ECLI:NL:RBMNE:2020:983

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
16/289242-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor cocaïnehandel en bezit

Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen in cocaïne en het bezit van een hoeveelheid van 13,78 gram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De zaak kwam aan het licht na een melding bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) over een Antilliaanse dealer die cocaïne verkocht. De verdachte werd op 22 november 2019 aangehouden in Bunschoten-Spakenburg, waar bij hem een zakje met cocaïne werd aangetroffen. Tijdens de rechtszitting op 4 maart 2020 heeft de officier van justitie, mr. B. Nitrauw, de verdenking tegen de verdachte onderbouwd met diverse bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en tapgesprekken. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.M.C.J. Baaijens, voerde aan dat er sprake was van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank oordeelde dat de ingezette opsporingsmiddelen rechtmatig waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de drugshandel, maar de rechtbank achtte het bewezen dat hij in de periode van 1 april 2019 tot en met 22 november 2019 cocaïne heeft gedeald en op 22 november 2019 cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/289242-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te Curaçao,
wonende aan de [adres] , [woonplaats ] ,
thans gedetineerd in / verblijvende te P.I. Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en mr. A.M.C.J. Baaijens advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op 22 november 2019 te Bunschoten-Spakenburg 13,79 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad;
Feit 2:in de periode van 1 april 2019 tot en met 22 november 2019 te Amersfoort en/of Bunschoten, althans in Nederland, samen met iemand anders, althans alleen, heeft gehandeld (gedeald) in cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het voorbereidend onderzoek vormverzuimen bevat, omdat het onderzoek is gestart terwijl sprake was van onvoldoende verdenking als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. De door het Openbaar Ministerie ingezette bijzondere opsporingsmiddelen hadden niet mogen worden ingezet. De inzet hiervan is onrechtmatig. Alle bevindingen in het dossier vormen een rechtstreeks resultaat van dit onrechtmatig handelen, zodat bewijsuitsluiting moet volgen.
Ook de verklaringen van de getuigen moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat de fotoconfrontatie op een onjuiste wijze is uitgevoerd en verzuimd is aan hen de cautie te geven, terwijl zij allen ook verdachte waren van overtreding van de Opiumwet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting?
Voordat nader in zal worden gegaan op de bewijsmiddelen, overweegt de rechtbank met betrekking tot de door de raadsman gevoerde verweren tot bewijsuitsluiting als volgt.
Van het strafdossier maakt deel uit een proces-verbaal van verdenking van 21 juni 2019, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] . In dit proces-verbaal wordt melding gemaakt van feiten en omstandigheden waarop op dat moment de verdenking jegens verdachte is gestoeld, namelijk (zakelijk weergegeven):
  • dat in de maand mei
  • dat uit de Basis Registratie Personen blijkt dat verdachte op voornoemd adres staat ingeschreven;
  • dat uit het politiesysteem van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat de verdachte een blauwe Peugeot 207 op zijn naam heeft staan;
  • dat daarnaast sprake is van een lange reeks aan Meld Misdaad Anoniem (MMA) meldingen over de jaren 2015 tot en met 2018 over handel in drugs in relatie tot (de bewoner(s) van) [adres] ;
  • en tenslotte dat verdachte antecedenten heeft op (onder meer) het gebied van handel en drugs.
Op grond van vaste jurisprudentie (o.a. HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2191) kan een voldoende concrete en gedetailleerde anonieme melding van een misdrijf voldoende grond voor een verdenking in de zin van artikel 27 Sv opleveren. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zodanig concreet en gedetailleerd zijn dat er zonder meer sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, op grond waarvan het was toegestaan om opsporingsmiddelen in te zetten. Voor de vraag of de inzet van specifieke opsporingsmiddelen rechtmatig is, is tevens een subsidiariteits- en proportionaliteitstoets vereist. Daarbij is van belang dat de melding aan het TCI als betrouwbaar is aangemerkt. Gelet op de ernst van de verdenking, te weten drugshandel, en het feit dat dit in de regel plaatsvindt door middel van gebruikmaking van niet op naam gestelde telefoons, die regelmatig worden gewisseld, terwijl de overdracht zelf op wisselende locaties in een kort tijdsbeslag plaatsvindt waren de ingezette dwangmiddelen naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk en had niet met minder vergaande bevoegdheid hetzelfde resultaat verkregen kunnen worden. .Aangezien evenmin is gebleken van een disproportionele aanwending van de opsporingsmiddelen, is geen sprake van vormverzuimen. Daarmee bestaat derhalve geen aanleiding om enig bewijsmiddel uit het strafdossier buiten beschouwing te laten.
