4.2FEIT 1: CRIMINELE ORGANISATIE
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als deelname aan een criminele organisatie in de periode van
12 augustus 2015 tot en met 9 februari 2016, welke organisatie als doel het plegen van Opiumwetfeiten had.
Volgens het Openbaar Ministerie heeft verdachte in deze periode samengewerkt met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . Aan alle vereisten voor een criminele organisatie is voldaan. Verdachte was (contactpersoon van) de leverancier van hasj, bepaalde de minimumprijs en was mogelijk ook geldschieter. Hij had geen rol bij het zaaksdossier Spanje.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie bepleit. Verdachte zou slechts incidenteel naar voren komen in het zeer omvangrijke dossier. Hij had geen betrokkenheid bij de vermeende handel vanuit eethuis [eethuis] (gedachtestreepje 1, tenlastelegging feit 1) en kwam ten aanzien van het Spanje-dossier (gedachtestreepje 2) in zijn geheel niet voor.
Daarnaast stelt de raadsman dat met ‘ouwe’ in het dossier niet verdachte wordt bedoeld en dat de gesprekken waarin verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] spreekt over “37, 38 of 40 en 5”, gaan over een geldbedrag van € 5.000,- dat verdachte aan [medeverdachte 1] geleend zou hebben.
Tenslotte blijkt uit de tapgesprekken van 26 tot en met 29 september 2015 onvoldoende dat verdachte betrokken is geweest bij de verkoop van hasj. Hierbij is volgens de raadsman van belang is dat er rond deze periode geen drugs in beslag zijn genomen en aldus niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de gesprekken daadwerkelijk over drugs gingen.
Gesprekken op 11 en 12 augustus 2015
Op
11 augustus 2015vinden - op de hieronder aangegeven tijdstippen - de volgende (sms) gesprekken plaats:
Om 15:00 uur stuurt [B] een sms-bericht naar [medeverdachte 5] :
Zou 5 bosjes trekdrop kunnen nemen voor maat 42 .. kusxxxx smurfin.
Om 15:05 uur belt [C] naar [medeverdachte 5] :
[medeverdachte 5] zegt dat ‘die van gisteren ken ik wel wat hoor, (…)’. [medeverdachte 1] zegt dat dat helemaal goed is. [medeverdachte 5] vraagt wat hij nu moet doen en vraagt of [medeverdachte 1] hem belt zodra hij klaar is. Als [medeverdachte 1] om zes uur klaar is belt hij [medeverdachte 5] meteen.
Om 15:08 uur stuurt [medeverdachte 5] een sms-bericht aan [B] :
Kan lief meisje kus je vriendje xxxx.
Om 18:24 uur belt [medeverdachte 5] belt naar [C] :
[medeverdachte 5] vraagt of [medeverdachte 1] al in de buurt is. [medeverdachte 1] geeft aan dat het druk is en dat hij er over een kwartiertje is. Ze spreken af in de [adres] .
Om 19:31 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] : Weet jij waar de vriendin van [medeverdachte 5] werkt, in Amsterdam, coffeeshop.
[medeverdachte 2] : Welke [medeverdachte 5] ? Nee.
[medeverdachte 1] : Ze werkt toch ... ze hebben vijf coffeeshops die mensen. Ken je niet die coffeeshops?
[medeverdachte 2] : Nee. Ik weet niet
[medeverdachte 1] : Ooh ja, ze werkt daar ..
[medeverdachte 2] : Waarom? Ja.
[medeverdachte 1] : Ze vinden 1 van die dingen goed ... die van die ene .... dus ik ga er morgen naartoe.
[medeverdachte 2] : Oooh.
[medeverdachte 1] : Dus ik dacht: Misschien ken je ze, of het goeie Hollanders zijn, snap je.
[medeverdachte 2] : Ik weet niet welke coffeeshop het is, nooit verteld.
[medeverdachte 1] : Ooh, ja, jammer, ik heb niet gevraagd wie ze precies zijn, ik bel je morgenmiddag.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 5] een vriendin heeft genaamd [B] , geboren [1987] .Door de recherche te Amsterdam werd in 2015 een onderzoek uitgevoerd onder de naam 13BREEZE. Tijdens dit onderzoek werd [B] als getuige gehoord. Zij verklaarde dat zij als boekhouder werkt voor onder andere [coffeeshop 1] en dat zij werkt vanuit een kantoor op de [adres] .
