ECLI:NL:RBMNE:2021:1082

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
19 maart 2021
Zaaknummer
16-144727-20; 09-088233-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs met bijbehorende rechtszaken

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in de P.I. Lelystad, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 12.297,49 gram cocaïne, 0,43 gram MDMA en 2,28 kilogram hennep. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 14 september 2020, 9 december 2020 en 18 februari 2021, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.C. Vingerling. De officier van justitie, mr. A. Drogt, vorderde een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.

De rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig de woning van de verdachte was binnengetreden, gezien de melding van een gewelddadig incident waarbij verdovende middelen betrokken waren. De rechtbank achtte het bewijs van het voorhanden hebben van de drugs overtuigend, ondanks de verdediging die stelde dat de binnentreding onrechtmatig was en dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs in zijn woning. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte wel degelijk de drugs voorhanden had.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, en bepaalde dat 10 maanden daarvan voorwaardelijk zijn, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen, een lange gevangenisstraf rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een krachtig optreden tegen het bezit van harddrugs, gezien de risico's voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-144727-20; 09-088233-18 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2020, 9 december 2020 en 18 februari 2021. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. A. Drogt, en van hetgeen verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 30 mei 2020 te [woonplaats] samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12.629,95 en/of 12.297,49 gram cocaïne en 0,43 gram MDMA;
Feit 2
op 30 mei 2020 te [woonplaats] samen met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,14 kg en/of 7,74 kg en/of 2,28 kg hennep.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat de verdachte 12.297,49 gram cocaïne, 0,43 gram MDMA en 7,74 kg hennep aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van de hennep stelt de officier van justitie dat naast de sealbags henneptoppen van 2,28 kilogram ook nog zakken met gemalen poeder, met een gewicht van 5,46 kilogram, zijn gevonden. Deze groene poeder testte positief bij het afnemen van de cannabistest, maar had geen hennepgeur. Om uit te sluiten dat het niet om heroïne ging, is de poeder door het NFI getest. De test bij het NFI gaf een negatieve uitslag op de aanwezigheid van Opiumwet lijst I middelen. Gelet hierop en gezien de eerdere positieve testuitslag voor cannabis, acht de officier van justitie tevens het bezit van de 5,46 kilogram hennep bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten. De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de binnentreding in de woning van verdachte onrechtmatig is geweest. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat verdachte geen toestemming heeft verleend zijn woning binnen te gaan en dat geen sprake was van een zogeheten noodsituatie waarbij direct moest worden gehandeld. Dit maakt dat zijn huisrecht (artikel 12 van de Grondwet) is geschonden. Dat is een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering en dient tot bewijsuitsluiting te leiden. Het aantreffen van de drugs is een direct gevolg van het onrechtmatig binnentreden en derhalve dient vrijspraak te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de drugs in zijn woning. Verdachte heeft zijn huissleutel aan anderen toevertrouwd waardoor meerdere mensen toegang hadden tot zijn woning. Bovendien was verdachte die bewuste dag niet fit en sliep hij veel, waardoor hij geen weet had van wat er zich in zijn woning afspeelde. Daarnaast kan niet worden gezegd dat verdachte beschikkingsmacht had over de verdovende middelen. De enkele aanwezigheid van drugs in de woning van verdachte is daartoe onvoldoende en verdachte zou geen zeggenschap hebben gehad over de drugs omdat deze niet aan hem toebehoorden. Tot slot kan niet vastgesteld worden dat het groene poeder hennep of hasj was. Uit de stukken blijkt duidelijk dat de politie twijfelde; de geur klopte niet. Het NFI zegt alleen dat geen sprake is van harddrugs. Daaruit kan niet worden afgeleid dat het NFI dus van oordeel is dat het hennep is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verbalisant [verbalisant 1] verbaliseert het volgende [2] :
