ECLI:NL:RBMNE:2020:637

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
16/705158-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen door verdachte en ex-partner met criminele inkomsten

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ruim 3,5 jaar samen met haar ex-partner schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte heeft geprofiteerd van de criminele inkomsten van haar ex-partner, terwijl zij zich bewust moest zijn van de criminele oorsprong van deze inkomsten. De rechtbank oordeelt dat het witwassen van criminele gelden een bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële verkeer aantast. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar ex-partner een economische eenheid vormden en dat zij gezamenlijk hebben gewitst. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft het witwassen van een aanzienlijk bedrag van meer dan 200.000 euro bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen en geldbedragen verbeurd verklaard, omdat deze geheel of grotendeels uit de opbrengsten van het bewezen verklaarde feit zijn verkregen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705158-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 maart 2019, 19 augustus 2019, 13 en 14 januari 2020. Op de genoemde data in januari 2020 is de strafzaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 3 juli 2018 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van:
- een contant geldbedrag van € 12.081;
- een contant geldbedrag van € 13.785;
- meerdere contante geldbedragen van in totaal € 205.134.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het eerste gedachtestreepje (het contante geldbedrag van € 12.081). Dit geldbedrag is aangetroffen in een jas in een drugslaboratorium in [woonplaats] en niet kan worden gezegd dat verdachte wetenschap had van dit geldbedrag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte op de locatie in [woonplaats] is geweest of enige betrokkenheid heeft gehad bij het aangetroffen drugslaboratorium. Met betrekking tot het tweede gedachtestreepje (het contante geldbedrag van € 13.785) heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte niet wist dat dit geld zich in haar huis bevond, dan wel dat zij niet wist dat het van misdrijf afkomstig was. Het ontbreken van de wetenschap van de criminele herkomst van het geldbedrag heeft de raadsvrouw ook aangevoerd bij het derde gedachtestreepje (meerdere contante geldbedragen van in totaal € 205.134).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Bewijsmiddelen [1]
ECONOMISCHE EENHEID
Uit het uittreksel huwelijksgoederenregister blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) op [2011] getrouwd zijn. In april 2018 is de echtscheiding uitgesproken. [2] Verdachte en [medeverdachte] zijn fiscale partners en hebben samen drie kinderen. Gedurende de onderzoeksperiode hebben ze gezamenlijke bankrekeningen. Tijdens de doorzoeking op 3 juli 2018 werd gezien dat zij samen met hun kinderen verbleven in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en dat zij in een bed sliepen. In de kasten in de slaapkamer hing zowel dames- als herenkleding. [3] Uit een veelheid van tapgesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk de huurwoning aan de [adres] samen aan het inrichten en verbouwen waren. Zij hadden hier veelvuldig contact over. Ook zijn zij samen met hun kinderen op vakantie geweest in de periode van 30 april – 7 mei 2018. [4]
BEGINSALDO
Ter onderbouwing van de verdenking van witwassen is een eenvoudige kasopstelling vervaardigd. Verdachte en [medeverdachte] hebben rond het begin van de onderzoeksperiode geen contante opnames verricht van de bevraagde bankrekeningen. Ook hebben zij bij de Belastingdienst geen aangifte gedaan van de aanwezigheid van contanten in deze periode. Het beginsaldo is om deze redenen vermoedelijk EUR 0,-. [5]
LEGALE CONTANTE ONTVANGSTEN
Uit het overzicht bankrekeningen van verdachte en [medeverdachte] blijkt dat zij in de ten laste gelegde periode € 6.750 contant hebben opgenomen. [6] Dit wordt gezien als legale contante ontvangsten. De legale contante inkomsten uit loon of salaris zijn vermoedelijk EUR 0,-. [7]
FEITELIJKE CONTANTE UITGAVEN
Verdachte en [medeverdachte] hebben in de onderzoeksperiode in totaal € 211.806,69 aan contante uitgaven en contante bankstortingen verricht. [8]
HET CONTANTE GELDBEDRAG VAN € 13.785
Op 3 juli 2018 wordt de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] , doorzocht: [9]
“Tijdens de doorzoeking werd in de slaapkamer van de bewoner [verdachte] een geldbedrag aangetroffen van totaal 13.785 euro. Dit geld lag in diverse stapeltjes in verschillende coupures in de kledingkast op de ouderslaapkamer in genoemde woning.”
Tijdens het onderzoek is het telefoonnummer [telefoonnummer] afgetapt. Voornoemd nummer is in gebruik bij verdachte. [10] Op 28 juni 2018 vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte] : [11]
[verdachte] wgd NNman8491 ( [medeverdachte] gezien zijn stem)(de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). [medeverdachte] vraagt waar [verdachte] geld heeft omdat hij vijf barkie (500) nodig heeft. Zij antwoordt "jij hebt in mijn kleren, in mijn pyjamas, nee onder mijn hemdjes. Als je de kast opendoet heb je een roze hempje, helemaal boven, daaronder zag ik eh (STV) (mogelijk ‘daarnet wat’), waarop ze vraagt ‘gevonden?’ [medeverdachte] antwoordt: ‘ja’”.