Uit informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat op de [adres] te [woonplaats] het bedrijf [bedrijf 1] B.V. is gevestigd. [bedrijf 1] is 100 procent
aandeelhouder van het bedrijf [bedrijf 2] B.V. dat op hetzelfde adres is gevestigd. [bedrijf 2] B.V. is 100 procent aandeelhouder van een vijftal BV.'s waarvan de handelsnamen respectievelijk zijn: ' [coffeeshop 1] ', ' [coffeeshop 2] ', [coffeeshop 3] ', ' [coffeeshop 4] ' en ' [coffeeshop 5] '.
O 11 augustus 2015 om 19:33 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] :
(…)
[medeverdachte 1] : Vijf, van die van [naam] weet je nog? Van Cobra (Fonetisch)
[medeverdachte 2] : Oh, ja
[medeverdachte 1] : Vijf
[medeverdachte 2] : Nee joh, al betalen ze zes, zeven
[medeverdachte 1] : Dat is toch niet erg toch?
[medeverdachte 2] : Nee.
[medeverdachte 1] : Als het Hollanders zijn? Hij gaat toch niets doen?
[medeverdachte 2] : Nee, natuurlijk niet. Je moet kijken wie hij is, wie hij is. Het is mijn broertje, die heeft hier ook een coffeeshop.
[medeverdachte 1] : Ja, klaar. Dan ga ik naar ze toe.
(…)
[medeverdachte 1] : (…), in ieder geval, ze betalen 4 (vier).
[medeverdachte 2] : Ja, is toch goed.
Op
12 augustus 2015vinden - op de hieronder aangegeven tijdstippen - de volgende (sms) gesprekken plaats:
Om 13:05 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
(…)
[verdachte] : Ik ben thuis ja.
[medeverdachte 1] : Dat ene wat ik je gisteren heb gezegd?
[verdachte] : Die vijf of een andere?
[medeverdachte 1] : Nee, buiten die ene, want ik heb die aan iemand anders gegeven.
[verdachte] : Oke ...
Om 14:02 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Ik kom eraan, ik kom eraan, ik ben mijn auto aan het APK-keuren.
[verdachte] : Je hebt toch de sleutels van de woning.
[medeverdachte 1] : Ja. Ja.
[verdachte] : In de keuken, daar in de keuken heb ik het voor gezet.
[medeverdachte 1] : Ja, maar je hebt mij helemaal niet verteld hoeveel die kost?
[verdachte] : Je weet toch die prijs van dat? Wat moet ik tegen je zeggen, wat moet ik tegen je zeggen..
[medeverdachte 1] : Nou, zij willen in ieder geval, 37 betalen.
[verdachte] : 37!!!! Nee, 37 moet je ze dat niet geven. Nee.
(…)
[verdachte] : Hij is daar en je moet die ze geven voor minimaal 38 en wat jij nog gaat verdienen. Die is voor 40.
[medeverdachte 1] : Oke, is goed, ik ga kijken, ik ga kijken, hoe? Want hij vroeg mij wat ik zou verdienen.
[verdachte] : Als ze geen prijs geven, moet je nee zeggen.
Om 14:17 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
(…)
[medeverdachte 1] : Waar heb je dat spul achtergelaten?
[verdachte] : In de keuken.
[medeverdachte 1] : Ik zie hier niks.
[verdachte] : In dat ding wat water opwarmt, in die kast, in die kast.
(…)
[medeverdachte 1] : Nee, niet die, vijf grote, vijf grote.
[verdachte] : Vijf grote????
[medeverdachte 1] : Ja, vijf. Vijf grote?
[verdachte] : Jij zei half, jij zei vijf.. ..
[medeverdachte 1] : Ik zei tegen jou, vijf, vijf, grote.
[verdachte] : Ohhh ...
[medeverdachte 1] : Dat is het probleem, vijf grote. Er ligt hier niks.
[verdachte] : Ze zijn daar en we moeten dus anderen bij doen.
(…)
[medeverdachte 1] : Dan hebben we een probleem. Is er hier niks, anders.
[verdachte] : Er zijn wel daar drie of vier, maar niet vijf.