Het verweer van de raadsman dat de getuigen – zijnde de afnemers van cocaïne – niet op de juiste manier is gevraagd naar de identiteit van verdachte staat naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige zaak niet aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen in de weg. De telefoonnummers van deze getuigen zijn immers aangetroffen in de telefoon van verdachte en de getuigen verklaren ook dat zij cocaïne bestellen bij een dealer die gebruikt maakt van het telefoonnummer dat wordt gekoppeld aan die telefoon van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee voldoende vast dat er tussen de gehoorde getuigen en verdachte een link bestaat en ook dat verdachte drugs aan hen verkocht. De enkelvoudige fotoconfrontatie is in dit dossier dan ook slechts een extra bevestiging.
Dat aan de getuigen de cautie had moeten worden gegeven, omdat zij ook kunnen worden verdacht van overtreding van de Opiumwet is – voor zover dit een vormverzuim is – geen vormverzuim waarop verdachte zich kan beroepen Verdachte is niet in een rechtens te respecteren belang geschaad, immers de (niet gegeven) cautie strekt ter bescherming van de afnemers en niet ter bescherming van verdachte.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1:
Een proces-verbaal van aanhouding:
Op 22 november 2019 hielden wij op de locatie Bunschoten-Spakenburg als verdachte aan: [verdachte] . Tijdens de insluiting is verdachte van zijn kleding ontdaan. Bij het uittrekken van zijn onderbroek viel een zakje met diverse zakjes met wit poeder. [2]
Een kennisgeving van inbeslagneming:
Datum: 22 november 2019.
Beslagene: [verdachte]
Goednummer: PL0900-2019181706-2530069
Inhoud: 1 boterhamzakje met 11 kleinere bolletjes. [3]
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen:
Goednummer: PL0900-2019181706-2530069
SIN: AAMT5348NL
Relatie met SIN: AAMZ9188NL
Inhoud: 1 boterhamzakje met 11 kleinere bolletjes.
Gewicht nette: 13,78 gram
Monster A
SIN: AAMZ9188NL
Indicatieve test van het monster: positief voor cocaïne. [4]
Een NFI-rapport:
Kenmerk: AAMZ9188NL
Conclusie: bevat cocaïne. [5]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het klopt dat ik bolletjes cocaïne bij mij had. [6]
Ten aanzien van feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen:
Er werd een telefoontap aangesloten op het door de verdachte gebruikte nummer [telefoonnummer] . Uit tapgesprekken bleek dat verdachte [verdachte] vermoedelijk gebruik maakte van een 2e telefoon. Dit werd zijn 'werktelefoon' genoemd. [7] In een groot aantal van de gesprekken wordt een tijd afgesproken. Vaak volgt daarna
een telefoontje in de trend van "ik ben er" of "Ik sta in de straat". [8]
Een proces-verbaal van bevindingen:
Op 22 november 2019 hield de politie verdachte [verdachte] aan terwijl hij in de personenauto Audi, voorzien van [kenteken] reed. In deze auto trof de politie drie mobiele telefoons aan, te weten: Samsung A 105G, Samsung J600N, Apple iPhone. [9] Samsung A 105G: In deze mobiele telefoon zat een SIM-kaart voorzien van IMSl-nummer [IMSl-nummer] . Na vordering bij het Centraal Informatiepunt Telecommunicatie (CIOT) bleek dat het telefoonnummer van deze SIM-kaart het telefoonnummer
[telefoonnummer]betrof.
De Samsung J600N bleek de eerder genoemde getapte telefoon te zijn, te weten: [telefoonnummer] . [10]
Een proces-verbaal van bevindingen:
Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is geweest over de periode van 11 juni tot en met 22 november 2019.
Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat er heel veel dataverkeer plaats vindt. Dit bevestigt het vermoeden dat het grootste gedeelte van de handel in drugs gebeurde via WhatsApp contact. Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat de telefonische contacten veelvuldig korte contacten dan wel sms berichten zijn. Tevens vinden er meerdere contacten plaats met hetzelfde tegennummer kort na elkaar. Dit beeld komt overeen met het gebruikelijke beeld van een deal-telefoon. Afnemer en verkoper hebben vaak een aantal maal contact met elkaar om aan te geven dat men op de
afgesproken locatie is. [11] In de periode 11 juni tot en met 22 november bleken er 198 unieke contacten, te zijn geregistreerd. [12]
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 1] :
Op het getapte nummer van [verdachte] [telefoonnummer] , heeft [getuige 1] ca 20 keer ingebeld en meerdere afspraken gemaakt die vermoedelijk met dealen te maken hadden. Nadat wij [getuige 1] hadden ingelicht dat wij hem wilden horen omdat hij als afnemer in beeld was gekomen bij een onderzoek naar een dealer in verdovende middelen verklaarde hij: ‘Mijn vrouw en ik 'gebruiken' wel eens. Ik koop de verdovende middelen telefonisch waaronder ook van hem (wij verbalisanten toonden de foto van verdachte [verdachte] ). Ik denk dat we van hem al een jaar kopen.
Ik bestelde altijd cocaïne bij hem om te snuiven. Dat was circa 1 keer in de week. [13]
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 2] :
Op 7 december 2019 hoorde ik als getuige [getuige 2] . Getuige [getuige 2] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was aangetroffen in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was
aangetroffen. Tevens was waargenomen dat, op 18 oktober 2019 verdachte [verdachte] op het Schansplein een afspraak had met getuige [getuige 2] . Hij verklaarde dat hij sinds ongeveer driekwart jaar een andere dealer heeft en dat hij hiervoor dus bij iemand anders zijn cocaïne bestelde. Hij verklaarde dat het telefoonnummer van zijn huidige dealer [telefoonnummer] was. Hij verklaarde dat hij gemiddeld 2 keer per maand cocaïne kocht en dat dit altijd net voor of in het weekend was. [14]
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 3] :
Op 5 december 2019 hoorde ik; [getuige 3] . [getuige 3] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was aangetroffen.
[getuige 3] verklaarde: afgelopen periode heb ik weer 1 of 2 keer cocaïne gekocht. Ik
was bij een bekende die bij “ [bijnaam] ” cocaïne bestelde en kocht.
Het nummer van “ [bijnaam] ” is [telefoonnummer] . Ik heb hierna weer 1 of 2 keer cocaïne besteld en gekocht bij “ [bijnaam] ”. “ [bijnaam] ” reed de laatste keer dat ik bij hem kocht in een zwarte Audi A3. Aan het einde van het verhoor toonde ik getuige [getuige 3] een politiefoto van verdachte [verdachte] en vroeg hem wat hij over de getoonde man kon zeggen. Ik zag dat getuige begon te lachen en zei; “ja dat is [bijnaam] ”. [15]
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 4] :
Op 3 december 2019 hoorden wij; [getuige 4] . [getuige 4] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was aangetroffen. [getuige 4] verklaarde dat recentelijk in de maanden oktober en november 2019 drie keer coke door haar is gebruikt. Nadat wij getuige vertelden dat er was gezien dat de dealer, tegen wie ons onderzoek gericht, op 31 oktober 2019 bij haar aan de deur was geweest en wij haar vroegen deze man te omschrijven hoorden wij haar zeggen dat het een donkere man was, volgens haar een Antilliaan met een apart uiterlijk en een raar staartje in zijn nek. Getuige verklaarde ons dat zij voor deze afspraak het telefoonnummer [telefoonnummer] had gebeld. Tevens verklaarde zij dat dit nummer onder de contactnaam “neger” in haar telefoon had gestaan. [16]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer.
Ik draag mijn haar in een paardenstaart in mijn nek.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte:
C: In deze Audi zijn vanmiddag 3 telefoons aangetroffen.
V: Van wie zijn deze telefoons?