Op 30 mei 2020, in de tijd gelegen tussen 22:00 uur en 23:00 uur, was ik als hulpofficier van justitie betrokken bij de aanhouding van meerdere personen na
aanleiding van een melding van geweldincident waarbij ook verdovende middelen
betrokken waren. (…) Ik heb enkele malen hard op de deur geklopt en geroepen dat wij van de politie waren. De eerste 30 seconden tot 1 minuut kwam er geen reactie. Daarna werd de deur geopend door een negroïde man. Ik zei hem dat wij van de politie waren en ik vroeg hem of er meer personen in de woning waren. Ik zag dat de man zichtbaar nerveus was. (…) Om uit te sluiten dat er geen gewonden binnen waren heb ik de man gepasseerd en heb ik de woning betreden om ongeveer 22:50 uur op 30 mei 2020. Op het moment dat ik de man passeerde hoorde ik hem roepen: “Het is maar een klein beetje voor eigen gebruik.” Ik zag dat de woning bestond uit 2 ruimten: 1 woon- slaapkamer waarin ook de keuken was gevestigd en een badkamer. In de woon- slaapkamer zag ik meerdere bakken staan met wit poeder en een weegschaal liggen. Op de grond zag ik wit poeder liggen en een bak staan met daarin een onbekende witte stof. In de badkamer zak ik ook wit poeder op de grond liggen en in het toilet zag ik een zogenaamde ponypack liggen. (…) Hierop ben ik naar buiten gelopen en heb ik de negroïde man, die later [verdachte] bleek te heten, aangehouden voor het in bezit hebben en vervaardigen van verdovende middelen lijst I Opiumwet.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] zijn onder andere de volgende goederen inbeslaggenomen [3] :
(…) - PL0900-2020169018-2676853, verdovende mid., 1 stuks, henneptoppen, Henneptoppen. goednummer summ-it 600252, uit zilveren sealbag
- PL0900-2020169018-2676875, verdovende mid., 1stuks, Henneptoppen, komt uit zilveren sealbag.summit goednummer 600253;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637627, verdovende mid., 1 stuks, SIN AANP0970NL, uit kartonnen doos keukenvloer;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637628, verdovende mid., 2 stuks, SIN AANP0968NL, ,sealbag, uit jumbotas die niet is meegenomen;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637637, verdovende mid., 1 stuks, SIN AANP0965NL, brokken wit poeder lagen los op tafeltje slaapdeel;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637641, verdovende mid., 1 stuks, SIN AANP0964NL, zakje met meerdere zakjes wit poeder op vensterbank;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637521, verdovende mid., SIN AANP0972NL, plastic zakje met losse papieren waar drugs in zit;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637530, pillen, SIN AANP0971NL, doosje met diverse zakjes met pillen, zakje 3: 1 geel groen pil;
- Goednummer PL0900-2020169018-2637547, verdovende mid., 1 stuks, SIN AANP0969NL, blok geperst wit poeder uit koelkast;
- Goednr summit 600264, verdovende mid., 3 stuks, uit wasmand op wasmachine, Ah tas met 3 zakken witte brokken geperst poeder;
- Goednr summit 600256, verdovende mid., 5 stuks, geperste blokken wit poeder uit diepvrieslade..
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] wegen op 2 juni 2020 een deel van de inbeslaggenomen goederen en nemen hier een monster van met de volgende SIN-nummes [4] :
- Goednummer: 2637627 SIN AANP0970NL, gripzak met wit poeder/brokken (979,4 gram), monster A: SIN AAN09210NL
- Goednummer: 2637628 SIN AANP0968NL, plastic zakken met folie met wit poeder/brokken en 1 witte blok met opdruk "Hermes" (1960,9 gram), monster B: SIN AAN09211NL
- Goednummer: 2637547 SIN AANP0969NL,, Plastic zak met 1 wit blok met opdruk "Fendi" (991,8 gram), monster C: SIN AAN09212NL
- Goednummer: 2637637 SIN AANP0965NL,, Plastic zak met wit poeder/brokjes (340,2 gram), monster D: SIN AAN09216NL
- Goednummer: 2637530 SIN AANP0971NL, plastic zakje met 1 geel/groene tablet (Gorkain) (0,43 gram), monster F: SIN AAN09213NL
- Goednummer: 2637521 SIN AANP0972NL, (14,78 gram), 2 papieren wikkels, 1 envelop, 3 gevouwen A4tjes, 1 plastic zakje en 3 koffiefilters met 14,50 gram wit poeder/brokjes monster G: SIN AAN09214NL, koffiefilter met 0,28 gram beige poeder, monster H: AAN09215NL
- Goednummer: 2637641 SIN AANP0964NL, Plastic zakje met drie plastic zakjes, waarin wit poeder/brokjes (13,41 gram), monster J: SIN AAOA0163NL, monster K: AAOA0162NL, monster L: AAOA0161NL.
