ECLI:NL:RBMNE:2020:719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
16/659729-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van belaging, voorbereiding van moord en voorhanden hebben van vuurwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte], die werd beschuldigd van het medeplegen van belaging van zijn ex-vriendin [slachtoffer], de voorbereiding van haar moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Dit omvatte het filmen van haar, het plaatsen van deze beelden op sociale media, en het volgen en observeren van haar in de buurt van haar woning en werk. Verdachte heeft ook samen met anderen voorbereidingen getroffen voor de moord op [slachtoffer], waaronder het aanschaffen van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderkend, waarbij de impact op het leven van [slachtoffer] aanzienlijk was, en heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met daarbij de maatregel van TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer] voor de geleden schade als gevolg van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659729-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, locatie Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 december 2018, 12 maart 2019, 21 mei 2019, 16 juli 2019, 17 september 2019, 10 december 2019, 11 februari 2020 en 12 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.A. Nieli en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.A. Lucardie, advocaat te Den Haag, alsmede mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda, namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 21 mei 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen [slachtoffer] heeft belaagd;
feit 2
primair
in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen de moord op [slachtoffer] heeft voorbereid;
subsidiair
in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of Den Haag samen met anderen de zware mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer] heeft voorbereid;
feit 3
op 19 september 2018 een vuurwapen categorie III, te weten een pistool, en munitie categorie III, te weten 16 scherpe patronen en een huls, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Op basis van het procesdossier kan niet worden geconcludeerd dat verdachte aangeefster heeft belaagd of dat hij opzet heeft gehad om haar te vermoorden of zwaar te mishandelen. Verdachte werd vanuit verschillende richtingen bedreigd. Die bedreigingen zijn alle door aangeefster aangestuurd. De door verdachte aangeschafte en in de tenlastelegging genoemde goederen dienden dan ook ter bescherming van hemzelf en om bewijsmateriaal te verzamelen van deze bedreigingen. Hoewel een vuurwapen naar zijn aard geschikt is om een moord te plegen of iemand zwaar te mishandelen, staat niet vast dat verdachte het wapen daarvoor wilde gebruiken. Ten aanzien van het verspreiden van de (naakt)foto’s van aangeefster heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de foto’s online heeft gezet. Aangeefster heeft verklaard dat zij naaktfoto’s en filmpjes van zichzelf maakt en deze met haar relaties deelt. Nu de relatie tussen verdachte en aangeefster heel vaak is uitgegaan en aangeefster verschillende andere relaties heeft gehad, zouden de filmpjes ook door anderen dan verdachte kunnen zijn gepubliceerd. Indien de rechtbank bepaalde onder feit 1 ten laste gelegde gedragingen wel bewezen acht, zijn deze gedragingen ieder op zichzelf beschouwd, niet aan te merken als het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarnaast was geen sprake van oogmerk tot het dwingen van aangeefster om iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Ten aanzien van feit 3 is geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Met het oog op de leesbaarheid van het vonnis zijn de bewijsmiddelen als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht. De bewijsmiddelen dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van de bewijsmiddelen geldt dat zij steeds worden gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
Inleiding
In de periode tussen de zomer van 2011 en de zomer van 2018 hebben aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en verdachte [verdachte] (hierna [verdachte] ) een relatie gehad. Dit is een onstuimige relatie geweest, waarin beiden meermalen de relatie hebben verbroken en opnieuw samen zijn gekomen. Begin juli 2018 is de relatie definitief beëindigd. Vervolgens heeft in de nacht van 13 op 14 juli 2018 een incident plaatsgevonden waarbij [verdachte] [slachtoffer] op haar verblijfadres (het huis van haar zus aan de [adres] ) heeft opgezocht. [slachtoffer] was daar op dat moment samen met [A] . [verdachte] heeft voor de deur staan schreeuwen en geroepen dat zij naar beneden moesten komen, een en ander terwijl hij aan het filmen was. Hoewel [A] heeft gevraagd of [verdachte] wilde stoppen met filmen en de opname wilde verwijderen, heeft [verdachte] de video even later op zijn facebookpagina geplaatst. Nadat [A] telefonisch contact met [verdachte] heeft opgenomen, heeft [verdachte] de video uiteindelijk verwijderd. In de dagen die volgden heeft [slachtoffer] gemerkt dat zij op haar werk en thuis in de gaten werd gehouden. Zo hebben verschillende auto’s met mannen uren voor de deur bij de woning waar zij verbleef en haar werk gestaan en zijn die auto’s heen en weer gereden door de straat. [slachtoffer] en een aantal getuigen hebben [verdachte] en [B] herkend als twee van de bestuurders van deze auto’s. Ook anderen blijken dit in opdracht van [verdachte] te hebben gedaan. Op verschillende dagen is getoeterd en heeft [verdachte] vanaf de straat naar [slachtoffer] geschreeuwd. In augustus 2018 is ook [C] door [verdachte] achtervolgd. Op 21 augustus 2018 hebben [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) samen verschillende auto’s gehuurd, waarvan sommige door [slachtoffer] en getuigen zijn gezien rond de woning van de zus van [slachtoffer] , waar [slachtoffer] op dat moment verbleef. Op de avond van 1 september heeft [verdachte] zijn neven bij elkaar geroepen en zijn zij samengekomen in het huis van [verdachte] . Diezelfde avond hebben verschillende auto’s door de straat bij [slachtoffer] gereden. In de dagen hierna heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp geprobeerd een ‘driver’ voor zijn oom ( [verdachte] ), een bromfiets en ‘ijzers’ (wapens) te regelen. Op 11 september zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] samen naar de spyshop in Breda gegaan en hebben bakens en een camera met SD-kaart gekocht. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] de camera op 15 september in een auto geplaatst, die is neergezet voor de woning waar [slachtoffer] verblijft. In de periode van 15 tot en met 19 september, de dag waarop [verdachte] is aangehouden, zijn elke dag opnames gemaakt van zowel het werk als de woning waar [slachtoffer] verblijft.
Uit onderzoek aan de telefoongegevens en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] in opdracht van [verdachte] heeft gevolgd, onder andere op 31 augustus 2018 tijdens het uitgaan in [naam] . Op de camerabeelden van [naam] , die op de telefoon van [verdachte] zijn aangetroffen, zijn [medeverdachte 2] en [slachtoffer] te zien. Ook is [medeverdachte 2] op 17 september 2018 [getuige 1] en [slachtoffer] naar Den Haag gevolgd. Bij deze achtervolging waren ook [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken.
Daarnaast zijn verschillende mannen bij [slachtoffer] aan de deur gekomen naar aanleiding van advertenties op sekssites en gaven zij aan seks met [slachtoffer] te willen. Op die manier is [slachtoffer] er achter gekomen dat er (naakt)foto’s van haar op internet stonden, waarbij haar naam en adres waren vermeld. Sommige van deze foto’s heeft zij alleen naar [verdachte] gestuurd en zij heeft dan ook het vermoeden dat [verdachte] degene is geweest die de foto’s online heeft geplaatst. Dat het daadwerkelijk [verdachte] is geweest die deze foto’s online heeft geplaatst blijkt uit een chatgesprek tussen [verdachte] en [getuige 3] waarin [getuige 3] screenshots naar [verdachte] stuurt van de sekssites en tegen [verdachte] zegt dat dit moet stoppen. [verdachte] geeft vervolgens aan dat hij ‘die tweede wel’ heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan dat [verdachte] aangeeft dat hij het account dat te zien is op het tweede screenshot heeft gemaakt. Dat dit de gang van zaken is geweest blijkt vervolgens uit een telefoongesprek tussen [D] en [getuige 3] , waarin [getuige 3] verwijst naar dit WhatsAppgesprek. Hij zegt dat [slachtoffer] had aangegeven dat [verdachte] naaktfoto’s van haar op internet had gezet en dat zij wilde dat [verdachte] zou stoppen. [getuige 3] geeft aan dat hij [verdachte] vervolgens heeft gesproken en hem gezegd dat hij het moet laten.
De rechtbank ziet een beeld van opbouwende ernst in de gedragingen van [verdachte] . Waar hij eerst zelf begint om [slachtoffer] in de gaten te houden, krijgt hij steeds meer hulp van anderen, onder wie [medeverdachte 1] . Rond de zogenoemde nevenbijeenkomst kantelt het beeld verder in negatieve zin. De observaties blijven doorgaan, evenals de achtervolgingen. [medeverdachte 1] en [verdachte] schaffen in september 2018 zelfs spyware aan waarmee [slachtoffer] op de voet gevolgd kan worden, wat in de week voor de aanhouding van [verdachte] een dagtaak is geworden.
Ten aanzien van feit 1
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft haar en haar naasten samen met anderen op meerdere tijdstippen in de tenlastegelegde periode geobserveerd, achtervolgd en gefilmd. Ook heeft hij een video van haar en [A] op zijn facebookpagina geplaatst en (naakt)foto’s op sekssites gezet. Hierbij heeft hij haar naam en adres vermeld waardoor meerdere mannen aan de deur zijn gekomen die seks met haar wilden hebben. Dit alles is gebeurd in de maanden nadat de relatie tussen verdachte en aangeefster is beëindigd. Met deze handelingen heeft verdachte aangeefster vrees willen aanjagen. Dat het aangeefster ook daadwerkelijk vrees heeft aangejaagd blijkt wel uit de vele verklaringen die zij en getuigen bij de politie hebben afgelegd over het feit dat aangeefster niet meer in haar eigen woning durfde te verblijven en niet meer alleen naar en van haar werk durfde te gaan.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank staat voor de beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen kunnen worden bewezen. Om te kunnen spreken van strafbare voorbereiding in de zin van artikel 46 Wetboek van Strafrecht (Sr) moet komen vast te staan dat de onder feit 2 genoemde voorwerpen, informatiedragers en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van (primair) de moord op, dan wel (subsidiair) de zware mishandeling met voorbedachte rade van, [slachtoffer] .
