ECLI:NL:RBMNE:2021:1027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
C/16/510190 / FL RK 20-730
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

Op 16 februari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter had eerder op 5 november 2020 de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 februari 2021. In deze procedure werd een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en een verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) behandeld. De moeder van de minderjarige werkte goed samen met de hulpverlening en vond een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig, terwijl de vader, die zich niet aan afspraken hield, de samenwerking met de GI weigerde. De kinderrechter concludeerde dat de middelen en mogelijkheden van de ondertoezichtstelling waren bereikt en dat de moeder grote stappen had gezet in haar ontwikkeling. De kinderrechter wees het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af, evenals het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing, omdat de rol van de GI eindigde met het aflopen van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor verdere verlenging en dat de schriftelijke aanwijzing geen functie meer had na het stoppen van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/510190 / JL RK 20-730 / C/16/516388 / JL RK 21-70
Datum uitspraak: 16 februari 2021
Beschikking van de kinderrechter over een afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
in de zaak van

SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,

locatie [plaatsnaam] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 november 2020 de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 20 februari 2021 en het meer of anders gevraagde van het verzoek aangehouden.
De kinderrechter heeft vervolgens kennisgenomen van een brief met bijlagen van de GI van 25 januari 2021. Ook heeft de kinderrechter kennisgenomen van een verzoekschrift tot bekrachtiging van de schriftelijk aanwijzing van de GI, eveneens van 25 januari 2021. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer C/16/516388 / JL RK 21-70.
Voor het verder procesverloop en de vaststaande feiten wordt verwezen naar de beschikking van 5 november 2020.
Op 16 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaken verder tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door een tolk;
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [A] .

De standpunten van de belanghebbenden

De GI heeft in de brief van 25 januari 2021 ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling de kinderrechter verzocht het aangehouden deel van het verzoek af te wijzen. De grenzen van wat een ondertoezichtstelling kan bewerkstelligen zijn bereikt. Het lukt niet om met vader samen te werken. Vader heeft duidelijk aangegeven dat hij de samenwerking met de GI niet wil aangaan. Vader verwijt de GI dat hij wordt gediscrimineerd vanwege zijn huidskleur en wordt achtergesteld. Het is daarom niet mogelijk om met vader te overleggen, laat staan afspraken te maken over de omgang of over de veiligheid van [voornaam van minderjarige] . De inzet van ouderschapsbemiddeling heeft niet geleid tot een verandering in de communicatie tussen ouders en er is geen ouderschapsplan gemaakt.
Moeder maakt stappen en werkt goed samen met de hulpverlening. Zij vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig en zal de hulpverlening voortzetten in een vrijwillig kader. [voornaam van minderjarige] ontwikkelt zich inmiddels goed.
De GI verzoekt, na de casus intern te hebben besproken, om afwijzing van het aangehouden deel van het verzoek tot het verlenen van een ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft de GI nog naar voren gebracht dat de middelen en mogelijkheden van een ondertoezichtstelling zijn bereikt. Vader laat nog altijd een grote weerstand zien tegen de GI. Hij houdt zich niet aan afspraken, is onberekenbaar en onvoorspelbaar. Er is geen samenwerking mogelijk. De omgang met [voornaam van minderjarige] is stopgezet omdat vader de afspraken niet nakomt. Er is een schriftelijk aanwijzing gegeven aan vader ten aanzien van het stopzetten van de omgang. De GI verzoekt de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen voor de duidelijkheid naar vader. In de toekomst zal moeder, als er omgang tussen vader en [voornaam van minderjarige] kan plaatsvinden, dit zelfstandig kunnen regisseren. De GI en moeder hebben daar vertrouwen in.
Moeder wil graag dat de ondertoezichtstelling stopt. Ze heeft stappen gezet en het gaat nu goed met haar. Voor de omgang is moeder het eens met de voorwaarden die de GI heeft gesteld, dat zijn ook haar voorwaarden. Moeder heeft alles geprobeerd om met vader afspraken te maken maar het is niet gelukt. Voor nu is het daarom beter dat er geen omgang is omdat dat niet kan op een voor [voornaam van minderjarige] goede en stabiele wijze.
Vader heeft ter zitting naar gebracht dat hij door iedereen wordt tegengewerkt terwijl hij vreselijk zijn best doet. Hij wordt verkeerd neergezet en is geen slechte vader. De GI kijkt niet hoe vader omgaat met zijn kind. Vader doet zijn best voor zijn kind en wil graag omgang met [voornaam van minderjarige] . Hij wil graag een kans om te laten zien dat de omgang goed kan gaan, maar die kan wordt hem ontnomen.

De beoordeling

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter komt, op grond van de stukken en de behandeling ter zitting, tot het oordeel dat op dit moment geen aanleiding is voor een (verdere) verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI is duidelijk in haar toelichting en standpunt: de middelen en mogelijkheden van een ondertoezichtstelling zijn bereikt. Moeder heeft grote stappen gezet en is bereid tot het accepteren van hulp in een vrijwillig kader. De GI heeft daar vertrouwen in. Ook ontwikkelt [voornaam van minderjarige] zich goed. De samenwerking van vader met de GI is daarentegen niet van de grond gekomen. Vader heeft duidelijk aangegeven de samenwerking niet aan te gaan. Hij is niet in staat om ander gedrag te laten zien en zich te houden aan afspraken. De omgang is stopgezet omdat vader de gemaakte afspraken over de omgang niet nakomt. Als er toch omgang zou zijn, dreigt het gevaar dat [voornaam van minderjarige] van zijn moeder vervreemdt omdat vader moeder ongeschikt vindt als opvoeder en verzorger. Nu de GI door vader niet in staat wordt gesteld om omgang op een voor [voornaam van minderjarige] veilige manier mogelijk te maken, terwijl moeder open staat hulp in het vrijwillig kader, is een ondertoezichtstelling niet langer zinvol. Het aangehouden deel van het verzoek zal worden afgewezen.
Afwijzing bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
De GI kan ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
De GI heeft op 10 december 2020 aan vader een schriftelijke aanwijzing gegeven en het volgende opgenomen in het besluit:
- vader heeft geen omgang met [voornaam van minderjarige] ;
- vader accepteert opvoedondersteuning en werkt mee met de hulpverlening (IPT en SIPI);
- vader houdt zich aan voorwaarden van Samen Veilig Midden-Nederland ten aanzien van het contact met [voornaam van minderjarige] en de communicatie tussen ouders.
De vader is in zijn verzoek om deze aanwijzing vervallen te verklaren bij beschikking van 21 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard door de kinderrechter. De GI heeft de kinderrechter verzocht de schriftelijk aanwijzing te bekrachtiging. De kinderrechter constateert dat, nu het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen en de ondertoezichtstelling eindigt per 20 februari 2021, er geen taak meer ligt voor de GI. De schriftelijk aanwijzing heeft vanaf dat moment geen functie meer omdat de schriftelijke aanwijzing is gegeven in het kader van de uitvoering door de GI van de ondertoezichtstelling, terwijl die rol van de GI stopt. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verder inhoudelijk te behandelen. De kinderrechter zal dit verzoek van de GI afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het aangehouden deel (van de beschikking van 5 november 2020) van het verzoek tot het verlengen van een ondertoezichtstelling af;
wijst het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing af;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2021 door mr. M.M. Janssen-Witteveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.