur. Daar kunt u aanbellen. Mondkapje is verplicht.
Ik hoor graag uw kant van het verhaal. Bij het gesprek zal ook de woonconsulent , de heer
[A] aanwezig zijn.”
2.12.
Op 27 december 2020 heeft [gedaagde] [eiseres] een mail gestuurd.
2.13.
Het op 29 december 2020 geplande gesprek heeft niet plaatsgevonden.
2.14.
Op 2 februari 2021 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met het [.] van [eiseres] . De medewerker genaamd [I (voornaam)] , die hij aldaar gesproken heeft, heeft verslag gedaan van het gesprek. Dat verslag luidt – voor zover relevant – als volgt:
“Vandaag een zeer heftig gesprek gehad met deze bewoner over [A] . Deze bewoner kwam zeer dreigend over gaf aan dat zelf commando is geweest en weet de foute mannen te vinden om [A] de mond te snoeren
Hij schreeuwde het uit en gaf aan dat [A (voornaam)] wat hem betreft ontslagen zou moeten worden en hij er persoonlijk voor kan zorgen dat eeuwig zijn mond gaat houden.
Noemde ook dat [A (voornaam)] een kanker Marokkaan was en hij nu echt de verkeerde persoon getroffen heeft.(…)
Hij is in alle staten en zou er niet gek van op staan te kijken als hij persoonlijk [A (voornaam)] iets aan gaat doen.”
2.15.
Op 27 en 28 februari 2021 heeft [gedaagde] zich richting [eiseres] per e-mail uitgelaten over [A] . Hij schrijft daarin onder meer het hierna volgende:
Eerst op 27 februari 2021 (om 10:03 uur), gericht aan [H] :
“De waanzin ten top; ik heb jaren lang getennisd met; dat wilt u niet weten. Wij kennen u, links om of rechts gaat uw collega eraan, mocht u niet begrijpen.”
Dan (om 11:15 uur), gericht aan [H] :
“ik heb zojuist [J] aan het lijntje gehad. Schrijnt toch dat u een dingetje met kinderen hebt, het schrijnt dat jij aan kinderen zit;
Witwassen van desinformatie, jij hebt mij in de steek gelaten.
U krijgt de rechter over u heen, gesnopen.”
En tot slot (om 13:51 uur), gericht aan [H] :
“Dat u dhr [A] het hand boven het hoofd houdt;
U krijgt hier last van, mark my words.
(…)
Wij zijn klaar met!
Kent u sinterklaas en natuurlijk zwarte piet; duurt ff echter zij komen er aan. Het duurt even.
Vuiger dan dit kunnen wij het niet maken.”
En op 28 februari 2021 (om 16:30 uur), gericht aan [H] :
“De aantoonbare onjuiste bejegeningen die uw woningconsulent, dhr. [A] , over mijn persoon denkt te kunnen verspreiden, zijn ver over de grens van het betamelijke heen. (…)
Heer [H] , wij bluffen niet. Ik ben een jaar terreur van meneer zat (…).
Het laatste wat meneertje kon doen is mij betichten van bedreiging: lachwekkend gewoon, meneer is nu het slachtoffer, goh, joh, theatraal dus. Is slachtofferhulp al ingeschakeld?? (…)
Wat de uitslag zal zijn maakt mij niet meer uit, onherroepelijk trekken wij er een paar mee.(…)
De vuige praktijken van dhr. [A] kunnen niet, basta.
Wij gaan in reactie op de man spelen.
(…)
Ps: advies voor [A] : ken uw zelfgecreeerde tegenstander!”
2.16.
In reactie op een briefje dat [gedaagde] in de brievenbus van zijn buren, woonachtig op het adres [straatnaam 1] [nummeraanduiding 3] te [woonplaats] , heeft gedaan schrijft de bewoonster van dit adres het volgende in een brief van 4 maart 2021:
“Dag [gedaagde (voornaam)] ,
Ik vond je brief in de brievenbus en wil daar op reageren.
Je vraagt om nuancering wat betreft mij lastig vallen. Die wil ik je geven en wil daarbij direct
aangeven dat ik momenteel vooral overlast ervaar en dat ik op dit moment de term “lastig vallen”
niet meer op die manier zou gebruiken. De door jou aangeleverde informatie is van 8 maanden
geleden (4juni 2020). In die tijd is er wel iets veranderd.
