4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting?
Voordat nader in zal worden gegaan op de bewijsmiddelen, overweegt de rechtbank met betrekking tot de door de raadsman gevoerde verweren tot bewijsuitsluiting als volgt.
Van het strafdossier maakt deel uit een proces-verbaal van verdenking van 21 juni 2019, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] . In dit proces-verbaal wordt melding gemaakt van feiten en omstandigheden waarop op dat moment de verdenking jegens verdachte is gestoeld, namelijk (zakelijk weergegeven):
- dat in de maand mei
- dat uit de Basis Registratie Personen blijkt dat verdachte op voornoemd adres staat ingeschreven;
- dat uit het politiesysteem van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat de verdachte een blauwe Peugeot 207 op zijn naam heeft staan;
- dat daarnaast sprake is van een lange reeks aan Meld Misdaad Anoniem (MMA) meldingen over de jaren 2015 tot en met 2018 over handel in drugs in relatie tot (de bewoner(s) van) [adres] ;
- en tenslotte dat verdachte antecedenten heeft op (onder meer) het gebied van handel en drugs.
Op grond van vaste jurisprudentie (o.a. HR 5 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2191) kan een voldoende concrete en gedetailleerde anonieme melding van een misdrijf voldoende grond voor een verdenking in de zin van artikel 27 Sv opleveren. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zodanig concreet en gedetailleerd zijn dat er zonder meer sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, op grond waarvan het was toegestaan om opsporingsmiddelen in te zetten. Voor de vraag of de inzet van specifieke opsporingsmiddelen rechtmatig is, is tevens een subsidiariteits- en proportionaliteitstoets vereist. Daarbij is van belang dat de melding aan het TCI als betrouwbaar is aangemerkt. Gelet op de ernst van de verdenking, te weten drugshandel, en het feit dat dit in de regel plaatsvindt door middel van gebruikmaking van niet op naam gestelde telefoons, die regelmatig worden gewisseld, terwijl de overdracht zelf op wisselende locaties in een kort tijdsbeslag plaatsvindt waren de ingezette dwangmiddelen naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk en had niet met minder vergaande bevoegdheid hetzelfde resultaat verkregen kunnen worden. .Aangezien evenmin is gebleken van een disproportionele aanwending van de opsporingsmiddelen, is geen sprake van vormverzuimen. Daarmee bestaat derhalve geen aanleiding om enig bewijsmiddel uit het strafdossier buiten beschouwing te laten. Het verweer van de raadsman dat de getuigen – zijnde de afnemers van cocaïne – niet op de juiste manier is gevraagd naar de identiteit van verdachte staat naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige zaak niet aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen in de weg. De telefoonnummers van deze getuigen zijn immers aangetroffen in de telefoon van verdachte en de getuigen verklaren ook dat zij cocaïne bestellen bij een dealer die gebruikt maakt van het telefoonnummer dat wordt gekoppeld aan die telefoon van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee voldoende vast dat er tussen de gehoorde getuigen en verdachte een link bestaat en ook dat verdachte drugs aan hen verkocht. De enkelvoudige fotoconfrontatie is in dit dossier dan ook slechts een extra bevestiging.
Dat aan de getuigen de cautie had moeten worden gegeven, omdat zij ook kunnen worden verdacht van overtreding van de Opiumwet is – voor zover dit een vormverzuim is – geen vormverzuim waarop verdachte zich kan beroepen Verdachte is niet in een rechtens te respecteren belang geschaad, immers de (niet gegeven) cautie strekt ter bescherming van de afnemers en niet ter bescherming van verdachte.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
Een proces-verbaal van aanhouding:
Op 22 november 2019 hielden wij op de locatie Bunschoten-Spakenburg als verdachte aan: [verdachte] . Tijdens de insluiting is verdachte van zijn kleding ontdaan. Bij het uittrekken van zijn onderbroek viel een zakje met diverse zakjes met wit poeder.
Een kennisgeving van inbeslagneming:
Datum: 22 november 2019.
Beslagene: [verdachte]
Goednummer: PL0900-2019181706-2530069
Inhoud: 1 boterhamzakje met 11 kleinere bolletjes.
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen:
Goednummer: PL0900-2019181706-2530069
SIN: AAMT5348NL
Relatie met SIN: AAMZ9188NL
Inhoud: 1 boterhamzakje met 11 kleinere bolletjes.
Gewicht nette: 13,78 gram
Monster A
SIN: AAMZ9188NL
Indicatieve test van het monster: positief voor cocaïne.
Een NFI-rapport:
Kenmerk: AAMZ9188NL
Conclusie: bevat cocaïne.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het klopt dat ik bolletjes cocaïne bij mij had.
Ten aanzien van feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen:
Er werd een telefoontap aangesloten op het door de verdachte gebruikte nummer [telefoonnummer] . Uit tapgesprekken bleek dat verdachte [verdachte] vermoedelijk gebruik maakte van een 2e telefoon. Dit werd zijn 'werktelefoon' genoemd.In een groot aantal van de gesprekken wordt een tijd afgesproken. Vaak volgt daarna
een telefoontje in de trend van "ik ben er" of "Ik sta in de straat".
Een proces-verbaal van bevindingen:
Op 22 november 2019 hield de politie verdachte [verdachte] aan terwijl hij in de personenauto Audi, voorzien van [kenteken] reed. In deze auto trof de politie drie mobiele telefoons aan, te weten: Samsung A 105G, Samsung J600N, Apple iPhone.Samsung A 105G: In deze mobiele telefoon zat een SIM-kaart voorzien van IMSl-nummer [IMSl-nummer] . Na vordering bij het Centraal Informatiepunt Telecommunicatie (CIOT) bleek dat het telefoonnummer van deze SIM-kaart het telefoonnummer
[telefoonnummer]betrof.