A: Twee telefoons zijn van mij, dat zijn beide Samsungs. [17]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 april 2019 tot en met 22 november 2019 cocaïne heeft gedeald en dat verdachte op 22 november 2019 13,78 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
Periode
De rechtbank sluit voor de bewezenverklaring van de periode aan bij de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 2] verklaart op 7 december 2019 dat hij sinds driekwart jaar cocaïne koopt bij verdachte en [getuige 1] zegt dat hij denkt dat hij al een jaar bij hem koopt. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte (in ieder geval) vanaf 1 april 2019 cocaïne dealde.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander in cocaïne heeft gedeald en zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 22 november 2019 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 13,78 gram (11 bolletjes) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2
in de periode van 1 april 2019 tot en met 22 november 2019 te Amersfoort en Bunschoten,
althans in Nederland, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod;
Feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven
verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van acht maanden schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Daarnaast heeft hij ook nog een handelsvoorraad cocaïne aanwezig gehad. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Cocaïne is een drug met een sterk verslavende werking. Door de verkoop en aflevering ervan heeft verdachte bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne en derhalve de gezondheid van personen in gevaar gebracht. Het gebruik van en de handel in een drug als cocaïne leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast voor de samenleving. De handel in verdovende middelen dient daarom met kracht te worden bestreden. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook gekeken naar het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 22 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte in 2005, 2002 en 2001 is veroordeeld voor handel in harddrugs en/of bezit van harddrugs. In de afgelopen vijf jaar is verdachte niet voor soortgelijke delicten veroordeeld, zodat geen sprake is van recidive in de strafverzwarende zin.
De straf
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur
daarvan gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Deze gaan voor
dealen in harddrugs wanneer sprake is van een periode van 6 tot 12 maanden uit van
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft in de persoon van de
verdachte geen aanleiding gevonden om van dit oriëntatiepunt af te wijken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Telefoon, merk: Samsung A105G Zwart (goednummer: 2019181706-G2530429), en
- Telefoon, merk: Samsung J600 Zwart (goednummer: 2019181706-G2530430)
- Personenauto, Audi A3 met kenteken [kenteken] (goednummer: 2019181706-G2017350)
verbeurd verklaren.
Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan.
Overwegingen met betrekking tot het verbeurdverklaren van de personenauto
De personenauto staat op naam van [A] , zijnde de ex-vriendin van verdachte. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan de verbeurdverklaring in de weg nu op basis van het dossier voldoende aannemelijk is geworden dat zij wist dat verdachte haar auto gebruikte om daarmee cocaïne te vervoeren. Blijkens het dossier bleek bij observaties dat [A] een aantal malen bij verdachte [verdachte] in de auto zat en kennelijk voor hem op de uitkijk bleef staan. [18]
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten verdovende middelen (11 bolletjes cocaïne: goednummer 2019181706-G2530069), onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • telefoon, merk: Samsung A105G Zwart (goednummer: 2019181706-G2530429)
  • telefoon, merk: Samsung J600 Zwart (goednummer: 2019181706-G2530430)
  • personenauto, Audi A3 met kenteken [kenteken] (goednummer: 2019181706-G2017350);
- verklaart het voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 verdovende middelen (11 bolletjes cocaïne: goednummer 2019181706-G2530069).
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Bunschoten-Spakenburg,
gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-
Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 13,78
gram (11 bolletjes), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op één of meer momentenin of omstreeks de periode van 1 april
2019 tot en met 22 november 2019 te Amersfoort en/of Bunschoten,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal voorgeleiding van 24 november 2019, proces-verbaal raadkamer van 2 december 2019 en het eind proces-verbaal van 18 januari 2020, genummerd 2019181706 (onderzoek 031Mat19) opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 160. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aanhouding, pagina 17 en 18.
3.Een kennisgeving van inbeslagneming, ongenummerd aangeleverd.
4.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pagina 118.
5.Een geschrift, te weten een NFI rapport, opgemaakt te Den Haag op 25 november 2019 door ing. M. Visser – van Leeuwen, pagina 120.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 maart 2020.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 90.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 91.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 121.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 122.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 158.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 159.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 124.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 139.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 143
17.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 29.
18.Proces-verbaal p 12