Het lastig vallen bestond uit:

Te pas en te onpas aan de deur komen

Ongevraagd over de drempel stappen en binnenkomen

Te dichtbij komen en aanraken

Seksistische opmerkingen
Bovenstaande is niet meer het geval; de overlast echter wel. Het kan wekenlang stil zijn, maar in de
afgelopen jaren is gebleken dat er toch elke keer een moment komt waarop de boel escaleert. Dit is
naar mijn idee op momenten dat je onder invloed van alcohol bent. De overlast bestaat uit:

Harde muziek van tijd tot tijd (ook op tijdstippen dat een normaal werkend mens in bed ligt. En de laatste keer ( 27/2) op zaterdagochtend vóór 7 uur, wat dan verdomd veel op treiteren lijkt, als ik de hele week hard gewerkt hebt).

Dreigende taal, schelden, aangeven dat je een vuurwapen hebt, vrienden hebt waar [K] een kleine jongen bij is, zeer negatieve uitingen over andere straatgenoten, eveneens dreigend

Beledigende taal ( burgertrut, Duracell konijn enz.) en beschuldigingen van antisemitisme, die op niets gebaseerd zijn.

Eindeloze monologen waarbij je steeds hetzelfde verhaal vertelt en waarbij het allemaal nooit aan jou ligt

Geschreeuw op straat en provocerende taal naar straatgenoten

Door al het bovenstaande ben ik bang voor jou, kijk ik eerst goed rond voordat ik naar buiten stap en heb je mijn woonplezier hier danig vergald.
Ik heb er geen enkele behoefte aan om over het bovenstaande met jou te communiceren, dus kom
niet langs!!!! Je herinnert je mogelijk de helft niet van wat hier staat, maar het is toch echt hoe ik het
ervaar. En nu ik ook de andere klachten gelezen heb, besef ik dat het probleem nog groter is dan ik
dacht. Dat stelt me zeker niet gerust. Want anders dan jij suggereert is dit geen buurt waar mensen
heel close zijn met elkaar en elkaar opstoken om jou een oor aan te naaien.
Ik vind het spannend om deze brief bij jou te bezorgen, want ik weet niet wat dit weer teweeg zal
brengen. In mijn ogen ben je onberekenbaar en dat vind ik erg lastig. . Anderzijds vind ik dat ik je
nuancering moet geven waar je om vraagt. Dus bij deze.
Ik zal zorgen dat deze informatie, via de [eiseres] , ook bij de rechtbank komt. Dan hebben ze alvast de
nuancering.
Groet [L (voornaam)] , nr. [nummeraanduiding 3] ”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – ontruiming van de woning aan het adres [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis. Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en de nakosten.
[eiseres] legt aan haar vordering tot ontruiming ten grondslag dat [gedaagde] jegens haar in gebreke is in de nakoming van zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen zoals bedoeld in artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede de huurovereenkomst tussen partijen, in het bijzonder artikel 6 van de algemene voorwaarden. Volgens [eiseres] gedraagt [gedaagde] zich niet als goed huurder, veroorzaakt hij ernstige en duurzame overlast aan haar huurders en omwonenden en heeft [gedaagde] een medewerker van [eiseres] bedreigd en zich discriminerend over deze medewerker uitgelaten.
3.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd met het verzoek de vordering integraal af te wijzen en [eiseres] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen moet sprake zijn van een spoedeisend belang. Verder dient de rechter te beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering de vordering die bij wijze van voorziening is verzocht in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Daarbij moeten de belangen van partijen bij toewijzing dan wel afwijzing van de voorlopige voorziening tegen elkaar worden afgewogen. Zie Hoge Raad 15 december 1995 (ECLI:NL:HR:1995:ZC1919).
4.1.
[gedaagde] betwist dat sprake is van spoedeisend belang. Het onderhavig verzoek om ontruiming is disproportioneel. Volgens [gedaagde] hadden minder vergaande maatregelen op zijn plaats geweest, bijvoorbeeld het overeenkomen van een gedragsaanwijzing.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het spoedeisend belang gegeven met de aard van de vordering en de motivering daarvan. [eiseres] heeft er in ieder geval voldoende spoedeisend belang heeft bij dat een eventuele overlast gevende situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd. [eiseres] heeft immers als verhuurder de verplichting om aan haar huurders rustig woongenot te verschaffen alsook de verplichting jegens haar huurders en de woonomgeving om maatregelen te treffen om overlast te stoppen en om risico’s op verdere overlast te beperken. Hierbij acht de kantonrechter onder meer van belang dat [eiseres] heeft gesteld dat de BSO [naam BSO] (hierna te noemen: de BSO) driemaal heeft gemeld dat [gedaagde] bij de BSO, in het bijzijn van kinderen overlast heeft veroorzaakt, dat omwonenden bang zijn voor [gedaagde] . Reeds vanwege deze door [eiseres] ingenomen stellingen kan haar spoedeisend belang bij dit kort geding niet worden ontzegd.