Op basis van een uitspraak van de Hoge Raad van 20 februari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ0213) zijn in de rechtspraak drie criteria ontwikkeld aan de hand waarvan wordt bepaald of een voorwerp is bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf, te weten:
I) de uiterlijke verschijningsvorm van het voorbereidingsmiddel;
II) het gebruik daarvan;
III) het ‘misdadige’ doel dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
De rechtbank dient te beoordelen of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​ De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AN9358).
Ten eerste dient dan ook te worden vastgesteld wat de bestemming is van de voorwerpen die verdachte voorhanden heeft gehad (I) en hoe verdachte en zijn medeverdachte(n) deze hebben gebruikt (II). Dit zijn twee objectieve componenten. Bij het vaststellen van de bestemming van de voorwerpen moet worden gekeken naar de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. Ten tweede moet worden vastgesteld dat verdachte ook opzet heeft gehad de voorwerpen conform deze bestemming te gebruiken (III). Dit is de subjectieve component en wordt ook wel het misdadige doel genoemd. Om vast te stellen wat de intenties van verdachte zijn geweest en of hij een misdadig doel voor ogen had, kan de rechtbank gebruik maken van verklaringen van verdachte zelf, andere verdachten, getuigen of van bijvoorbeeld opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten. Uit de jurisprudentie blijkt dat de misdadige intenties van verdachte met voldoende bepaaldheid moeten blijken. Het moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. Aan de ene kant kunnen de objectieve gedragingen mede aan de hand van inzicht in intenties worden ingevuld. Aan de andere kant kan het opzet van verdachte worden afgeleid uit zijn gedrag.
Het staat niet ter discussie dat het vuurwapen en de munitie naar hun uiterlijke verschijningsvorm bestemd zijn tot het begaan van levensdelicten. De handelingen van verdachte en zijn medeverdachte(n) heeft de rechtbank in het voorgaande al uitgebreid besproken, nu de ten laste gelegde periode voor feit 1 overlapt met de ten laste gelegde periode voor feit 2. In het kort heeft verdachte samen met anderen de bewegingen van aangeefster in kaart gebracht en is daarin een patroon gezocht. Daarvoor is aangeefster geobserveerd, gevolgd en zijn camera’s geplaatst in de omgeving van haar huis en werk. Verdachte heeft een baken onder de auto van aangeefsters zus geplaatst en een wapen met munitie aangeschaft. Ten aanzien van de intenties van verdachte en zijn mededader(s) stelt de rechtbank het volgende vast. Op 18 juli ontvangt aangeefster een bericht van [getuige 3] dat verdachte met diverse mannen plannen aan het maken is om haar te laten omleggen. Hoewel [getuige 3] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaart dit zich niet meer te kunnen herinneren en later ontkent dit gezegd te hebben, acht de rechtbank de door aangeefster afgelegde verklaringen ook op dit punt geloofwaardig. Er is immers een telefoongesprek tussen [getuige 3] en zijn vriendin afgeluisterd waarin [getuige 3] aangeeft in het verhoor bij de rechter-commissaris te hebben gedaan alsof hij zich dingen niet meer kon herinneren en de dingen die hij kon ontkennen heeft ontkend. In dat afgeluisterde gesprek zegt hij ook dat aangeefster de waarheid heeft verteld en bang was voor haar leven. Op 23 augustus 2018 stuurt verdachte aangeefster een bericht via het door hem aangemaakte facebookaccount ‘ [naam] ’ met de mededeling dat zij een permanent cadeau gaat krijgen. De rechtbank constateert dat met deze twee mededelingen aan aangeefster in combinatie met de intensivering van het observeren en volgen vanaf begin september 2018, de contouren van het uiteindelijke doel van dit alles zich steeds duidelijker aftekenen. Dit blijkt ook uit een gesprek tussen verdachte en een onbekende vrouw op 18 september tijdens het observeren van aangeefster, waarin wordt gezegd “zij zal nooit hebben geweten dat wij het waren”. Ook de medeverdachte is in de periode vanaf begin september 2018 via WhatsApp actief en in onverholen bewoordingen op zoek gegaan naar wapens, een bestuurder (‘driver’) voor zijn oom en een (gestolen) bromfiets. Vanaf 2 september 2018 voert medeverdachte WhatsAppgesprekken met verschillende personen waarin hij aangeeft dat verdachte ‘dat wijf’ gaat pakken. Daarvoor heeft hij een ‘driver’ nodig, iemand die hem kan rijden. Ook wordt gesproken over wapens en ‘gepopt worden’. Uit deze WhatsAppgesprekken blijkt ook dat medeverdachte nauw betrokken was bij de planning van de moord, die meerdere keren is mislukt omdat aangeefster steeds ‘spoorloos’ is.
Bij deze stand van zaken en gezien het geheel aan bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het beoogde gebruik van het wapen en de munitie bestond in de inzet bij het vermoorden van [slachtoffer] . Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen voor moord heeft gepleegd. Het onder 2 primair tenlastegelegde zal bewezen worden verklaard.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde logbakens, camera’s, computers, telefoons, (huur)auto’s en een bromfiets. Ten aanzien van die voorwerpen kan niet vastgesteld worden dat deze gebruikt zouden gaan worden bij de uitvoering van een levensdelict. Deze voorwerpen zouden mogelijk worden gebruikt om de voorbereiding op zich zelf beschouwd te vergemakkelijken of te bevorderen, maar dat valt niet binnen de reikwijdte van artikel 46 Sr.
Alternatief scenarioVerdachte en zijn raadsvrouw hebben aangevoerd dat verdachte de onder feit 2 genoemde goederen heeft aangeschaft en – met uitzondering van het vuurwapen – ook heeft gebruikt, omdat hij werd bedreigd. De dreiging zou om verschillende redenen afkomstig zijn van aangeefster. Verdachte zou op de hoogte zijn van frauduleus handelen van aangeefster en haar familie. Ook zou hij aan aangeefsters familie willen laten zien dat zij vreemdging en al een tijdje aan het liegen was. Dit werd niet op prijs gesteld door aangeefster en om die reden werd door haar een motorbende ingezet. Later noemt verdachte nog een aantal andere namen van mensen die de bedreigingen zouden uiten. Allen zouden door aangeefster worden aangestuurd. Het observeren, volgen en filmen van aangeefster en de mensen waarmee zij omging was volgens verdachte noodzakelijk om bewijs van die bedreigingen te verzamelen.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de vermeende bedreigingen en heeft gekeken of deze concreet en reëel waren, vanuit welke richting deze zouden komen en of deze door aangeefster waren aangestuurd. Over een mogelijke bedreiging door een van de genoemde potentiele bedreigers kon, ook na naspeuring door de politie, niets worden vastgesteld. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte al ruim een maand bezig is met het observeren en volgen van aangeefster als hij op 25 augustus 2018 naar de politie gaat om aangifte te doen.
De rechtbank is van oordeel dat de enige bevindingen die ondersteunend zijn voor het alternatieve scenario (direct dan wel indirect) afkomstig zijn van verdachte zelf. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij medeverdachte(n) aanspoort om te verklaren over de bedreigingen. Zo wordt het verhaal van verdachte ‘in leven gehouden’.
Naar het oordeel van de rechtbank strookt verdachtes handelen voorts niet met het door hem opgeworpen alternatieve scenario. Verdachte heeft camera’s op de woning en het werk van aangeefster geplaatst en haar actief geobserveerd en gevolgd, naar zijn zeggen om zicht te krijgen op de personen die hem bedreigden. Als verdachte hiermee in een politieverhoor wordt geconfronteerd, verklaart hij dat de dreiging tegen die tijd al minder was geworden. Op dat moment gaat het in het verhoor echter over de aankoop van de bakens op 11 september 2018, het moment dat het observeren van aangeefster juist toeneemt in intensiteit.
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook volstrekt onaannemelijk. Dit geschetste alternatieve scenario wordt daarom terzijde geschoven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op tijdstippen in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en te Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , door:
- zich meermalen op te houden in de straat en voor de woning waar die [slachtoffer] verbleef (te weten [adres] en de [adres] in [woonplaats] ), en
- daarbij te schreeuwen en te schelden, en
- daarbij een vriend van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] te filmen nabij de woning waar die [slachtoffer] verbleef, en
- die film op Facebook te plaatsen, en
- (daarbij) de tekst te plaatsen (zakelijk weergegeven) dat die [slachtoffer] een hoer is en dertien verschillende jongens in twee weken heeft gehad, en
- meermalen in auto's door voornoemde straten heen en weer te rijden, en
- daarbij te stoppen voor en in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en te toeteren, en
- die [slachtoffer] te observeren en te filmen bij uitgaansgelegenheid [naam] , en
- meermalen die [slachtoffer] op te wachten en te observeren in een auto bij het werk van die [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en
- die [slachtoffer] en één buurtbewoner en de/het zusje(s) van die [slachtoffer] (meermalen) te volgen, en
- naaktfoto's van die [slachtoffer] op social media en sekssites te plaatsen en daarbij te vermelden waar die [slachtoffer] werkt en woont, ten gevolge waarvan mannen naar de woning van die [slachtoffer] zijn gegaan om contact met haar te zoeken, telkens met het oogmerk die [slachtoffer] vrees aan te jagen;
Feit 2 primair
op tijdstippen in de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad tezamen en in vereniging met één of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord op [slachtoffer] (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 289 Wetboek van Strafrecht oplevert) opzettelijk een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk: Zastava M57, kaliber:7.62x25mm Tokarev, voorzien van wapennummer [wapennummer] , inclusief uitneembaar patroonmagazijn), en munitie van categorie UI, te weten 16 scherpe patronen (merk: S&B, kaliber: 7.62x25mm Tokarev) en 1 huls (merk: S&B), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 19 september 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met één ander, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Zastava M57,kaliber: 7.62x25mm Tokarev, voorzien van wapennummer [wapennummer] , inclusief uitneembaar patroonmagazijn), en munitie van categorie III, te weten 16 scherpe patronen (merk: S&B, kaliber: 7.62x25mm Tokarev) en 1 huls (merk: S&B), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van belaging;
feit 2 primair
medeplegen van voorbereiding moord;
feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een Pro Justitia rapport van 12 april 2019, opgemaakt door R. Bout, gezondheidszorgpsycholoog;
  • een Pro Justitia rapport van 12 april 2019, opgemaakt door J.C. Laheij, psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 13 december 2019 (Pieter Baan Centrum), opgemaakt door D.C.W.H. Naus, psychiater en T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog.