[medeverdachte 1] : Een probleem, dan, ik ga kijken hoe ik het met ze oplos.
[verdachte] : Is goed.
Om 14.05 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] en spreken ze ergens af.
Om 15:08 uur stuurt [medeverdachte 5] een sms-bericht aan [B] :
Ga nu weg ben half uur daar ok lief meisje kusxxxxx
Om 15:43 uur stuurt [medeverdachte 5] een sms-bericht aan [B] :
Ben er lief meisje xxx
Op 12 augustus 2015 om 15:52 uur smst [B] naar medeverdachte [medeverdachte 5] dat ze er nu aan komt (Bron: tapgesprek 568 op de lijn TA23). De telefoon van [medeverdachte 5] straalt ten tijde van deze sms’jes een zendmast aan de [adres] in [woonplaats] aan.
Om 16:13 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Hallo. Ik ben over tien klaar en ik kom dan.
B: Klaar, alles is goed toch?
[medeverdachte 1] : Ja. alles is goed.
Om 16:13 uur straalt de telefoon van medeverdachte [C] een zendmast aan de [adres] in [woonplaats] aan. Om 16.30 uur straalt zijn telefoon een zendmast aan de Van [adres] in [woonplaats] aan.
Om 18:08 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Ben jij ver?
[verdachte] : Ik ben ver ja.
[medeverdachte 1] : Maar een (1) van die dingen mist 20 van. Ik keek mee zelf.
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : In totaal was het 124 minder.
[verdachte] : Oke ...
[medeverdachte 1] : Je weet hoe die gasten werken?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Zij pakken alles uit, je weet hoe het werkt?
[verdachte] : Ja.
Om 18:10 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Heb je die ene die ik terug heb gebracht niet hier gelaten.
[verdachte] : Welke?
[medeverdachte 1] : Eentje van dat spul, dat ik heb teruggebracht? Zijn ze niet hier.
[verdachte] : Ze zijn wel daar.
[medeverdachte 1] : Waar?
[verdachte] : Kijk daar in de woonkamer.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : In die grote ....
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Aan de linkerkant, daar staat een theepot en daarin zit die.
Om 20:40 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] :
(…)
[medeverdachte 1] : Hoe heten die mensen, die zijn euhh ... weet je [adres] , als je naar [adres] gaat. Aan het begin daar, helemaal aan het begin heb je daar!!
(…)
[medeverdachte 1] : Lutte en Signaal of zo? Ze hebben vijf. 1 in het centrum. (…)
[medeverdachte 1] : (…) Ik schrok wel een beetje.
[medeverdachte 2] : Waarom?
[medeverdachte 1] : Omdat zij zo klaarblijkelijk werken!! (…)
[medeverdachte 1] : Die andere was in paniek. Die ene, je weet wel, wie, was in paniek, hij zei als het niks is: "Dan niet". Hij had vijf van [naam] aan mij gereed gehouden. Je weet wel, die kleintjes. Ik heb tegen hem gezegd, nee, man, vijf (5) van die grote en hij zei: "Ehh???".
En ik zei tegen hem 37!!! En hij zei toen: "Nee, nee, nee, nee, nee, begrijp je mij?".
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : Daarna ben ik naar huis gegaan en ik zag 5 van die kleine dingen. Ik zei tegen hem: "Vijf grote". Maar hij was toen al in Gouda of in Den Haag. Toen zei hij, het hoeft niet en ik zei tegen hem, je moet komen, want er zitten mensen te wachten.
Maar hij had geen zin om terug te komen.
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : En toen .... (ntv) ... zei die, wat is dit allemaal, je moet oppassen dat er niets fout gaat of zo.
[medeverdachte 2] : Alleen daarvoor had je het niet moet doen.
[medeverdachte 1] : Maar luister eens, je weet toch hoe ik bezit, ik moet nou alles doen.
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : Ze pakte dat en ze zou gaan en meteen terugkomen. Maar ....
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : Je weet hoe zij doen, alles open en zo.
[medeverdachte 2] : Ja, ja, ja, ga verder.
[medeverdachte 1] : Je weet hoe ze het doen, het duurde lang, het duurde 1 uur. Toen heeft hij gebeld en ik zei tegen hem klaar, over tien minuten kom ik. Begrijp je?