De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] wegen op 6 oktober 2020 nogmaals een deel van de inbeslaggenomen goederen en nemen een monster af met het volgende SIN-nummer [5] :
- Goednr summit 600264, wasmand op de wasmachine, AH tas met drie witte geperste blokken (3005,5 gram), SIN AAOA1840NL;
- Sum goednr 600256, Scherm 44.03.02.001, diepvrieslade 5 blokken wit poeder, witte geperste blokken omwikkeld met folie in een plasticzak (4991,5 gram), SIN AAOA1842NL.
De monsters zijn vervolgens getest door het NFI:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAOA1840NL
Poeder, wit, uit 3005,5 gram
bevat cocaïne [6]
AAOA1842NL
Blokken, wit, uit 4991,5 gram
bevat cocaïne [7]
AANO9210NL
Poeder en brokken, wit, uit 979,4 gram
bevat cocaïne [8]
AANO9211NL
Blokken, wit, uit 1960,9 gram
bevat cocaïne [9]
AANO9212NL
Blok, wit, uit 991,8 gram
bevat cocaïne [10]
AAN09214NL
Poeder, wit, uit 14,78 gram
bevat cocaïne [11]
AAN09215NL
Poeder en brokjes, beige, uit 0,28 gram
bevat cocaïne [12]
AANO9216NL
Poeder en brokjes, wit, uit 340,15 gram
bevat cocaïne [13]
AAOA0163N
AAOA0162NL AAOA0161NL
Poeder en brokjes, wit, uit 13,41 gram
bevat cocaïne [14]
AAN09213NL
tablet, geel/groen, uit 0,43 gram
bevat MDMA [15]
De verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] verbaliseren het volgende [16] :
Op verzoek van college [verbalisant 7] hadden we de in beslag genomen goederen met
vermoedelijk hennep getest. (…) Dit betroffen de volgende goederen:
(…) - Scherm44.01.01.012 - MD5R020036_ 600252
- Scherm44.01.0.013 - MD5R020036_ 600253 (…)
Bij het opensnijden van de sealbags. constateerde wij, gezien de waargenomen
uiterlijke kenmerken, kleur en substantie, en daarnaast de herkenbare geur dat de
inhoud van de sealbags hennep betrof. Wij zagen dat er meerdere sealbags gevuld waren met henneptoppen. De henneptoppen hadden in totaal een gewicht van 2,28 kilogram. Wij hadden vervolgens een klein stukje hennep gepakt voor een drugstest. (…) Uit deze reactie van de testbuis leiden wij af dat het geteste deel van de sealbags wijst op de aanwezigheid van THC, de werkzame stof voor hennep en hasjiesj.(…)
4.3.2.
Bewijsoverweging
(On)rechtmatig binnentreden
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de politie rechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] . De verbalisanten ontvangen een concrete melding over een ripdeal, waarin de melder aangeeft onder bedreiging van een vuurwapen door drie personen van zijn wiet bestolen te zijn. Dit zou hebben plaatsgevonden in een woning aan de [adres] . De melder geeft daarbij een signalement van de drie personen. De melder verklaart de woning te zijn ontvlucht. De verbalisanten komen kort na de melding ter plaatse bij de woning van verdachte. Er kan geen contact meer worden gemaakt met de melder en hij wordt ter plaatse ook niet aangetroffen. Het is dan ook onduidelijk voor de politie of er nog andere slachtoffers in de woning aanwezig zijn. De politie heeft op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 tot taak te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Algemene wet op het binnentreden mag een woning worden binnengetreden zonder toestemming van de bewoner en zonder schriftelijke machtiging, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden. De rechtbank overweegt dat gelet op het bovenstaande sprake was van een dergelijke situatie waarbij de politie mocht binnentreden zonder toestemming van de bewoner. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een rechtmatige binnentreding.
