Op 16 februari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter had eerder op 5 november 2020 de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 februari 2021. In deze procedure werd een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en een verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) behandeld. De moeder van de minderjarige werkte goed samen met de hulpverlening en vond een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig, terwijl de vader, die zich niet aan afspraken hield, de samenwerking met de GI weigerde. De kinderrechter concludeerde dat de middelen en mogelijkheden van de ondertoezichtstelling waren bereikt en dat de moeder grote stappen had gezet in haar ontwikkeling. De kinderrechter wees het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, evenals het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing, omdat de rol van de GI eindigde met het aflopen van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere verlenging en dat de schriftelijke aanwijzing geen functie meer had na het stoppen van de ondertoezichtstelling.