[medeverdachte 2] : Ja.
[medeverdachte 1] : Hij zei, oke, klaar, ik wacht af, als alles goed gegaan is.
Om 21:46 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] zegt dat die ouwe man een egoïstisch en gierig man is.
(…)
[medeverdachte 1] zegt dat hij in feite voor 300 euro heeft gewerkt en dat hij
dat zelf gepakt heeft, maar niet weet hoe hij zou gaan reageren.
(…).
[medeverdachte 1] zegt: “Je weet hoe ik ben, als iemand tegen mij zegt, Amsterdam, Amsterdam, en als ik naar Amsterdam ga, dan wil ik gewoon heen en terug, klaar, maar het ging niet zo en ik was bang”.
[medeverdachte 2] zegt dat die auto niet van mij was en [medeverdachte 1] zegt, ik zei ook tegen hem, ik zei: “Je had ook tegen mij kunnen zeggen, geef mij maar, wat maakt het uit, of ik je hier geef of ik geef je het in Utrecht”. [medeverdachte 2] zegt dat ene hem niet interesseert, maar wat hem wel interesseert is die oude, die altijd zo is en niets met hem kunnen bereiken.
(…)
[medeverdachte 2] zegt dat die man niks is en dat hij zelf die auto heeft verzekerd, APKgekeurd
en alles geregeld heeft. [medeverdachte 1] vraagt hem hoe het kan dat hij dat niet geregeld heeft, terwijl hij daar 3 maanden was. [medeverdachte 2] weet dus niet hoe die man denkt en vraagt hem of [medeverdachte 5] nog daar is.
[medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 5] misschien a.s. zaterdag gaat vertrekken en vraagt hem zijn moeder daar goed aangekomen is. [medeverdachte 2] zegt dat zij boven zijn en dat hij lang heeft moeten wachten op de luchthaven op ze.
Om 22:36 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] :
[verdachte] : Ben je thuis.
[medeverdachte 1] : Nee, dat ene ligt daar.
[verdachte] : Waar?
[medeverdachte 1] : Waar je zit, daar achter, je moet een beetje verschuiven. Daar onder. Waar jij altijd zit.
[verdachte] : Oke,
[medeverdachte 1] : Klaar.
[verdachte] : Oke.
[medeverdachte 1] : Ik heb 300 van meegenomen. Heb ik nodig.
[verdachte] : Oke, is goed.
Gesprekken op 26 tot en met 29 september 2015
Op
26 september 2015om 19:43 uur belt NNman 7683 naar [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] : (…) ik weet niet of ik morgen 13.00 uur wakker ben.
NN: Weetje wat het is? Die oudjes, je weet toch hoe ze zijn, die oudjes, je weet wel, hij had ook wat te doen.
(…)
NN: hij heeft wat te doen, snap je?
[medeverdachte 2] : Ja. (…) ehhh kijk ik kan niets anders zeggen dan in de middag. Hoe laat weet ik niet, begrijp je? Maar het is wel klaar.
(…)
[medeverdachte 2] : Nee, klaar, het ligt niet aan mij hier. Het ligt aan diegene die het komt brengen.
(…)
[medeverdachte 2] : Nee, dat had ik niet gevraagd, ik heb hem net gesproken, hij zei tegen mij "die huisnummer" 13 en half.
NN: Ja.
[medeverdachte 2] : Want dan ga ik hem even nou .. (mtv) .... hoe laat morgen?
NN: 13 en half of 14?
[medeverdachte 2] : 13 en half.
NN: Dus geen 15?
[medeverdachte 2] : Jij krijgt nog die andere die over was van mij, is goed, een goede extraatje, ja
NN: Ja, dus 15 toch?
[medeverdachte 2] : Ja, een goede extraatje
(…)
NN: Ok? Dus je snap toch, huisnummer 7 morgen, en huisnummer 8 maandag.
[medeverdachte 2] : Ja, ja. (…)
Op 27 september 2015 om 00:08 uur sms’t [medeverdachte 2] naar Nnman 7683
Morgen zeker tijd niet precies maar wollah morgen heb je ze
Op 27 september 2015 om 00:19 uur sms’t Nnman 7683 naar [medeverdachte 2] :
Oké dus voor 4 toch
Op 27 september 2015 om 14:29 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] :
[medeverdachte 2] vraagt: is hij nog niet gekomen?