4.3.
De door [gedaagde] aangevoerde disproportionaliteit van de vordering wordt hierna in kader van zijn beroep op de in artikel 6:265 van het BW neergelegde “tenzij-bepaling” besproken.
Verdere beoordelingskader
4.4.
Ontruiming van een woning is een ingrijpende maatregel, die in de praktijk vaak een definitief karakter heeft. Daarom moet hier terughoudend mee moet worden omgegaan. Daar komt bij dat in een kort geding procedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar de bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is daarom alleen plaats, als op basis van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de stukken die zij hebben overgelegd met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de bodemrechter zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning.
Bevoegdheid tot ontbinding
4.5.
Op grond van artikel 6:265 van het BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.6.
De stelplicht en bewijslast dat sprake is van (een)tekortkoming(en), ligt bij [eiseres] . De stelplicht en de bewijslast dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, ligt bij [gedaagde] .
Tekortkoming(en)
4.7.
Allereerst moet dus worden beoordeeld of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.8.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] structureel overlast veroorzaakt voor zijn buren en omwonenden door tot laat in de avond lawaai te maken, hard te schreeuwen op straat en/of hen te intimideren en te bedreigen. Tevens heeft [gedaagde] zich meerdere malen bij de naastgelegen BSO opgehouden en kinderen, ouders en personeel had lastiggevallen. Deze gedragingen zijn voor [eiseres] onaanvaardbaar. Zij heeft de verplichting als verhuurder om een veilige leefomgeving voor andere huurders en omwonenden te creëren en te handhaven alsook zorg te dragen voor de leefbaarheid in de wijk.
[eiseres] verwijt [gedaagde] tevens [A] meermalen te hebben bedreigd met geweld en zich discriminerend over hem te hebben uitgelaten. Ook deze gedragingen zijn voor [eiseres] onaanvaardbaar. Zij heeft de plicht om haar werknemers tegen dit soort gedrag te beschermen.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiseres] verwezen naar de door haar in het geding overgelegde stukken.
4.9.
[gedaagde] betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als goed huurder. Er is geen sprake van door hem veroorzaakte overlast. Er zijn wel eens woordenwisselingen op straat, maar dat is niet, althans niet alleen aan hem te wijten. Volgens [gedaagde] zijn er buren met psychische problemen. Zij leven in hun eigen wereld die niet overeenkomt met die van hem. Daardoor begrijpen zij elkaar vaak verkeerd wat wel eens uitloopt op onenigheid.
heeft aangevoerd dat de verstandhouding tussen enerzijds hem en anderzijds de buurmannen van nummer [nummeraanduiding 7] en nummer [nummeraanduiding 2] bekoeld, zodat geen waarde aan hun verklaringen kan worden gehecht.
Volgens [gedaagde] hebben een paar mensen, waaronder met name [A] , zich tegen hem gekeerd. Slechts een handjevol mensen willen dat hij uit de woning vertrekt. Om dat voor elkaar te krijgen hebben zij hun eigen waarheid gecreëerd. [gedaagde] wenst dan ook te vechten voor rechtvaardigheid.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [gedaagde] verwezen naar de door hem in het geding overgelegde stukken.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van structurele geluidsoverlast en intimidatie jegens buren van [gedaagde] (een weergave van) verklaringen van zijn buren overgelegd, waarvan een deel hierboven onder de kop “
Feiten” is weergegeven. Deels zijn deze verklaringen anoniem uit angst voor represailles. Ten aanzien van anonieme verklaringen geldt dat een vordering tot ontbinding en ontruiming niet uitsluitend of in overwegende mate op anonieme meldingen van overlast kan worden gebaseerd, maar deze zijn wel van belang indien deze in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De kantonrechter is van oordeel dat ook als de verklaringen van de buurmannen van nummer [nummeraanduiding 7] en nummer [nummeraanduiding 2] buiten beschouwing worden gelaten, zoals [gedaagde] heeft betoogd, dan laat dat onverlet dat de overige door [eiseres] overgelegde verklaringen en gespreksverslagen, waarvan de inhoud hierboven onder de kop “
Feiten” zijn weergegeven, in samenhang bezien een gedegen beeld geven van wat zich in en om het gehuurde van [gedaagde] heeft afgespeeld.