Uit voornoemde rapporten volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis die zijn doorwerking had op de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2. De deskundigen kunnen echter geen uitspraak doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van het voorarrest en verdachte ter beschikking te stellen met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging).
Daarnaast heeft zij gevorderd dat de rechtbank een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen ten aanzien van feit 2 primair.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft bepleit dat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening zal houden met het feit dat de relatie tussen verdachte en aangeefster over is en dat daarmee de kans op problemen tussen de twee nagenoeg uit te sluiten is. Daarnaast heeft verdachte geen relevante recidive. Verdachte is bereid zich te houden aan de aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel te verbinden voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstige feit is. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . De gevolgen daarvan voor het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] blijken ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Ze lijdt onder de angst dat zij constant wordt achtervolgd en in de gaten gehouden, waardoor zij uiteindelijk zelfs heeft moeten verhuizen en haar baan heeft moeten opzeggen.
Daarnaast heeft [verdachte] samen met anderen de moord op [slachtoffer] voorbereid. [verdachte] had reeds met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] een wapen en munitie voorhanden om uitvoering te kunnen geven aan zijn voornemen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dat deze voorbereiding uiteindelijk niet heeft geleid tot de dood van [slachtoffer] is geenszins aan [verdachte] te danken, maar is voorkomen door het voortvarende optreden van politie en justitie. De rechtbank rekent het [verdachte] ernstig aan dat hij vergaande voorbereidingshandelingen heeft getroffen om [slachtoffer] van haar meest kostbare bezit te beroven: haar leven. Het spreekt voor zich, maar is ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring naar voren gekomen, dat het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachte(n) grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het dagelijks leven van [slachtoffer] . Zo kon zij niet meer slapen en eten en heeft zij zelfs het plegen van zelfmoord overwogen. Zij heeft haar woning en haar sociale netwerk in Lelystad van het ene op het andere moment moeten verlaten en is door het handelen van [verdachte] en zijn medeverdachte(n) gedwongen op een niet door haar zelf gekozen plek opnieuw te proberen haar leven op te bouwen. Door een dergelijk feit wordt de rechtsorde bovendien op ernstige wijze geschokt en ontstaan in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een uittreksel Justitiële documentatie van 30 december 2019;
  • een reclasseringsadvies van 25 februari 2019, uitgebracht door reclasseringswerker S. van Schie;
  • een Pro Justitia rapport van 12 april 2019, opgemaakt door R. Bout, gezondheidszorgpsycholoog;
  • een Pro Justitia rapport van 12 april 2019, opgemaakt door J.C. Laheij, psychiater;
  • een Pro Justitia rapport van 13 december 2019 (rapport van het Pieter Baan Centrum), opgemaakt door D.C.W.H. Naus, psychiater en T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog
Uit de rapporten van R. Bout en J.C. Laheij blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Uit het hiervoor benoemde rapport van het Pieter Baan Centrum van 13 december 2019 blijkt dat verdachte opnieuw niet heeft willen meewerken aan onderzoek. Hierdoor hebben onderzoekers tijdens de observatie in het Pieter Baan Centrum een beperkt zicht gekregen op zijn persoon, zijn gevoelens, gedachten en drijfveren. Toch is op basis van hetgeen is waargenomen en de informatie uit in het verleden opgemaakte rapportages een dermate consistent beeld zichtbaar en is er sprake van langdurig disfunctioneren op verschillende levensterreinen, dat kan worden gesteld dat verdachte voldoet aan de algemene criteria van een persoonlijkheidsstoornis, met aanwijzingen voor narcistische kenmerken, en mogelijk antisociale kenmerken. Een persoonlijkheidsstoornis is altijd aanwezig en dus per definitie ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de belaging en de voorbereiding moord kan gezien de grote mate van overeenkomst tussen alle eerdere relatiebreuken en het huidige tenlastegelegde worden vastgesteld dat er sprake is van patroon van inadequate wijze van omgaan met relaties, waarbij verdachte wordt beschreven als dominant en jaloers en tegelijkertijd zelf veelvuldig vreemdging. Hij is niet in staat op adequate wijze om te gaan met afwijzing van een (ex-)partner en reageert dan overmatig gekrenkt en boos. Dit uit zich in dreiging, stalkgedrag en agressie. Naar de mening van onderzoekers komt het gedrag van verdachte ten aanzien van feit 2 voort vanuit een gestoorde cognitie en disfunctionele coping vanuit de narcistische trekken van zijn persoonlijkheidsstoornis. Onderzoekers concluderen dat er in ieder geval sprake moet zijn van doorwerking van met name kenmerken als jaloersheid, woede en krenking vanuit de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis in de ten laste gelegde belaging en moordopdracht. De mate van doorwerking kan wegens gebrek aan inzicht in zijn binnenleven niet worden bepaald.
Ten aanzien van het aanschaffen van een vuurwapen kan geen doorwerking worden onderbouwd van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis in dit ten laste gelegde feit. Verdachte moet in staat worden geacht om op de hoogte te zijn van de risico's die aanschaf van een wapen met zich meebrengen.
Indien verdachte zou terugkeren naar de maatschappij is de inschatting van onderzoekers dat er sprake is van een hoog risico op recidive wat betreft gewelddadig (stalking)gedrag.
Onderzoekers zijn dan ook van mening dat behandeling enkel binnen een intensief klinisch forensisch kader zal moeten plaatsvinden. Zij adviseren dan ook aan verdachte een tbs-maatregel op te leggen. Vanwege het ontbreken van motivatie en het hoge risico op herhaling van stalkinggedrag en agressie is naar de mening van onderzoekers enkel de maatregel tbs met dwangverpleging afdoende om dit risico te verlagen. Andere, minder verstrekkende maatregelen konden niet worden onderzocht en worden door onderzoekers onvoldoende dwingend geacht teneinde het recidiverisico duurzaam te verlagen.
De straf en maatregelen
Tbs-maatregelDe rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke straf en/of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd. Gelet op het advies van de onderzoekers in het Pieter Baan Centrum zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen en kijken of deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor oplegging van de tbs-maatregel geldt dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
• er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf waarop minimaal 4 jaar gevangenisstraf staat, of dat is genoemd in 37a lid 1 onder 1 Sr;
• er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
• de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
• er is recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt; de rechtbank beschikt over een advies van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die betrokkene hebben onderzocht, tenzij betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek.
De door verdachte begane onder 1 en 2 genoemde feiten zijn misdrijven waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is.
Gelet op het rapport van de psycholoog, R. Bout, en de psychiater, L.C. Laheij, dat verdachte deelname aan het psychologisch en psychiatrisch onderzoek heeft geweigerd en de rapportage van het Pieter Baan Centrum dat verdachte zeer beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als een zogeheten weigerende observandus moet worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 37, derde lid van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel maakt het mogelijk dat ook aan een weigerende observandus een terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. De eis van een volwaardig multidisciplinair onderzoek geldt in een dergelijk geval niet.
Voor beantwoording van de vraag of bij verdachte ten tijde van de bewezen geachte feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, hecht de rechtbank in het bijzonder waarde aan het hiervoor genoemde rapport van het Pieter Baan Centrum, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van het Pieter Baan Centrum op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen en conclusies van de deskundigen goed zijn onderbouwd. De rechtbank verenigt zich hiermee en maakt deze tot de hare. Hoewel de deskundigen van het Pieter Baan Centrum in hun rapport met betrekking tot de toerekenbaarheid van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 geen standpunt in hebben kunnen nemen, blijkt uit het rapport van het Pieter Baan Centrum dat in elk geval de door verdachte gepleegde delicten 1 en 2 begaan zijn vanuit verdachtes stoornis. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. De onderzoekers van het Pieter Baan Centrum hebben geconcludeerd dat zonder behandeling het gevaar voor recidive hoog is. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dan ook de oplegging van deze maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling en begeleiding in een strak en gedwongen kader geïndiceerd zijn en ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een tbs met voorwaarden. Gelet op de weigerende houding van verdachte mee te werken aan onderzoeken heeft hij iedere opening naar een onderzoek naar het bestaan van alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt. Nu de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is sprake van ongemaximeerde tbs als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.
GevangenisstrafGelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de feiten en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank daarnaast het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Verdachte heeft niets naar voren gebracht wat van enige betekenis kan zijn in zijn voordeel. De verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de omstandigheden waaronder hij tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten is gekomen. Leedtoevoeging als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten is een belangrijk doel van de straf die de rechtbank zal opleggen. Met de hierna te noemen straf beoogt de rechtbank daarnaast duidelijk te maken dat bij feiten als deze als uitgangspunt heeft te gelden dat de strafrechtspleging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en in dat verband een afschrikkende werking dient te hebben.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z SrDe rechtbank zal aan verdachte de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank heeft daarbij gelet op het volgende.