[verdachte] : nee, hij is er niet
(…)
Op 28 september 2015 om 14.57 belt Nnman 7683 naar [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] : Oke, kom naar [adres] . Ik ben klaar.
Op 28 september 2015 om 14:59 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] :
[medeverdachte 2] : hallo, moet ik hem vragen te komen?
[verdachte] : ze zijn hier, ze zijn hier.
[medeverdachte 2] : ok, ok
Op 28 september 2015 om 15:07 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] :
[verdachte] : hoeveel heeft hij nodig?
[medeverdachte 2] : hij komt zo naar mij toe, en dan zal ik jou vertellen hoeveel
[verdachte] : gaat hij eerst bekijken?
[medeverdachte 2] : nee, oke, er valt verder voor hem niets te zien, het is toch dezelfde?
[verdachte] : is dezelfde
[medeverdachte 2] : ok, er valt niets te zien
[verdachte] : Hoeveel moet ik halen, Zeven? Zes, zeven?
[medeverdachte 2] : In ieder geval, haal 7, haal in ieder geval 7
[verdachte] : Ok
Op 29 september 2015 om 09:56 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] : he
[verdachte] : .... gekomen? (ntv.)
[medeverdachte 2] : nee, hij is onderweg. Ik ben beneden, ik ben koffie aan het drinken, ik kom eraan
Op 29 september 2015 om 11:01 uur belt Nnman 7683 naar [medeverdachte 2] :
N: Broer, er is hier geen 8, je hebt mij geen 8 gegeven
[medeverdachte 2] : Hoeveel is daar? Dan moet ik even naar boven lopen.
N: Je hebt mij ding eh gegeven, 13 (fon.ntv), elke zoveel, hoeveel zit in elke?
(…)
[medeverdachte 2] : Wacht even, ik app jou nu terug.
Op 29 september 2015 om 11:07 uur belt Nnman 7683 naar [medeverdachte 2] :
NN: Hey man, eh huisnummer ..
[medeverdachte 2] : Begrepen?
NN: .. ja man, huisnummer 1 eh, is er nog wel van die merk, of niet? Daar van die eh ..
[medeverdachte 2] : Ja, volgende week weer.
NN: Oh, vandaag dus niet eh dinge .. ?
[medeverdachte 2] : Nee. (…)
[medeverdachte 2] : Saffie, oké, tot zo.
NN: Dus eh huisnummer 14 he, klaar he?
[medeverdachte 2] : Ja, saffie, doei.
Op 29 september 2015 om 13:15 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] :
[verdachte] : is hij gekomen?
[medeverdachte 2] : ehh ja, ik heb je bril gevonden, ik heb ze bij dat bankstel, in dat hoekje gelegd
[verdachte] : is goed
Op 22 oktober 2015 vindt een ovc-gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] :
[medeverdachte 5] : Oh ja, eh, een plakkie hash van die ouwe kan ik kwijt, waar ik kom. Maa ja, plakkie is niks.
[medeverdachte 1] : Hij heeft niks meer.
[medeverdachte 5] : Is alles weg?
[medeverdachte 1] : Ja
De politie heeft op basis van onderzoek in een landelijk registratiesysteem en op internet geconcludeerd dat een gemiddelde prijs van € 4.500,- voor de tussenhandel van 1 kilogram hasjiesj aannemelijk is.
Bij de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is op de slaapkamer van verdachte een geldbedrag achter de verwarming aangetroffen. Dit betrof een geldbedrag van in totaal € 75.050,-.
Een deel van het geld was verpakt in een witte enveloppe en een deel in een zogenoemde sealbag. Op de sealbag en de enveloppe stond handgeschreven: 29-09-2015.
Verdachte heeft bij de politie over het aangetroffen geld op zijn slaapkamer het volgende verklaard:
“Als ik er geld instop of uithaal dan schrijf ik dat op de envelop. Ik streep de datum door of ik pak een nieuwe envelop. (…) Ik verander alleen de datum als er iets gebeurt.”
Versluierd taalgebruik/codetaal
In de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wordt overduidelijk versluierd taalgebruik gehanteerd. Voor de gespreksdeelnemers is duidelijk wat bedoeld wordt, echter is dit – op voorhand – voor een derde niet het geval.