De Samsung J600N bleek de eerder genoemde getapte telefoon te zijn, te weten: [telefoonnummer] .
Een proces-verbaal van bevindingen:
Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is geweest over de periode van 11 juni tot en met 22 november 2019.
Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat er heel veel dataverkeer plaats vindt. Dit bevestigt het vermoeden dat het grootste gedeelte van de handel in drugs gebeurde via WhatsApp contact. Uit de opgevraagde gegevens blijkt dat de telefonische contacten veelvuldig korte contacten dan wel sms berichten zijn. Tevens vinden er meerdere contacten plaats met hetzelfde tegennummer kort na elkaar. Dit beeld komt overeen met het gebruikelijke beeld van een deal-telefoon. Afnemer en verkoper hebben vaak een aantal maal contact met elkaar om aan te geven dat men op de
afgesproken locatie is.In de periode 11 juni tot en met 22 november bleken er 198 unieke contacten, te zijn geregistreerd.
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 1] :
Op het getapte nummer van [verdachte] [telefoonnummer] , heeft [getuige 1] ca 20 keer ingebeld en meerdere afspraken gemaakt die vermoedelijk met dealen te maken hadden. Nadat wij [getuige 1] hadden ingelicht dat wij hem wilden horen omdat hij als afnemer in beeld was gekomen bij een onderzoek naar een dealer in verdovende middelen verklaarde hij: ‘Mijn vrouw en ik 'gebruiken' wel eens. Ik koop de verdovende middelen telefonisch waaronder ook van hem (wij verbalisanten toonden de foto van verdachte [verdachte] ). Ik denk dat we van hem al een jaar kopen.
Ik bestelde altijd cocaïne bij hem om te snuiven. Dat was circa 1 keer in de week.
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 2] :
Op 7 december 2019 hoorde ik als getuige [getuige 2] . Getuige [getuige 2] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer was aangetroffen in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was
aangetroffen. Tevens was waargenomen dat, op 18 oktober 2019 verdachte [verdachte] op het Schansplein een afspraak had met getuige [getuige 2] . Hij verklaarde dat hij sinds ongeveer driekwart jaar een andere dealer heeft en dat hij hiervoor dus bij iemand anders zijn cocaïne bestelde. Hij verklaarde dat het telefoonnummer van zijn huidige dealer [telefoonnummer] was. Hij verklaarde dat hij gemiddeld 2 keer per maand cocaïne kocht en dat dit altijd net voor of in het weekend was.
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 3] :
Op 5 december 2019 hoorde ik; [getuige 3] . [getuige 3] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was aangetroffen.
[getuige 3] verklaarde: afgelopen periode heb ik weer 1 of 2 keer cocaïne gekocht. Ik
was bij een bekende die bij “ [bijnaam] ” cocaïne bestelde en kocht.
Het nummer van “ [bijnaam] ” is [telefoonnummer] . Ik heb hierna weer 1 of 2 keer cocaïne besteld en gekocht bij “ [bijnaam] ”. “ [bijnaam] ” reed de laatste keer dat ik bij hem kocht in een zwarte Audi A3. Aan het einde van het verhoor toonde ik getuige [getuige 3] een politiefoto van verdachte [verdachte] en vroeg hem wat hij over de getoonde man kon zeggen. Ik zag dat getuige begon te lachen en zei; “ja dat is [bijnaam] ”.
Een proces-verbaal van bevindingen – verhoor [getuige 4] :
Op 3 december 2019 hoorden wij; [getuige 4] . [getuige 4] is gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer staat in de contactlijst van een telefoon die bij verdachte [verdachte] was aangetroffen. [getuige 4] verklaarde dat recentelijk in de maanden oktober en november 2019 drie keer coke door haar is gebruikt. Nadat wij getuige vertelden dat er was gezien dat de dealer, tegen wie ons onderzoek gericht, op 31 oktober 2019 bij haar aan de deur was geweest en wij haar vroegen deze man te omschrijven hoorden wij haar zeggen dat het een donkere man was, volgens haar een Antilliaan met een apart uiterlijk en een raar staartje in zijn nek. Getuige verklaarde ons dat zij voor deze afspraak het telefoonnummer [telefoonnummer] had gebeld. Tevens verklaarde zij dat dit nummer onder de contactnaam “neger” in haar telefoon had gestaan.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het telefoonnummer [telefoonnummer] is mijn telefoonnummer.
Ik draag mijn haar in een paardenstaart in mijn nek.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte:
C: In deze Audi zijn vanmiddag 3 telefoons aangetroffen.
V: Van wie zijn deze telefoons?
A: Twee telefoons zijn van mij, dat zijn beide Samsungs.
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 april 2019 tot en met 22 november 2019 cocaïne heeft gedeald en dat verdachte op 22 november 2019 13,78 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
Periode
De rechtbank sluit voor de bewezenverklaring van de periode aan bij de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 2] verklaart op 7 december 2019 dat hij sinds driekwart jaar cocaïne koopt bij verdachte en [getuige 1] zegt dat hij denkt dat hij al een jaar bij hem koopt. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte (in ieder geval) vanaf 1 april 2019 cocaïne dealde.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander in cocaïne heeft gedeald en zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.