Wetenschap
Uit het dossier blijkt dat bij het binnentreden van de woning door verbalisant [verbalisant 1] wordt gezien dat er open en bloot verdovende middelen verspreid liggen in de woning. De verdovende middelen werden aangetroffen op verschillende plekken in de woonkamer, die tevens als slaapkamer fungeert, en in de badkamer en het kan niet anders dan dat verdachte de verdovende middelen gezien moet hebben. De verklaring van verdachte dat hij niet heeft gemerkt dat de verdovende middelen in zijn huis zijn gelegd en dat hij er niets vanaf weet, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de wetenschap van de verdovende middelen bij verdachte.
Beschikkingsmacht
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de term ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet niet vergt dat sprake is van enige beschikkingsbevoegdheid. Voldoende is daarvoor dat de onder de Opiumwet vallende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevinden. Uit het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat hij de enige bewoner en gebruiker is van de woning aan de [adres] . De verdovende middelen bevonden zich derhalve in de machtssfeer van verdachte. Dat verdachte een willoos slachtoffer was bij wie zonder zijn weten en tegen zijn wil drugs in huis zijn gebracht, is niet gebleken. Uit de telefoon- en appcontacten lijkt eerder het tegendeel te volgen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de hard- en softdrugs voorhanden heeft gehad.
Hoeveelheid hennep
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het groene poeder met een gewicht van 5,46 kilogram daadwerkelijk hennep of hasjiesj is. De verbalisanten, die als taakaccent hennep hebben, constateren bij het opensnijden van de zakken met de poeder een aparte lucht die zij niet als hennep of hasjiesj herkennen. Het positief testen van de groene poeder op de aanwezigheid van THC en het negatief testen op de aanwezigheid van Opiumlijst I middelen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat de groene poeder hennep of hasjiesj is, zeker nu de typerende kenmerken en geur van hennep ontbreken. De rechtbank acht derhalve enkel bewezen dat verdachte 2,28 kilogram henneptoppen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van medeplegen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 30 mei 2020 te [woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 12.297,49 gram cocaïne, en 0,43 gram MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
op 30 mei 2020 te [woonplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,28 kg, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan schuldhulpverlening;
- inspanningsverplichting dagbesteding.
- houden aan aanwijzingen van de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest en daarbij rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte is licht verstandelijk beperkt en zijn verblijf in de gevangenis valt hem zwaar. Een fors voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering acht de raadsman passend als stok achter de deur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs voorhanden gehad. Het bezit van verdovende middelen levert een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Het is tevens bezwarend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande gepleegde criminaliteit. Dit blijkt ook uit de onderhavige melding die binnen kwam bij de politie over een vermeende ripdeal. Tegen het bezit van harddrugs dient dan ook krachtig te worden opgetreden.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het bezit van harddrugs. Het vonnis van het voornoemde feit is van 29 augustus 2018 en verdachte liep dan ook nog in een proeftijd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 7 september 2020 en maakt deze conclusie tot de hare. Er is sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid en de reclassering schat de kans op recidive in als hoog, indien verdachte geen passende hulp krijgt. Verdachte is bereid om hieraan mee te werken en de reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten is een lange (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor het aanwezig hebben van harddrugs in een hoeveelheid van 10.000 tot 20.0000 gram 30 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt. Voor het aanwezig hebben van hennep tussen de 500 en 2500 gram softdrugs staat een taakstraf van 100 uren. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de straf te matigen. Verdachte heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en hij heeft ter terechtzitting nauwelijks openheid van zaken gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Bovendien was verdachte een gewaarschuwd mens. Hij liep zelfs nog in een proeftijd. De rechtbank is van oordeel dat slechts kan worden volstaan met een gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten om verdachte de bijzondere ernst te doen inzien van het voorhanden hebben van dusdanige hoeveelheden hard- en softdrugs.