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van gewelddadig (stalking)gedrag groot is. Kenmerkend voor de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte is namelijk dat hij niet in staat is op adequate wijze om te gaan met afwijzing van een (ex-)partner en dan overmatig gekrenkt en boos reageert. Dit uit zich in dreiging, stalkgedrag en agressie. In verband met het recidiverisico neemt de rechtbank voorts in overweging dat verdachte eerder geweld heeft gebruik binnen zijn relatie, hetgeen blijkt uit eerdergenoemd Uittreksel Justitiële Documentatie.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van
een mogelijkheidom verdachte, ook na beëindiging van de tbs-maatregel langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico te kunnen terugdringen c.q. op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de tbs-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
ConclusieAlles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, en oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden zijn.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de twee plastic tassen en de schoonmaakdoeken worden teruggegeven aan verdachte op het moment dat de uitspraak onherroepelijk is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- rode plastic tas waarin vuurwapen werd aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266195);
- witte plastic zakjes waarin munitie werd aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266196);
- 2 blauwe schoonmaakdoeken (textiel) uit plastic tas waarin wapen en munitie werden aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266198),
met dien verstande dat zolang onderhavig vonnis nog niet onherroepelijk is aan deze beslissing geen uitvoering zal worden gegeven.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 23.372,63. Dit bedrag bestaat uit € 3.372,63 materiële schade en € 20.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit. Ook vordert [slachtoffer] vergoeding van de proceskosten van € 3.258,-.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 3.258,-.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Daarnaast heeft zij zich ten aanzien van de proceskosten op het standpunt gesteld dat deze moeten worden afgewezen. De benadeelde partij maakt gebruik van gefinancierde rechtsbijstand en heeft deze kosten dan ook niet gemaakt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade op € 10.000,- waarvan € 2.500,- ziet op het bewezenverklaarde onder 1 en € 7.500,- ziet op het bewezenverklaarde onder 2 primair. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer immateriële schadevergoeding gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De proceskosten
Nu verdachte als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. Het feit dat de benadeelde partij gebruik heeft gemaakt van gefinancierde rechtsbijstand doet daar niet aan af. De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Hoge Raad van 22 januari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:87). Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 3.258,- bestaande uit 6 punten van het liquidatietarief (II) in civiele zaken.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 13.372,63, waarvan € 3.372,63 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1 en 2 primair. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor de schade ten gevolge van het bewezenverklaarde onder 1 en 2. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2018, tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 13.372,63, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededader(s), niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 101 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 3.258,-.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 37a, 37b, 38z, 46, 47, 57, 285b, 289 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26, 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte
  • legt aan verdachte op de
Beslag- gelast, bij het onherroepelijk worden van dit vonnis, de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
 rode plastic tas waarin vuurwapen werd aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266195);
 witte plastic zakjes waarin munitie werd aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266196);
 2 blauwe schoonmaakdoeken (textiel) uit plastic tas waarin wapen en munitie werden aangetroffen (PL0900-2018271289-G2266198),
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 13.372,63, waarvan € 3.372,63 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 3.258,-;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 13.372,63 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 101 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2020.
Mr. D.S. Terporten-Hop is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , door:
- zich meermalen op te houden in de straat en/of voor de woning waar die [slachtoffer] verbleef (te weten [adres] en/of de [adres] in [woonplaats] ), en/of
- daarbij te schreeuwen en/of te schelden, en/of
- ( daarbij) een vriend van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] te filmen nabij de woning waar die [slachtoffer] verbleef, en/of
- die film op Facebook en/of andere social media te plaatsen, en/of
- ( daarbij) de tekst te plaatsen (zakelijk weergegeven) dat die [slachtoffer] een hoer is en dertien verschillende jongens in twee weken heeft gehad, en/of
- ( meermalen) in één en/of meer auto('s) door voornoemde straat/straten heen en weer te rijden, en/of
- ( daarbij) te stoppen voor en/of in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en/of te toeteren, en/of
- die [slachtoffer] te observeren en/of te filmen in en/of bij uitgaansgelegenheid [naam] , en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer] op te wachten en/of te observeren in een auto op de parkeerplaats bij het werk van die [slachtoffer] (gelegen aan de [adres] in [woonplaats] ) en/of
- die [slachtoffer] en/of één of meer buurtbewoner(s) en/of de/het zusje(s) van die [slachtoffer] (meermalen) te volgen, en/of
- ( meermalen) één of meer naaktfoto's van die [slachtoffer] op social media en/of sekssites te plaatsen en/of (daarbij) te vermelden waar die [slachtoffer] werkt en woont, ten gevolge waarvan één of meer man(nen) naar de woning en/of het werk van die [slachtoffer] is/zijn gegaan om contact met haar te zoeken, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 2 primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord in vereniging op [slachtoffer] (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 289 Wetboek van Strafrecht oplevert) opzettelijk
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk: Zastava M57, kaliber:7.62x25mm Tokarev, voorzien van wapennummer [wapennummer] , inclusief uitneembaar patroonmagazijn), en/of munitie van categorie UI, te weten 16 scherpe patronen (merk: S&B, kaliber: 7.62x25mm Tokarev) en/of 1 huls (merk: S&B), en/of
- een of meer logbakens en/of
- een of meer camera's en/of
- een of meer computers en/of
- een of meer telefoons en/of
- een of meer (huur)auto's en/of een bromfiets/scooter,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Feit 2 subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juli 2018 tot en met 19 september 2018 te Lelystad en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling in vereniging van [slachtoffer] met voorbedachten rade (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel 303 Wetboek van Strafrecht oplevert) opzettelijk
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool (merk: Zastava M57, kaliber:7.62x25mm Tokarev, voorzien van wapennummer [wapennummer] , inclusief uitneembaar patroonmagazijn), en/of munitie van categorie UI, te weten 16 scherpe patronen (merk: S&B, kaliber: 7.62x25mm Tokarev) en/of 1 huls (merk: S&B), en/of
- een of meer logbakens en/of
- een of meer camera's en/of
- een of meer computers en/of
- een of meer telefoons en/of
- een of meer (huur)auto's en/of een bromfiets/scooter,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op of omstreeks 19 september 2018 te Lelystad, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Zastava M57,kaliber: 7.62x25mm Tokarev, voorzien van wapennummer [wapennummer] , inclusief uitneembaar patroonmagazijn), en/of munitie van categorie III, te weten 16 scherpe patronen (merk: S&B, kaliber: 7.62x25mm Tokarev) en/of 1 huls (merk: S&B), voorhanden heeft gehad;