Daaruit blijkt dat sprake is van een duurzame en ernstige verstoring van de leefomgeving van zijn buren door [gedaagde] door in ieder geval lawaai maken (tot laat in de avond en/of vroeg in de ochtend), waaronder hard schreeuwen, en te schelden en door intimidatie van buren door hen te blijven benaderen hoewel zij hem herhaaldelijk hebben gevraagd dat niet te doen en tijdens het contact met deze buren te melden dat hij gevaarlijke vrienden heeft en dat hij over een vuurwapen beschikt.
4.11.
Anders dan [gedaagde] heeft gesteld, is de kantonrechter voorts van oordeel dat op grond van de door [eiseres] overgelegde verklaringen en gespreksverslagen voldoende objectief is vast te stellen, dat [gedaagde] zich bij de BSO heeft opgehouden en aldaar de orde heeft verstoord/overlast heeft veroorzaak door zich dicht in de buurt van jonge kinderen te begeven en te proberen om hen de te slaan dan wel aan te raken. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat hiervan sprake is geweest, maar hij heeft ter zitting verklaard dat het zwaaien van zijn handen in de lucht in het bijzijn van deze kinderen verkeerd is geïnterpreteerd. De kantonrechter is van oordeel dat deze ter zitting afgelegde verklaring van [gedaagde] juist de verklaring van de BSO inzake de ordeverstoring/overlast ondersteunt en geen afbreuk daaraan doet.
Voorts stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] niet éénmaal maar in ieder geval driemaal zich op een zodanige wijze op het schoolplein van de BSO heeft opgehouden en dat zijn toen in het bijzijn van jonge kinderen getoonde gedrag voor ouders/derden dan wel de politie aanleiding was om hem van het schoolplein te verwijderen.
4.12.
Verder stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met geweld van [A] . Dat hiervan sprake is blijkt uit de mails die [gedaagde] naar [H] heeft gestuurd en de telefoonnotities die medewerkers van [eiseres] hebben gemaakt van de telefonisch door [gedaagde] jegens [A] geuite bedreigingen, waarvan de inhoud hierboven onder de kop “
Feiten” is weergegeven. De enkele betwisting van [gedaagde] dat hij [A] heeft bedreigd, leidt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Dat sprake is van indirecte bedreiging die strafrechtelijk niet vervolgbaar is, zoals [gedaagde] stelt, laat het voorgaande ook onverlet.
4.13.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de klachten van de BSO niet kunnen worden meegewogen in de beoordeling van de vraag of sprake is van overlast, omdat die klachten geen verband houden met het gebruik van het verhuurde. Dit verweer slaagt niet.
Artikel 6.14 van de algemene voorwaarden, waar [gedaagde] kennelijk op doelt, heeft betrekking op het veroorzaken van overlast
door derden die zich vanwege huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde bevindenen ziet niet op het veroorzaken van overlast door de huurder zelf aan omwonenden. Voorts is van belang dat de verplichting tot het gedragen als goed huurder zich ook uitstrekt tot zorg voor de woonomgeving. In zijn uitspraak van 16 oktober 1992 (ECLI:NL:HR:1992:ZC0719) overwoog de Hoge Raad dat een huurder van woonruimte niet onrechtmatig overlast mag bezorgen aan omwonenden. Daarvan is sprake indien het gedrag afwijkt van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het gaat dan niet enkel om de mate van hinder voor omwonenden, maar ook om de vraag in hoeverre het gedrag zelf onbetamelijk is. De overlast moet wel naar objectieve maatstaven vast te stellen zijn en staat los van de verdraagzaamheid van de klagende bewoner(s). Kortom, een huurder die onrechtmatig overlast bezorgt aan omwonenden, schiet tevens tekort in de nakoming van een verbintenis jegens de verhuurder.
4.14.
Gezien het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter sprake van ernstige structurele tekortkomingen door [gedaagde] in de nakoming van de huurovereenkomst waarvan onderdeel uitmaken de toepasselijke algemene huurvoorwaarden.
Ontbinding gerechtvaardigd - belangenafweging
4.15.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of vorenbedoelde tekortkomingen van [gedaagde] de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigen.
4.16.