Bij de uitleg van versluierd taalgebruik of codetaal komt het vooral aan op de betekenis die voor het bewijs moet worden toegekend aan de inhoud van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken, de kring van personen met wie die gesprekken zijn gevoerd, alsmede de continuïteit waarin zij voorkomen en overige gedragingen dan wel gebeurtenissen, waarvan is vastgesteld dat deze respectievelijk zijn verricht en zich hebben voorgedaan, zoals reisbewegingen en ontmoetingen. Voorts kan een rol spelen dat bepaalde goederen/
verdovende middelen op een voor de bewijslevering relevante plaats en/of tijdstip zijn aangetroffen.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [C] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en verdachte met enige continuïteit dezelfde versluierde termen gebruikten om over specifieke onderwerpen te spreken. Ook blijkt dat de medeverdachten elkaar begrijpen wanneer in cryptische termen wordt gesproken. Uit de context van de gesprekken in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de gesprekken betrekking hebben op de verkoop van hasj dan wel hennep. Naast de omstandigheid dat in een enkel gesprek letterlijk over coffeeshops en plakken hasj wordt gesproken, acht de rechtbank hiertoe het volgende van belang.
Levering op 12 augustus 2015
Uit de weergegeven bewijsmiddelen met betrekking tot de periode van 11 en 12 augustus 2015 blijkt dat met enige regelmaat wordt gesproken over cijfers: “vijf bosjes trekdrop” voor “maat 42”. En over “vijf grote” en “vijf kleine”, “ze betalen zes, zeven”, “Ze betalen vier”. “37 moet je ze niet geven”, “Die is voor 40”. “in totaal was het 124 minder” en “300 van genomen”. Ook wordt er gesproken over “dingen” en “spul”.
De rechtbank leidt uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat medeverdachten [C] en [medeverdachte 5] op 12 augustus 2015 naar [B] in Amsterdam zijn gegaan om hasj (vijf bosjes trekdrop) af te leveren. Verdachte heeft de drugs voor medeverdachte [medeverdachte 1] klaargelegd (vijf grote), wordt geconsulteerd over de koopprijs (niet voor 37), wordt gebeld als er te weinig drugs blijkt te zijn (124 minder) en het met de deal verdiende geld is bij verdachte thuis neergelegd (‘onder waar hij altijd zit’). Kenmerkend bij dat laatste is dat verdachte [medeverdachte 1] zich tegen zijn broer [medeverdachte 2] beklaagt dat hij maar voor € 300,- heeft gewerkt en dat zelf heeft gepakt en later op de avond als hij zijn vader op de hoogte stelt waar het geld ligt, vertelt dat hij ‘300 heeft meegenomen’.
Bezien in onderlinge samenhang met de bewijsmiddelen van de overige zaaksdossiers – leidt de rechtbank af dat met “vijf bosjes trekdrop voor maat 42”, vijf kilo hasj voor € 4.200,- wordt bedoeld. Bij dat oordeel heeft de rechtbank betrokken dat uit het hiervoor weergegeven proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een gemiddelde prijs van € 4.500,- voor een kilo hasj een aannemelijk bedrag is. Verder acht de rechtbank van belang dat [B] werkzaam is voor een vijftal coffeeshops in Amsterdam. Tot slot betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte geen andere uitleg hebben gegeven voor de gevoerde tapgesprekken en Sms-berichten.
Levering eind september 2015
Uit de weergegeven bewijsmiddelen met betrekking tot de periode van 26 tot 29 september 2015 blijkt dat met enige regelmaat wordt gesproken over cijfers: “huisnummer 15” voor “huisnummer 7”, “huisnummer 8” en “7” en “8”, voor “4”.
De rechtbank leidt uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat medeverdachte [medeverdachte 2] vanaf 26 september 2015 gesprekken voert met een Nnman over het leveren van in totaal 15 kilo hasj, bestaande uit een levering van 8 en 7 kilo, voor € 4.000,- per kilo. Op 28 september 2016 vindt de eerste levering plaats op de [adres] (‘kom [adres] ’), waarbij verdachte de zeven kilo hasj haalt (‘haal in elk geval 7’) en medeverdachte [medeverdachte 2] informeert of de wederpartij er al is. Op 29 september 2015 wordt de resterende 8 kilo geleverd, waarbij er uiteindelijk te weinig wordt geleverd (‘broer, er is hier geen 8’). Het geld wordt bij verdachte thuis gelegd (‘ik heb je bril (…) bij dat bankstel gelegd’).