Bijlage II: de bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Vanaf hier noem ik [verdachte] : [verdachte] . Ik heb een relatie gehad met [verdachte] van acht jaar. De relatie verliep altijd wel wat moeizaam. Op de een of andere manier lukte mij het nooit om de relatie echt te verbreken. [2] In april 2018 heb de relatie verbroken. Ik wilde niet meer verder met [verdachte] . Ik dacht ik geef [verdachte] nog een kans. Toen heb ik toch weer de relatie verbroken met [verdachte] . [verdachte] werd erg boos. Op vrijdag 13 juli 2018 had ik visite van een jongen. In de nacht hoorde ik iemand buiten schreeuwen. Ik keek uit het raam. Ik zag dat [verdachte] voor mijn woning stond te schreeuwen. Ik zag dat hij ook aan het filmen was en dit heeft hij op zijn eigen facebook geplaatst. Ik hoorde van [getuige 3] dat [verdachte] met diverse mannen plannen had gemaakt om mij te laten omleggen. [3] Vanaf 27 juli 2018 is [verdachte] begonnen met heen een weer rijden in mijn straat met verschillende auto's. Dit deed hij eerst samen met [B] . Hij rijdt dan vanaf ongeveer 16.00 uur tot een uur 00.30 uur de hele tijd heen en weer. De dagen waarvan ik weet dat [verdachte] , alleen of met [B] , zomaar heen en weer reed door mijn staat zijn 27 juli 2018, 29 juli 2018, 17 augustus 2018, 21 augustus 2018, 23 augustus 2018, 27 augustus 2018, 29 augustus 2018, 01 september 2018 en 02 september 2018. Je ziet ook dat er andere mensen heen en weer rijden door mijn straat tussen het dezelfde tijdstippen. Ik ken deze mensen niet. Ik heb gehoord dat deze mensen dit doen in opdracht van [verdachte] . Er wordt ook wel eens voor de deur gestopt, dan wordt er getoeterd en dan rijden ze weer door. Ook komt [verdachte] bij mijn werk. Ik werk bij [bedrijf 1] gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Daar staan de auto's dan geparkeerd met mensen erin. En ook weer andere mensen doen dit in opdracht van [verdachte] . [4] Op 30 juli 2018 stond de rode Ford geparkeerd bij mijn werk. Ik kon niet zien wie er in zat. Dit was om 07.00 uur. 31 juli 2018 stond de witte Caddy bij mijn werk geparkeerd. Ik kon niet zien wie er in zat. 03 augustus 2018 liep ik met mijn leidinggevende, [leidinggevende] , van de [straat] naar de [straat] . Ik zag toen de witte caddy rijden en ik zag dat [B] de bestuurder was. 30 augustus 2018 heeft er een wit busje bij mijn werk gestaan. Ik had deze bus eerder gezien. Hierin zaten een vrouw en een man. Op 06 september 2018 reed er de hele dag een zwarte Kia met kenteken [kenteken] door mijn straat heen. Ook kwam [verdachte] in zijn zwart Skoda aanrijden. [5]
[slachtoffer] heeft bij klacht uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging van de mogelijke dader(s) over te gaan. [6]
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Ik was toen (de rechtbank begrijpt: in de nacht van 13 op 14 juli 2018) boven met een date en hoorde buiten geroep waarna de jongen naar beneden is gekomen om met hem (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) te praten. [verdachte] begon te filmen. Ik heb toen de politie gebeld, waarna hij wegging. De dag erna heeft [verdachte] zijn filmpje op facebook gezet en verteld dat ik een hoer was en 13 verschillende jongens in 2 weken gehad had. [7]
Getuige [getuige 1] heeft op 12 september 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
[slachtoffer] woont momenteel bij mij aan [adres] te [woonplaats] , omdat ze niet alleen durft te zijn. Ik heb regelmatig gezien dat [verdachte] in onze straat in zijn auto rijdt. Er staan met regelmaat onbekende mannen voor de deur die komen voor seks. Er staan naaktfoto's van [slachtoffer] op internet. Het telefoonnummer en het adres van [slachtoffer] staat erbij met de opmerking dat er gratis seks te halen is. Op 2 september 2018 hoorde ik een luid getoeter vanuit buiten. Ik zag 3 auto's staan voor mijn woning. [8] Ik herkende de Skoda van [verdachte] , ik zag ook een Mercedes cabrio in de kleur zilver en een zwarte Audi. Ik zag dat de 3 auto's doorreden. Ik ben toen naar boven gegaan en zag dat de auto's wegreden. Ik zag ook dat ze langzaam terugreden en weer langs mijn huis reden. Vorige week zag ik dat er een auto continu heen en weer reed door de straat langs mijn woning. Ik zag dat de personen die in deze auto zaten bij mij naar binnen keken en ook bleven kijken. Dit ging de hele avond zo door. Even later kwam ook [verdachte] aanrijden en ging ook hij naar [slachtoffer] schreeuwen. De toon hiervan vond ik dreigend. Vandaag, 12 september 2018 is [verdachte] weer gezien op het fietspad vlakbij het werk van [slachtoffer] . [9]
Getuige [getuige 2] heeft op 12 september 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
Ik merk aan [slachtoffer] dat zij bang is. In de ochtend komen haar collega's haar halen. Ik haal haar dan van haar werk. [10] Ik denk dat ik ongeveer twee weken geleden [verdachte] heb zien rijden bij ons in de straat. Ik hoorde omstreeks 00.00 uur dat er een auto langsreed en dat deze auto claxonneerde. Ik ben toen naar buiten gelopen. Ik zag toen drie auto's achter elkaar aan rijden. Ik zag dat deze auto's voorbij reden. Ik zag dat deze auto's een blokje om gingen en weer langs kwamen rijden. Ik zag dat deze drie auto's voor de woning van [slachtoffer] stil gingen staan en weer hoorde ik dat er geclaxonneerd werd. Ik zag in de eerste auto [verdachte] zitten. Hij zat als passagier voor in de auto. Ik zag dat hij in een Skoda zat. De auto hierna was een Audi en de derde auto was een Mercedes. Ik herkende niemand in deze auto's. Ik zag in elke auto twee mannen zitten. Ongeveer drie à vier weken geleden is mijn zusje [C] ook achtervolgd door [verdachte] . [C] belde mij op dat zij achtervolgd werd door [verdachte] . Ik ben toen naar buiten gegaan en ik zag [C] aan komen rijden. Ik zag achter haar aan komen rijden [verdachte] . Hij reed in zijn Skoda. Ik herkende de auto en het kenteken. Ook zag ik duidelijk dat [verdachte] achter het stuur zat. [11]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In verband met de verdenking jegens [verdachte] en [medeverdachte 1] werd de telecommunicatie van telefoonnummer [telefoonnummer] , welke na onderzoek in gebruik bleek te zijen bij getuige [getuige 3] , opgenomen en afgeluisterd. Getuige [getuige 3] wordt ook aangesproken met de roepnaam [getuige 3] .
Op 27 oktober 2018 belt [getuige 3] uit met [D] .
[getuige 3] zegt dat ze hem gister benaderd hebben. [D] zegt waar denk jijzelf dat het over gaat?
[getuige 3] = [getuige 3]
[D] = [D]
[getuige 3] : Ik denk met de zaak van [slachtoffer] . Wat hij heeft gedaan met [slachtoffer] toch?
: Ja wat heeft hij .. ja ik hoef eigenlijk niet te weten wat.
[getuige 3] : Ja hij heeft een paar gekke dingen gedaan weet je. Filmpjes van haar op internet gegooid. Hij ging haar stalken weet je toch. Dreigementen geuit weet je. [12]
[getuige 3] : Ja [slachtoffer] ging tegen .. [slachtoffer] had namelijk gebeld ja kijk het wordt nu erger hij zet advertenties van mij op internet. Weet je toch, naaktfoto's laat hij kappen weet je toch.
: Ja.
[getuige 3] : Toen heb ik hem nog gesproken toen zei ik nog tegen hem [verdachte] laat die dingen weet je toch. [13]
Op 15 november 2018 om 15:39 uur belt [getuige 3] ( [getuige 3] ) uit met zijn vriendin (V).
[getuige 3] : Ja weet je babe hoe dom [verdachte] is. Ze hebben alle appgesprekken van ons man! Ja over sommige dingen kon ik gewoon niet liegen. Ja man…hij is de lul! Ik heb op veel dingen gezegd, ik heb veel dingen gezegd gewoon.. van ja…ik ken me niet meer herinneren. [slachtoffer] heb gezegd van ja [getuige 3] heb… ja kijk van [slachtoffer] dinges ken ik nog ontkennen. Het is haar woord tegen de mijne.
V: Ja
[getuige 3] : Met [slachtoffer] heb ik veel aan de telefoon gezeten weet je toch.
V: Ja
[getuige 3] : Maar [verdachte] heb gewoon, wreed die telefoongesprek, ja van hoe, hij gaat haar vermoorden en dit en dat.
V: Oooohhh
[getuige 3] : Ja man eeehh, die kanker [slachtoffer] heeft mij faja (Noot verba: straattaal voor moeilijk) gemaakt joh. Ja man. En in die app-gesprekken dan praat hij gewoon die letterlijke dingen man.
V: ooh
[getuige 3] : Ja, ik zeg ik ken me niet meer herinneren. Ik zeg dan moet ik die gesprekken teruglezen. Ja het staat hier. Ik zeg als het er staat dan staat het er.
[getuige 3] : Veel gesprekken joh babe. Waar hij gewoon openlijk, openlijk dingen zegt weet je toch. Wat ie met haar gaat doen en dit dat. Wow, hij is de lul man, babe! [14]
[getuige 3] : [slachtoffer] die heb hem goed genaaid. [slachtoffer] heb gewoon de waarheid gezegd eigenlijk.
V: Ja. Ja man je weet je, je weet toch niet wat je moet doen als je in [slachtoffer] haar schoenen zou staan. Als vrouw zijnde.
[getuige 3] : Ik kan haar wel begrijpen aan een kant. Ze heeft gewoon ja, want ik hoorde ze was ook ondergedoken he?
V: Oh?
[getuige 3] : Ze was bang voor haar leven. Ja dan zou iedereen zo doen denk ik man. [15]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van veiligstellen en onderzoek (met documentcode 20180927131010339) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op verzoek van het onderzoeksteam verrichte ik handelingen aan de inbeslaggenomen laptop Acer Aspire en daaraan middels USB-aansluiting gekoppelde camera. Ik trof de laptop met camera aan op 19 september 2018 rond 21:45 uur in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . Ik zag dat de laptop was ingeschakeld en dat op het beeldscherm de applicaties Total Commander 9.12 en VLC Media Player werden weergegeven. [16] Op 25 september 2018 stelde ik de gegevens van de SD-geheugenkaart in de bij de laptop in beslag genomen camera veilig. Ik zag dat alle videobestanden een vergelijkbare naamgeving hadden die bestond uit:
• De tekst ' [tekst] _'
• Gevolgd door een datum in formaat 'jjjj-mm-dd'
• Gevolgd door het teken '_'
• Gevolgd door een tijd in formaat 'uu.mm.ss'
• Gevolgd door het teken '.'
• Gevolgd door de tekst 'AVI' [17]
Beelden gemaakt op 13-09-2018 van 15:57:46 tot 16:57:45: Ik zag dat de beelden zijn gemaakt vanuit een auto. De locatie waar deze beelden zijn opgenomen benoem ik in het vervolg van dit proces-verbaal als 'Locatie A’.