[gedaagde] heeft gesteld dat niet het geval is. Hiertoe heeft [gedaagde] het volgende aangevoerd. Ontruiming van de woning gaat veel te ver en is niet op zijn plaats. [gedaagde] is niet (meermaals) gewaarschuwd en of een kans gekregen. In het kader van de eisen van redelijkheid en billijkheid had [eiseres] beter moeten weten en het gesprek met hem moeten aangaan. [eiseres] heeft niet onderzocht in hoeverre anderen dan [gedaagde] overlast veroorzaken. [eiseres] althans [A] is vooringenomen, niet objectief en heeft slechts als doel voor ogen om [gedaagde] uit de woning te krijgen. Er minder vergaande maatregelen genomen kunnen worden om de rust te herstellen, zoals het overeenkomen van een gedragsaanwijzing, woningruil of het aandragen van alternatieve woonruimte. De BSO had eenvoudig een straat- of schoolpleinverbod kunnen afdwingen. Daarvoor is niet nodig dat [gedaagde] zijn woning verliest. Toewijzing van de vordering tot ontruiming zal ertoe leiden dat [gedaagde] op een zogenaamde zwarte lijst zal komen te staan als gevolg waarvan hij voor een bepaalde tijd geen nieuwe sociale huurwoning in de regio zal kunnen huren. Bij gebrek van een sociaal netwerk en vermogen en gezien de Corona-maatregelen is de kans dat hij tijdelijk elders onderdak zal vinden zeer gering. Voorts stelt [gedaagde] dat hij kampt met medische problemen en beperkt is met betrekking tot zijn zelfredzaamheid. Verblijf in de dag/nachtopvang zal de kans op besmetting met het Covid virus vergroten. Voorts zal het verlies van zijn woning leiden tot stopzetting van zijn uitkering. Hoewel [gedaagde] zelf ook wil verhuizen en daar zijn uiterste best voor doet, wil hij daar de tijd voor krijgen. Hij verzoekt dan ook de vordering tot ontruiming af te wijzen.
4.17.
[eiseres] heeft gesteld dat de tekortkomingen de ontbinding wel rechtvaardigen.
[eiseres] heeft gesteld dat zij [gedaagde] eerst heeft gewaarschuwd dat zijn gedragingen niet werden getolereerd en meermalen getracht met [gedaagde] in gesprek te gaan om een gedragsaanwijzing overeen te komen. [eiseres] stelt dat aan haar bereidheid om nog verder met [gedaagde] in overleg te treden een einde kwam doordat klachten van buren bleven binnen komen en doordat [gedaagde] zich meerdere malen bij de naastgelegen BSO had opgehouden en aldaar kinderen, ouders en personeel had lastiggevallen. De overlast is zodanig ernstig en structureel dat het niet langer van [eiseres] gevergd kan worden de huurovereenkomst in stand te laten. Daarbij komt dat [gedaagde] ná vorenbedoelde waarschuwing op meerdere momenten had gedreigd [A] geweld aan te doen. De aan een ontbinding en ontruiming inherente gevolgen staan, gezien de ernst en de structurele aard van de tekortkomingen, de ontbinding niet in de weg.
4.18.
Hoewel de kantonrechter begrijpt dat een ontruiming van het gehuurde nadelige gevolgen zal hebben voor [gedaagde] , is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de belangen van [eiseres] bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zwaarder wegen dan de belangen van [gedaagde] bij het hebben van een verblijfplaats en in het verlengde daarvan bij het behoud van de huurovereenkomst.
4.19.
In dit kader is om te beginnen van belang, dat kan niet worden gezegd dat [eiseres] niet voldoende heeft getracht om door middel van andere wegen, zoals het overeenkomen van een gedragsaanwijzing, een ontbinding en ontruiming te voorkomen. Immers, tot het moment dat [gedaagde] zich bij herhaling aan bedreiging van een medewerker van [eiseres] schuldig maakte, heeft [eiseres] voldoende gedaan om met [gedaagde] en de melders van overlast, bedreiging en/of ordeverstoring in contact te treden om te onderzoeken of de door [gedaagde] veroorzaakte situatie kan worden opgeheven en of een gedragsaanwijzing kon worden overeengekomen. In dat traject heeft zij zelfs de wijkagent en het buurtteam ingeschakeld om oplossingen te vinden. De omstandigheid dat [eiseres] op het moment dat blijkt dat [gedaagde] [A] met geweld blijft bedreigen, haar inspanningen om een huurontbinding en ontruiming te voorkomen staakt kan niet tot de conclusie leiden, zoals [gedaagde] stelt, dat minder vergaande maatregelen dan de gevorderde ontruiming (nog steeds) op zijn plaats zijn.