Uit de stukken die de raadsman heeft overgelegd, het reclasseringsrapport en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt wel dat verdachte positief tegenover begeleiding en behandeling staat. Om die reden zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd als stok achter de deur met daarbij de bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, meewerken aan schuldhulpverlening, de inspanningsverplichting voor een dagbesteding en het houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Deze voorwaarden zijn door de reclassering geadviseerd in haar advies van 7 september 2020. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Verdachte is op 29 augustus 2018 veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland tot een deels voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals vermeld in dit vonnis.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu er geen omstandigheden zijn gebleken die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, acht de rechtbank het opportuun om naast de opgelegde straf de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten.

11.BESLAG

11.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de krikken en de telefoons, voor zover deze nog niet zijn teruggegeven, terug mogen naar verdachte. Voor wat betreft de verdovende middelen wordt verzocht deze te onttrekken aan het verkeer. Ten aanzien van de overige zaken wordt verzocht deze verbeurd te verklaren, nu daarmee de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
11.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
11.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen verdovende middelen (genummerd 7 tot en met 17, 19 tot en met 31 op de beslaglijst), de metalen persmal (genummerd 3), de drukpers (genummerd 5 op de beslaglijst) en de twee stuks verlichting (genummerd 6) onttrekken aan het verkeer. Nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen keukenmachine (genummerd 4) en het plastic zakje (genummerd 18) zullen verbeurd worden verklaard, nu met behulp van die voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is voorbereid en begaan.
De krikken (genummerd 1 en 2) en de telefoons (genummerd 32 en 33) zullen worden teruggeven aan verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen één dag na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingsreclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6, te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verblijft bij Pluryn of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan het vinden en behouden van geschikte dagbesteding en volgt hierbij de aanwijzingen van de reclassering en hulpverlenende instanties;
* zich houdt aan de aanwijzingen en afspraken van de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
* 1 STK Krik (genummerd 1 op de beslaglijst)
* 1 STK Krik (genummerd 2 op de beslaglijst
* 1 STK Telefoontoestel (genummerd 32 op de beslaglijst)
* 1 STK Telefoontoestel (genummerd 33 op de beslaglijst
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
* Alle verdovende middelen (genummerd 7 tot en met 17, 19 tot en met 31 op de beslaglijst)
* 1 STK Metalen persmal (genummerd 3 op de beslaglijst)
* 1 STK Drukpers (genummerd 5 op de beslaglijst)
* 2 STKS Verlichting (genummerd 6 op de beslaglijst)
- de
verbeurdverklaringvan de volgende voorwerpen:
* 1 STK Keukenmachine (genummerd 4 op de beslaglijst)
* 1 STK Plastic zakje (genummerd 18 op de beslaglijst)
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 05-740055-17
-gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te ’s-Gravenhage d.d. 29 augustus 2018 gewezen onder parketnummer 09-088233-18, te weten: een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en
S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.V.S. Adriaanse en
R.E. Rasink, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 maart 2021.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 mei 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 12629,95 en/of 12.297,49 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0,43 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid een materiaal bevattende MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of 2CB
en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDA en/of MDEA en/of MDMA en/of
2CB en/of amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet;
(
art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 mei 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 6143,44 gram en/of 7,74 kg en/of 2,28 kg, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
(
art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 februari 2021, nummer PL0900-2020169619, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 747. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 30 mei 2020, pagina’s 80-81.
3.Kennisgevingen van inbeslagneming, ongenummerd.
4.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 2 juni 2020, pagina 185-194.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 6 oktober 2020, pagina 329-332.
6.NFI rapport van 6 oktober 2020, pagina 334.
7.NFI rapport van 7 oktober 2020, pagina 335.
8.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 579.
9.NFI rapport van 3 juni 20201, pagina 580.
10.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 581.
11.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 583.
12.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 582.
13.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 585.
14.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 586, 587 en 588.
15.NFI rapport van 3 juni 2020, pagina 584.
16.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] van 26 augustus 2020, pagina 601-602.