Bezien in onderlinge samenhang met de bewijsmiddelen van de overige zaaksdossiers – leidt de rechtbank af dat met “huisnummer 15”, voor ‘4’ vijftien kilo hasj voor € 4.000,- per kilo wordt bedoeld. Bij dat oordeel heeft de rechtbank betrokken dat uit voormeld proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een gemiddelde prijs van € 4.500,- voor een kilo hasj aannemelijk is. Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte geen andere uitleg hebben gegeven voor de gevoerde tapgesprekken en Sms-berichten. Tot slot acht de rechtbank van belang dat op de in de woning van verdachte aangetroffen enveloppe met € 75.050 als datum 29-09-2015 staat vermeld, zijnde de leveringsdatum van de hasj.
Tussenconclusie overdrachten verdovende middelen
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 augustus 2015 en op 28 en 29 september 2015 in samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] hoeveelheden hasj heeft overgedragen en verkocht (feit 1, derde gedachtestreepje). Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachtes woning hierbij dienst deed als opslagplek voor de te verkopen hasj en het verdiende geld (feit 1, vierde gedachtestreepje).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook betrokken was bij het opzetten van hennepkwekerijen in Spanje (feit 1, eerste gedachtestreepje) en de import/export van hennep dan wel hasj (feit 1, tweede gedachtestreepje).
Levert het handelen van verdachte deelname aan een criminele organisatie op?
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of er sprake was van een criminele organisatie én of verdachte daar, door het hierboven bewezenverklaarde handelen, deel van uitmaakte.
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen.
Voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Samenwerkingsverband met een zekere structuur
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere structuur en verdeling van taken. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daarbij de grootste rol. Hij heeft contact met de overige leden van de organisatie, houdt hen op de hoogte, geeft opdrachten en heeft contact met de afnemers van de drugs. Medeverdachte [medeverdachte 2] wordt om raad gevraagd en op de hoogte gehouden van het verkoop van de drugs. De drugs en het geld dat met de verkoop daarvan werd verdiend, werden bewaard in de woning van verdachte. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte de drugs telkens klaar zet en het geld bewaart. Daarbij oefent hij ook invloed uit op de prijs waarvoor de drugs worden verkocht.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft een faciliterende rol. Hij brengt [medeverdachte 1] in contact met zijn vriendin voor de verkoop van hasj aan coffeeshops in Amsterdam.
De rechtbank overweegt dat het gebruik van versluierd taalgebruik en codewoorden – en de voorafgaande afstemming van dit taalgebruik – ook wijst op een georganiseerde samenwerking. Deze contacten, bezien in samenhang met de bewezen verklaarde overdrachten, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dan ook de conclusie dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere organisatiegraad tussen meerdere personen, die de handel van hasj tot oogmerk had.
Samenwerkingsverband van een zekere duurzaamheid
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de nauwe samenwerking in ieder geval voor de periode van 11 augustus 2015 tot en met 1 november 2015 kan worden vastgesteld. De startdatum blijkt uit het getapte telefoongesprek dat verdachte op 12 augustus 2015 voert met [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 1] het heeft over “dat ene dat ik je gister vertelde”. Dit gesprek gaat, gelet op de overige bewijsmiddelen, over de deal die op 12 augustus 2015 plaatsvond. De pleegperiode eindigt voor verdachte op het moment dat hij Nederland verlaat en voor langere tijd naar Marokko vertrekt, te weten op 1 november 2015.De rechtbank is van oordeel dat de periode waarover hun samenwerking zich heeft uitgestrekt voldoende duurzaam is om te kunnen spreken van een criminele organisatie.
Deelname aan de organisatie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met de bewezenverklaarde handelingen een aandeel heeft gehad in het samenwerkingsverband van voldoende duur en intensiteit. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat verdachte, meer dan in algemene zin, weet had van het oogmerk van de organisatie.
Conclusie criminele organisatie
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aan alle elementen is voldaan en wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in de periode van 11 augustus 2015 tot 1 november 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.