4.20.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, geldt hij wel als een gewaarschuwd man en heeft hij de gelegenheid gehad om zijn gedrag aan te passen. Niet alleen heeft hij van [eiseres] in de persoon van [A] in mei 2020 een waarschuwing gehad, gelet waarop hij toen al als een gewaarschuwd man moet worden aangemerkt. Ook zijn buren hebben hem meermaals doch tevergeefs verzocht om hen met rust te laten. Ondanks deze waarschuwing en verzoeken, is [gedaagde] steeds met zijn overlast veroorzakend gedrag doorgegaan. Voorts had de eerste verwijdering van [gedaagde] van het schoolplein van de BSO, dat kennelijk in mei/juni 2020 heeft plaatsgevonden, voor hem een voldoende waarschuwing moeten zijn om zich niet meer op het schoolplein te begeven wanneer aldaar jonge kinderen aanwezig zijn. Maar ook in deze verwijdering heeft [gedaagde] geen aanleiding gezien om zijn gedrag aan te passen. Onder deze omstandigheden kan niet worden onderschreven dat [gedaagde] niet voldoende kansen heeft gehad. Dat de BSO een straat- of schoolpleinverbod kan aanvragen, doet aan het voorgaande niet af.
4.21.
Dat mogelijk anderen ook overlast veroorzaken laat de ernst en aard van tekortkomingen van [gedaagde] in nakoming van zijn verplichtingen onverlet en staan een ontbinding dus niet in de weg.
4.22.
Dat [eiseres] danwel [A] vooringenomen zijn, onderschrijft de kantonrechter niet, omdat de gedingstukken daarvoor geen feitelijke grondslag bieden. Uit de gedingstukken blijkt dat [eiseres] en [A] juist een zo’n volledig mogelijk kijk op de situatie in en rond de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] wilden verkrijgen en daarbij naast informatie van betrokken derden ook de visie van [gedaagde] daarop hebben betrokken. Eind 2020 wilden zij nog steeds in contact met [gedaagde] treden om zijn visie op de laatste ontwikkelingen duidelijk te krijgen en met hem daarover spreken.
4.23.
Dat de ontbinding tot gevolg heeft dat [gedaagde] op zoek zal moeten gaan naar (tijdelijke) andere (niet-sociale) huurwoning is op zich geen omstandigheid die een ontbinding in de weg staat dan wel in het voordeel van [gedaagde] kan meewegen. Weliswaar heeft [gedaagde] gesteld met medische problemen kampt en beperkt is met betrekking tot zijn zelfredzaamheid, maar deze stelling heeft hij niet met objectieve (medische) gegevens van ter zake deskundigen onderbouwd. Overigens is gesteld noch gebleken dat het medisch noodzakelijk is dat hij in déze woning blijft wonen en het medisch gezien niet voor hem mogelijk is om met inachtneming van de Coronamaatregelen die voor heel Nederland gelden, en dus ook voor organisatie die dag/nachtopvang aanbieden, elders (tijdelijk) te verblijven. De stelling dat na verlies van de woning de uitkering van [gedaagde] zal worden stopgezet omdat hij dan niet meer in de Basisregistratie Personen van de gemeente [naam gemeente] (hierna te noemen: BRP) staat ingeschreven, is eveneens niet onderbouwd. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] bijvoorbeeld niet een postadres zou kunnen verkrijgen waarop hij zich in de BRP zou kunnen inschrijven.
Conclusie
4.24.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat in een bodemprocedure met een grote mate van waarschijnlijkheid de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Er is sprake van een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van [eiseres] om te zorgen voor een veilige leefomgeving prevaleert boven het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven totdat hij een andere woning heeft gevonden. De vordering tot ontruiming wordt dan ook toegewezen.
Proceskosten
4.25.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,83
- griffiekosten € 126,00
- salaris gemachtigde € 747,00
-----------
Totaal € 976,83
Nakosten
4.26.
De nakosten worden begroot zoals hierna onder 'De beslissing' is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het adres [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiseres] , ter grootte van
€ 976,83 waarvan € 747,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
 € 120,00 € 120,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan en;
 € 120,00 de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
5.4.
verklaart het vonnis tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, in het openbaar en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken op 31 maart 2021.