Beelden gemaakt op 13-09-2018 van 20:17:46 tot 21:07:22. Ik zag dat de beelden zijn gemaakt vanuit een auto. De locatie waar deze beelden tot 20:57 zijn opgenomen komt overeen met Locatie A. Vanaf 20:57 hoor ik geluiden die ik herken als iemand die de auto opent, instapt en de auto start. Ik zag dat de auto waarin de beelden zijn gemaakt gaat rijden. Om 21:01 stopt de auto en klinken geluiden waaruit ik opmaak dat de bestuurder uitstapt. Het apparaat waarmee de beelden zijn gemaakt wordt verplaatst en het lijkt alsof deze wordt meegenomen door een persoon die ergens naartoe loopt, want ik hoor een geluid dat lijkt op voetstappen. Het beeld van het apparaat toont dat deze een woning in gaat. Om 21:04 is op het beeld een ruimte zichtbaar die lijkt op een woonkamer. De locatie waar deze beelden zijn opgenomen benoem ik in het vervolg van dit proces-verbaal als 'Locatie B'. [18]
Beelden gemaakt op 15-09-2018 van 13:07:00 tot 21:19:09. Ik zag dat het apparaat om 13:07:18 beelden opneemt van een witte auto van het merk Citroën met kenteken [kenteken] . Ik zag dat het apparaat waarmee de beelden zijn opgenomen wordt neergelegd in een auto. Ik zag voor de parkeerplaats waar deze Citroën staat een kleine blauwe of zwarte auto staan. Ik zag om 13:08:15 een persoon welke Persoon 1 zou kunnen zijn. Om 13:08:21 hoor ik iemand zeggen: "Kom stap uit stap uit we moeten eerst nog " hierzo** beetje dekking geven". Daar waar ik ** vermeld, heb ik niet of niet goed kunnen verstaan wat hij zegt. Om 13:08:43 zie ik een persoon. In het vervolg van dit proces-verbaal refereer ik aan deze persoon middels aanduiding 'Persoon 3'. Om 13:11:00 wordt de persoon welke Persoon 1 zou kunnen zijn, gebeld en even later hoor ik hem zeggen: "Ik ben hem nu aan het fixen ik ben hem nu goed aan het zetten". Om 13:16:30 wordt de auto met daarin het apparaat dat de beelden opneemt, geparkeerd op een plek die ik herken als Locatie A.
Beelden gemaakt op 16-09-2018 van 17:53:26 tot 17:59:17, van 18:00:01 tot 18:02:34 en van 18:02:54 tot 18:06:14. Ik zag dat de beelden zijn gemaakt vanuit een auto. Ik herken de locatie waar de beelden zijn opgenomen als Locatie A. [19]
Beelden gemaakt op 17-09-2018 van 06:42:46 tot 19:52:14. Ik zag dat het apparaat dat opnamen maakt beeld geeft van een weg, een toegangshek tot een terrein en een pand. In het vervolg van dit proces-verbaal refereer ik aan deze locatie middels aanduiding 'Locatie F'.
Beelden gemaakt op 18-09-2018 van 06:46:40 tot 18:34:40. Ik zag om 06:46:44 een persoon die lijkt op persoon 4. Ik zag dat om 06:47:05 het apparaat waarmee beelden worden gemaakt uit de auto is en ergens wordt neergelegd. Ik zag dat het apparaat dat opnamen maakt beeld geeft van een weg, een toegangshek tot een terrein en een pand. Ik herken de locatie als Locatie F. [20] Ik hoorde dat om 18:25:15 een telefoon ging en iemand in de telefoon leek te spreken. Dit gesprek leek mij te gaan over afspraken tussen iemand met een zorgbedrijf en een cliënt. Ik hoorde dat om 18:27:17 de persoon in de auto die zich [verdachte] van Alles in één Zorg noemt een telefoongesprek voert. Ik zag en hoorde om 18:32:10 een persoon die lijkt op Persoon 5. Ik herken haar stem als de andere stem tijdens het gesprek in de auto.
Ik zag het apparaat dat de beelden heeft opgenomen verplaatsen naar de locatie die overeenkomt met Locatie C. Ik zag dat het apparaat dat beelden heeft opgenomen in een woonkamer kwam die lijkt op de woonkamer van Locatie D.
Beelden gemaakt op 19-09-2018 van 06:42:26 tot 19:07:31. Ik zag dat het apparaat dat opnamen maakt beeld geeft van een weg, een toegangshek tot een terrein en een pand. Deze locatie komt overeen met 'Locatie F'. Ik zag dat om 19:07:23 het apparaat dat beelden maakt wordt verplaatst. Ik zag daarbij kort een kleine witte auto in beeld. [21]
Locaties
Locatie A werd door collega's herkend als een locatie in de Zuiderzeewijk of de Atolwijk in Lelystad. Ik ben ter plaatse gegaan en herkende de omgeving van [adres] als de plaats waar de beelden van Locatie A zijn opgenomen. [22]
Locatie C werd door mij herkend als mogelijk de locatie waar ik op 19 september 2018 handelingen ter inbeslagname verrichte. Ik ben ter plaatse gegaan en herkende de omgeving van [adres] als de plaats waar de beelden van Locatie C zijn opgenomen. [23]
Locatie F werd door een collega herkend als een locatie op bedrijventerrein [naam] in [woonplaats] , namelijk de [adres] . Ik ben ter plaatse gegaan en herkende de omgeving van [adres] als de plaats waar de beelden van Locatie F zijn opgenomen. Op deze locatie is het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd, waar aangever [slachtoffer] werkzaam is. [24]
Persoon in beelden van 14 september 2018 om 21:08:17 welke Persoon 1 zou kunnen zijn.
Persoon in beelden van 15 september 2018 om 13:09:18 welke Persoon 1 zou kunnen zijn. [25]
Persoon 2 in beelden van 14 september 2018 om 14:26:51. [26]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een proces-verbaal van bevindingen (documentcode 2018110113004565) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Dit proces-verbaal betreft een aanvulling op het eerder opgemaakte proces-verbaal met documentcode 20180927131010339. Ik zag aan de datum en tijdsaanduiding dat deze beelden waren gemaakt op 18-09-2018 van 18:17:34 tot 18:34:40. Bij aanvang van de beelden zag ik een bedrijfsgebouw. Ik herkende dit gebouw als zijnde het bedrijf genaamd: " [bedrijf 1] " gevestigd op het adres [adres] te [woonplaats] . Bij dit bedrijf is aangeefster [slachtoffer] werkzaam. [27] Ik zag om 18:17:34 uur dat een kleine witte auto kwam aanrijden en stilstond. Ik zag een man aan de bestuurderszijde uitstappen en rechtstreeks naar de camera toelopen. Ik herken de man als zijnde [verdachte] . [verdachte] pakte de camera op en liep ermee naar de witte auto en stapte weer in. Verder zag ik op de bijrijdersplaats een onbekende persoon zitten. De camera werd door [verdachte] op de grond achter de bestuurdersstoel neergelegd. De kleine witte auto betreft vermoedelijk een model Citroen C1. (noot verbalisant: tijdens de doorzoeking d.d. 19 september 2018 werd in de woning van [verdachte] een autosleutel aangetroffen welke paste op [28] een vlakbij geparkeerde witte kleine auto met het kenteken [kenteken] , behorend bij een witte Citroen C1.) Ik verbalisant hoorde hierop twee stemmen. Ik hoorde het volgende gesprek. Daar waar ik ** vermeld, heb ik niet of niet goed kunnen verstaan wat wordt gezegd. De ene persoon herken ik als de stem van [verdachte] ( [verdachte] ) en de andere persoon betreft een mij onbekende NN vrouw (NNV).
[verdachte] : Dat ze gewoon via de [straat] weggaat.
V: Ja?
[verdachte] : En daar dan de links de weg pakken.
[verdachte] : Alleen dacht ik, nou morgen, om uh de observatie, deze auto, dan als observatie daar te zetten
NNV: humt bevestigend
[verdachte] En dat wij dan, tussen zeven en half negen, dat ik dan uh naar beneden **, daar te kunnen zitten en kijken of zij hiernaartoe kom**.
NNV: Ja
[verdachte] : Dan zien we wat er op de [straat] gebeurt. Da's één. Dus hebben we dat gewoon sowieso in uh beeld. En uh wij kunnen dan met onze eigen ogen zien wat er gebeurt bij uh [straat] .
NNV: ja, maar met een scooter? Je zei toch dat ze kwam met de scooter **
[verdachte] : Nee, scooter, ze rijdt uh van [straat] , zijn ze met iemand die een scooter heeft, die daar met een scooter waarschijnlijk naar werk gaat, naar uh [straat] gebracht. [29]
[verdachte] : Alleen dan zaterdag, maar dat is dan niet bij d'r werk.
NNV: Nee, ja het is bij d'r zus maar dat is ook niet bij d'r werk en niet bij d'r huis.
[verdachte] : Nee en dan kunnen ze niet zeggen dat wij het zijn. Ze zal nooit hebben geweten van uh dat wij dat hebben gedaan.
NNV: Nee,**
[verdachte] : Maarre hij zei gelijk ** ik heb het gevoel dat zij gewoon uh maandag bij iemand heeft geslapen jongen, meisje maakt op zich niet uit ** maar dat ze daar heeft geslapen en dat ze daar ook wel wat spullen heeft. Het kan ook zijn dat ze eerst in de avond naar " [straat] " (
straatnaam) is gekomen, kleren heeft gepakt voor de volgende dag
NNV: Humt bevestigend
[verdachte] : Want ze is niet vertrokken van de [adres] en we hebben geen blauwe auto langs ons zien rijden of wat dan ook of wie dan ook, of ze is wat later ge**dan half *
NNV: Ja
[verdachte] : Dat ze dan **wel weer weg uh* wel weer vrij is
NNV: Ja, raar maar*
[verdachte] : Dat is dus als je dus net niet overal uh je oog op kan houden
NNV: Humt bevestigend.
[verdachte] : We weten dat ze sowieso niet op de [adres] slaapt. [30]
[verdachte] : En dan weten we 100%, ook voor woensdag ... wie haar komt brengen
We moeten de camera niet te ver van de ingang**
[verdachte] : Ze is van de [straat] , met die persoon, naar [straat] gereden met escorte, een gozer die * Ze wordt dus nu, in feite, goed beschermd door haar fijne collega's
NNV: Ja. [31]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 1 november 2018 stelde [verbalisant 3] , brigadier werkzaam bij de Eenheid Midden-Nederland een onderzoek in naar de camerabeelden welke werden aangetroffen op de laptop van [verdachte] , documentcode 2018110113004565. Op de beelden zijn [verdachte] en een destijds voor het onderzoeksteam onbekende vrouw te zien. [32] Ik, verbalisant, [verbalisant 4] heb de bovengenoemde beelden gekeken en naar de stem van de vrouw geluisterd en herken de vrouw als [medeverdachte 2] . [33]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 11 februari 2019 bij de politie een verklaring afgelegd. Zij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
[verdachte] is naar mij toe gekomen met de vraag of ik zijn ex ken. Ik kreeg een foto van [verdachte] . Hierop stond een vrouw en ik gaf aan dat ik haar wel herkende maar dat ik haar verder niet ken. Hij vroeg mij om haar te observeren omdat zij hem heeft bedonderd. Hij heeft mij gevraagd om te kijken met wie zij omgaat. [34] Ik kreeg van [verdachte] opdrachten om te kijken of ze thuis was op de [straat] , [adres] en op haar werk. [35]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 11 februari 2019 werd verdachte [medeverdachte 2] aangehouden. Na de aanhouding werd haar mobiele telefoon in beslag genomen voor onderzoek. Ik zag een WhatsAppgesprek tussen de gebruik van de telefoon ( [medeverdachte 2] ) en [E ] ( [E ] ).
17-09-18 tussen 15:55 uur en 22:33
[medeverdachte 2] : rijden nu naar Almere
: locatie: https://maps.google . [locatie]
[E ] Hvj: Zolang je maar heel terug komt
[medeverdachte 2] : Jaaaa
: locatie: https://maps.google. [locatie]
[E ] Hvj: waar de vak ga je helemaal heen
[medeverdachte 2] : Geen idee achtervolging
[E ] HvJ: hahaha maak het af vandaag
[medeverdachte 2] : Ik hoop het
:
locatie: https://maps.google. [locatie][E ] Hvj: Mooi he denhaag
HvJ: Wat ben je doen dan
[medeverdachte 2] : Poste nu
: In denhaag
[E ] HvJ: Ohh wouw wie zit er in denhaag
[medeverdachte 2] : [slachtoffer] en haar moeder en haar zus [36]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van een aangifte te zake stalking dan wel bedreiging, heb ik een onderzoek op internet ingesteld. Op de website [website] heb ik een profiel onder de naam [slachtoffer] gevonden. De link hiervan is: [link] en [link] . Op dit profiel staan 31 erotische foto's waarop de aangeefster te zien is. Tevens staan er foto's op van een operatie aan haar buik. Over deze foto's heeft de aangeefster verklaard dat zij deze alleen naar haar ex gestuurd heeft ten tijden dat zij een relatie hadden. Dit betroffen foto's van haar maagwand operatie die zij zelf gemaakt heeft. Van dit profiel heb ik, verbalisant, een aantal screenshots gemaakt (
zie bijlage bij dit proces-verbaal). Op facebook is trof ik het profiel genaamd [naam] aan. Dit facebook profiel is voorzien van het unieke facebook ID [nummer] .
Op dit facebook account zijn een aantal persoonlijke foto's van de aangeefster gepost. Van dit facebook profiel heb ik, verbalisant, screenshots gemaakt. [37]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik deed onderzoek naar de band tussen [verdachte] en [getuige 3] . [getuige 3] heeft de bijnaam [getuige 3] . Het onderzoek deed ik in de data die werd verkregen uit de twee telefoons die in beslag werden genomen op naam van [verdachte] . [38]
Gesprek tussen [verdachte] en [getuige 3] op 14 juli 2018
[getuige 3] : afbeelding als weergegeven in fotobijlage 1
[getuige 3] : afbeelding als weergegeven in fotobijlage 1
[getuige 3] : stop ermee broer laat het gewoon
[verdachte] : Ik heb dat niet gemaakt
[verdachte] : die tweede wel [39]
Verdachte heeft op 15 oktober 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
V: vraag verbalisant(en)
A: antwoord verdachte
V: Sinds wanneer had je dat vuurwapen?
A: sinds een week of twee weken
V: Waar bewaarde je dat wapen?
A: Daar waar jullie het hebben gevonden. In een la va mijn bureau. [40]
Verdachte heeft op 16 oktober 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
V: vraag verbalisant(en)
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant(en)
V: En de ontmoeting bij de [adres] , wanneer was dat dan?
A: Dat was in de nacht van 13 en 14 juli. [B] heeft mij daar naar toe gebracht. Ik heb haar betrapt, of niet betrapt maar wel gevonden.
V: Hoe is het daar gegaan?
A: Die man was binnen. Ja hoe is het gegaan, dat staat op de film, ik riep van kom naar buiten, je hebt me weer belazerd en dat soort dingen. Ik heb dingen gezegd die ik niet had moeten zeggen. Ja tuurlijk mag je boos zijn, ze had me gewoon in de maling genomen en tegen mij gelogen. Ik heb haar verwensingen gedaan.
V: ben je op andere locaties geweest waar [slachtoffer] was?
A: Op 2 september vonden ze dat we langs moesten rijden om te laten zien dat ik niet alleen was. Dat was op [adres] . Ik heb videobeelden gekregen van de uitgaansgelegenheid [naam] waar zij op staat.
V: We laten je een filmpje zien, kun jij vertellen welke locatie dit is?
O: verbalisanten tonen aan de verdachte een filmfragment, bestandsnaam: [bestandsnaam] . [41]
A: dat is de [straat] .
V: We laten je een ander filmfragment zien, waar is dit?
O: verbalisanten tonen aan de verdachte een filmfragment, bestandsnaam [bestandsnaam]
A: Dit lijkt wel bij mij.
O: We laten je nog een filmfragment zien.
A: Dit lijkt ook bij mij. Dit is mijn huis.
O: verdachte is te zien en zit achter een laptop en op het scherm van de laptop is een soort plattegrond te zien.
V: Herken je de stem en persoon in dit fragment?
A: Dat ben ik.
V: Van wie is die andere stem?
A: Lijkt op mijn neefje.
V: Welk neefje?
A: Als het goed is [medeverdachte 1] .
V: Kunnen we het erover zijn dat dit camerabeelden zijn die jij hebt gemaakt samen met [medeverdachte 1] ?
A: Ja, nou ja niet samen met [medeverdachte 1] , hij heeft mij niet alle keren geholpen. [42]
V: De auto die jullie gebruikt hebben om de camera in te plaatsen, wat voor auto was dat?
A: Een Citroen, wit van kleur. Ik heb hem gehuurd bij [bedrijf 2] .
V: Was je alleen toen je de auto huurde?
A: [medeverdachte 1] die met mij daarnaar toe ging, ik was niet alleen. [43]
Verdachte heeft op 3 december 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
V: vraag verbalisant(en)
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant(en)
O: Bij doorzoeking in jouw woning vonden wij een aankoopbon van de spyshop in Breda.
V: Weet je nog van welke datum die bon was?
A: Ja 11 of 12 september.
V: Weet je nog wat je had gekocht?
A: drie bakens en een camera. [44]
O: Op de mobiele telefoon van jou werd een programma (app) aangetroffen van een GPS trackingapp, genaamd Trackitt.nl 3.0. Via de mobiele telefoon werd de website van Trackitt meerdere malen bezocht.
V: Wat heb je met die GPS trackers gedaan?
A: Gevolgd. Dat kon je gewoon online volgen.
V: Heb jij trackers geplaatst onder de auto van [getuige 1] ?
A: Ja dat heb ik gedaan. [45]
V: Wat heb je met die camera gedaan?
A: Opnames maken.
V: Je hebt opnames gemaakt met die camera, waar heb je die opnamen gemaakt?
A: Op de [straat] en op het werk van haar, [slachtoffer] .
O: Tussen 13 en 19 september 2018 werden er heimelijk beelden gemaakt van de werklocatie van [slachtoffer] , rond [adres] en opnames van de woning van jou zelf. Bij deze opnames wordt er gesproken over welke kant "ze" opgaat. Er worden locaties genoemd waar [slachtoffer] mee bekend is zoals de [straat] , [straat] , [adres] en de [straat] . (…) Ik noem even een paar passages uit die gesprekken in de auto:
-" Ik heb het gevoel dat zij gewoon maandag bij iemand heeft geslapen jongen meisje maakt op zich niet uit ** maar dat ze daar heeft geslapen en dat ze daar ook wel wat spullen heeft. Het kan ook zijn dat ze eerst in de avond naar pa is gekomen **. Want ze is niet vertrokken van de [adres] we hebben geen blauwe auto langs **"
"Dat is dus als je dus net niet overal je oog op kan houden. Dat is dus als we ** kunnen doen met morgen. We weten dat ze sowieso niet op de [adres] slaapt en als die vriend van mij ** boven over gaat staan ** wij dan de auto plaatsen bij het werk. En dan kunnen ze niet zeggen dat wij het zijn ze zal nooit hebben geweten dat wij dat hebben gedaan ** is op dit moment gewoon niet belangrijk"
- Z is van de [straat] met die persoon naar [straat] gereden met escort ** Ze wordt dus nu [46] in feite goed beschermd door haar fijne collega. ** Ze is afgestapt ze is eerst gaan roken ze is alleen naar die rook **gelopen."
V: Het stuk wat we je net voorgelezen hebben, dat gaat over [slachtoffer] , klopt dat?
A: Ja [47]
V: Ben jij op maandag 17 september in Den Haag geweest?
A: Dat hebben jullie toch gezien dat ik in Den Haag ben geweest. [48] Ik volgde [getuige 1] .
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van onderzoek GSM Telefoon onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2018 werd [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) aangehouden in zijn woning. Na de aanhouding werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen. Ik zag een WhatsAppgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en contact [F] ( [F] ). [49]
6 september 2018[medeverdachte 1] : Je moet me ommoe drive
: Bel me
: Je kan sws minimaal kop pakke
[F] : met wat
[medeverdachte 1] : Drive
: Brompa drma overstappen in waggie loesdoe
[F] : Maar wat is die tori
[medeverdachte 1] : Hij gaat die wijf pakke alleen iemand moet hem drive
: Hin gaat alles zelf doen
[F] : Wnr
[medeverdachte 1] : Dinsdag ochtend. [50]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van onderzoek GSM Telefoon onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2018 werd [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) aangehouden in zijn woning. Na de aanhouding werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen. Ik zag een WhatsAppgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en een contact Kt. [51]
8 september 2018[medeverdachte 1] : Ewa dinsdag gaat hjb die shit doen
KT: Jaman hy gaat zlf doen?
: Ja man [52]
9 september 2018[medeverdachte 1] : Maar oemoee gaat timeren in waggie
12 september 2018[medeverdachte 1] : Is misklukt [53] [medeverdachte 1] : Oemmoe waggie switchen maar hij gaat weer timere [54]
18 september 2018Kt: Gelukt?
[medeverdachte 1] : Yoo
: Niks gedaan
: Donderdag als het goed is [55]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van onderzoek GSM Telefoon onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2018 werd [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) aangehouden in zijn woning. Na de aanhouding werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen. Ik zag een WhatsAppgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en een contact [G] . [56]
2 september 2018[medeverdachte 1] : Donderdag heeft die ene sma die tori verpest tog
: Nu stuurt zei ook mensne dus war is begonnen
: Fak die zuur enzo d4 gat gwn gepopt worden
[medeverdachte 1] : Al doe ik ht zelg [57]
9 september 2018[medeverdachte 1] : Ben je wel in om te drive?
: dingen zijn veranderd
: Hij gaat zelf ze shit doen
: Hoj heft alleen driver nodig [58]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van onderzoek GSM Telefoon onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2018 werd [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) aangehouden in zijn woning. Na de aanhouding werden verschillende gegevensdragers in beslag genomen. Ik zag een WhatsAppgesprek tussen de gebruiker van de telefoon en een contact [H] ( [H] ). [59]
11 september 2018[H] : Gaat ie straks?
[medeverdachte 1] : Nee is mislukt
[H] : Alweer
[medeverdachte 1] : Ja man
[H] : Die man moet gewoon avond 02:00 uur op de scooter gaan en dan waggie klaar
[medeverdachte 1] : Jaa gebeurt oom maar ze is steeds spoorloos. [60]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 21 februari 2019 deed ik onderzoek naar de veiliggestelde data afkomstig van het volgende toestel:
Apple iPhone 8
Beslagene: [slachtoffer]
Ik zag een WhatsAppgesprek tussen [slachtoffer] en [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1] ): [61]
Op 22 augustus 2018 tussen 13:16 uur en 18:58 uur
[slachtoffer] :
stuurt een screenshot van de facebookpagina ‘ [naam] ’[slachtoffer] :
stuurt een screenshot van de Instagrampagina ‘ [naam] ’
[getuige 1] : van wie heb je het?
[slachtoffer] : hij voegde mama toe [62]
[slachtoffer] : kijk wat hij ook schrijft
[slachtoffer] :
stuurt screenshot van een Facebook Messenger gesprek tussen de gebruiker en het account ‘ [naam] ’. De gebruiker stuurt:
‘Ja wat moet k doen dan’. [naam] stuurt: nog een paar weken dan krijg je je permanent kado’
[slachtoffer] : me verjaardag tog [63]
Medeverdachte heeft op 27 november 2018 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven.
V: vraag verbalisant(en)
A: antwoord verdachte
O: opmerking verbalisant(en)
O: We laten je nog een filmfragment zien, wie zie je hier?
O: het filmpje betreft [bestandsnaam]
V: Waar is dit?
A: Dit is ook gewoon in de buurt van de Kreek.
V: Wie zie je nog meer?
A: Dit ben ik zelf.
V: We horen iemand zeggen 'ik ben em aan het fixen, ik ben em nu goed aan het zetten', wie zegt dat?
A: Dat is mijn stem.
V: Wat ben je aan het doen?
A: Wat ik aan het doen ben? Ik ben een camera aan het plaatsen.
V: De auto wordt in het filmpje op een gegeven moment ergens heen gereden en daar geparkeerd. Waar is dit?
A: Dit is waarschijnlijk waar [slachtoffer] woont op de [straat] . [64]
V: Wij hebben ook onderzoek gedaan naar de telefoons van jou en [verdachte] en daaruit blijkt dat jullie telefoons op die 17 september 2018 in Den Haag aanstralen op dezelfde locaties en tijden als waar [getuige 1] en [slachtoffer] zich bevinden. Zijn jullie die avond in Den Haag geweest.
A: Ja kijk ik ga het gewoon vertellen, we zijn die avond wel in Den Haag geweest. Ik moet het gewoon vertellen. We zaten met zijn drieën in de auto en voorin zaten [verdachte] en een voor mij onbekend persoon. [65]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft in een proces-verbaal van sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Verdachte: [verdachte] , [adres] , [adres]
Het onderzoek is verricht in een woning (rijtjeswoning) te [adres] , [adres] . [66] Tijdens de doorzoeking in de woning werd een vuurwapen aangetroffen.
Ik zag dat het vuurwapen een pistool betrof en voorzien was van het wapennummer [wapennummer] . Volgens opschrift betrof het model M57, kaliber 7.62mm. Het vuurwapen en de houder zijn door mij in een papieren zak veiliggesteld. Het witte plastic zakje werd door mij geopend. Ik zag dat zich hierin munitie bevond, te weten 16 patronen en een huls. Ik zag op de bodemstempel hiervan dat deze van met merk S&B waren en dat het kaliber 7.65 x 25 mm betrof. [67]
Goednummer: PL0900-2018271289-2266160
SIN: AALT2849NL
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Zastava M57
Kleur: Zwart
Wapennummer: [wapennummer]
Bijzonderheden: Kaliber 7. 62 mm
Goednummer: PL0900-2018271289-2266163
SIN: AALT2848NL
Object: Munitie (Patroon)
Aantal/eenheid: 16 stuks
Merk/type: S&B 7.62 X 25 Mm
Bijzonderheden: 16 patronen en 1 huls
Verbalisant [verbalisant 9] heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2018271289-2266160
SIN: AALT2849NL
Wapen: vuurwapen, pistool (foto 1 t/m 4) [68]
Categorie: III sub I [69]
Goednummer: PL0900-2018271289-2266163
SIN: AALT2848NL
Munitie: 16 scherpe patronen (foto 5 en 6) [70]
Categorie: III
Goednummer: PL0900-2018271289-2266163
SIN: AALT2848NL
Munitie: onderdeel munitie (patroonhuls; foto 7 en 8) [71]
Categorie: III [72]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen (uitwerking OVC-gesprek) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb een opgenomen OVC-gesprek geluisterd en uitgewerkt. Dit betreft een opgenomen gesprek dat is gevoerd op 27 november 2018 in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden. [73]
[B] : ze hebben toch dat pistool gevonden?
[verdachte] : ja dat lag op het bureau
[B] : ze hebben toch dat pistool gevonden uit de schuur?
[verdachte] : nee want dat lag op het bureau want ik zou dat terugbrengen.
: het lag gewoon beneden, er zaten geen kogels in.
[I] : [medeverdachte 1] heeft hem toch niet meer aangeraakt toch?
[verdachte] : nee, nee ik heb het alweer schoongemaakt. [74]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, laatstelijk opgemaakt op 2 oktober 2019, onderzoeksnummer MD2R018152, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 2265. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 0502.
3.Pagina 0503.
4.Pagina 0503.
5.Pagina 0504.
6.Pagina 0506.
7.Pagina 0514.
8.Pagina 0519.
9.Pagina 0520.
10.Pagina 0576.
11.Pagina 0577.
12.Pagina 0995.
13.Pagina 0996.
14.Pagina 1022.
15.Pagina 1023.
16.Pagina 0619.
17.Pagina 0620.
18.Pagina 0621.
19.Pagina 0622.
20.Pagina 0623.
21.Pagina 0625.
22.Pagina 0628.
23.Pagina 0629.
24.Pagina 0631.
25.Pagina 0632.
26.Pagina 0633.
27.Pagina 1027.
28.Pagina 1028.
29.Pagina 1029.
30.Pagina 1030.
31.Pagina 1031.
32.Pagina 1364.
33.Pagina 1365.
34.Pagina 0916A.
35.Pagina 0920A.
36.Pagina 1806.
37.Pagina 0522, met fotobijlagen op pagina 0524 tot en met 0534
38.Pagina 0724.
39.Pagina 0729. Fotobijlage 1 is weergegeven op pagina 0743.
40.Pagina 0124.
41.Pagina 0132.
42.Pagina 0133.
43.Pagina 0137.
44.Pagina 0149.
45.Pagina 0150.
46.Pagina 0151.
47.Pagina 0152.
48.Pagina 0154.
49.Pagina 1116.
50.Pagina 1138.
51.Pagina 1146.
52.Pagina 1177.
53.Pagina 1179.
54.Pagina 1180.
55.Pagina 1182.
56.Pagina 1208.
57.Pagina 1217.
58.Pagina 1218.
59.Pagina 1242.
60.Pagina 1253.
61.Pagina 1423.
62.Pagina 1466.
63.Pagina 1469.
64.Pagina 0332.
65.Pagina 0338.
66.Pagina 0641.
67.Pagina 0642.
68.Fotobijlage op pagina 1396 en 1397.
69.Pagina 1393.
70.Fotobijlage op pagina 1398.
71.Fotobijlage op pagina 1399.
72.Pagina 1394.
73.Pagina 1417.
74.Pagina 1421.