5.3.2.
Bewijsoverweging
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan dit bestandsdeel niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Daartoe zal eerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Wanneer het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit dat onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben.
Vermoeden van witwassen
Allereerst concludeert de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte] een economische eenheid vormden gedurende de ten laste gelegde periode. Hoewel verdachte en [medeverdachte] zijn gescheiden in april 2018, is niet gebleken dat de economische eenheid tussen hen beiden op enig moment verbroken is geweest. Zo zijn verdachte en [medeverdachte] zowel voor als na de echtscheiding samen op vakantie geweest, zijn zij gezamenlijk bezig met de inrichting en verbouwing van een nieuwe huurwoning en tijdens de aanhouding op 3 juli 2018 worden zij samen aangetroffen in hetzelfde bed.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de door de politie opgemaakte eenvoudige kasopstelling. Door middel van een eenvoudige kasopstelling is nagegaan of verdachte en [medeverdachte] meer contante uitgaven hebben gedaan dan zij door middel van contante inkomsten uit legale bron kunnen verantwoorden. De totale contante uitgaven zijn afgezet tegen de legale contante ontvangsten. Indien die totale contante uitgaven groter zijn dan de legaal ontvangen contante gelden, duidt dat op een onbekende bron van contante ontvangsten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat een negatieve kas niet mogelijk is, omdat men niet meer contant kan uitgeven dan werkelijk aan kasgeld beschikbaar is.
Uit de bankmutaties blijkt dat verdachte en [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode over € 6.750 aan contante ontvangsten beschikten. De totale contante uitgaven in deze periode zijn vastgesteld op € 211.806,69. Dit levert een verschil op van € 205.056,69. Nu uit het onderzoek geen legale contante inkomstenbronnen zijn gebleken die dit geldbedrag kunnen verklaren, is een vermoeden van witwassen zonder meer gerechtvaardigd.
Verklaring verdachte
Naar het oordeel van de rechtbank mag onder deze omstandigheden van verdachte en haar partner een verklaring voor de herkomst van het geld worden gevergd. Over zijn werkzaamheden heeft medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verklaard op 27 mei 2019 dat hij zijn inkomsten verwierf als kapper en later uit bemiddeling bij en inrichting van huurwoningen. [medeverdachte] heeft echter geen details willen geven of stukken overgelegd die deze verklaring ondersteunen. Het betreft daarom geen concrete, verifieerbare verklaring. Hierdoor wordt het vermoeden van witwassen niet ontzenuwd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het aangetroffen geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft zich tijdens het verhoor over haar financiële situatie beroepen op haar zwijgrecht. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte niet beter wist dan dat haar partner door zijn werkzaamheden veel contant geld ontving en dat zij nimmer twijfel heeft gehad over de herkomst van het geld. De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaring. Verdachte moet wetenschap hebben gehad van het witwassen van illegaal geld nu zij en haar medeverdachte geen of slechts geringe legale (contante) inkomsten hadden en zij desondanks meer dan € 200.000 contant hebben ‘uitgegeven’. Daarbij wordt opgemerkt dat van de € 123.779,70 gedane uitgaven aan contante stortingen op bankrekeningen, € 115.035,- is gestort op rekeningen die uitsluitend op de naam van verdachte of op naam van verdachte en haar partner of een ander stonden. Onduidelijk is bovendien over welke legale inkomstenbron verdachte en medeverdachte beschikten om hun vakanties en de inrichting van hun huis te betalen. Zoals reeds overwogen acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] op dit punt onaannemelijk. Dat verdachte derhalve geen wetenschap had van het witwassen van illegaal geld acht de rechtbank onaannemelijk. Dit geldt ook met betrekking tot het geldbedrag van € 13.785 dat in de woning van verdachte bij de doorzoeking is aangetroffen. Uit het tapgesprek blijkt dat verdachte wist dat geld in de kast tussen haar kleding lag.
Medeplegen
Tussen verdachte en [medeverdachte] was op grond van het voorgaande sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Zij hadden beiden wetenschap van de criminele inkomsten en hebben beiden geprofiteerd van het witwassen van deze criminele inkomsten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat zij zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan witwassen van geld met een criminele herkomst.
Gewoontewitwassen
Verdachte en medeverdachte hebben zich gedurende een periode van ongeveer 3,5 jaar schuldig gemaakt aan witwassen. Gelet op de lange periode waarin dat gebeurde is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte en haar medeverdachte van dit witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het geldbedrag dat is aangetroffen in het drugslaboratorium in Hagestein. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten het contante geldbedrag van € 12.081,-.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 3 juli 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededader, telkens onderstaande geldbedragen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, te weten onder andere:
- een contant geldbedrag van 13.785 euro (aangetroffen in de woning gelegen
aan de [adres] te [woonplaats] ) en
- meerdere contante geldbedragen van in totaal 205.056,69 euro (contante
stortingen op bankrekeningen waarover verdachte en haar mededader
konden beschikken en contante aankopen/betalingen gedaan door verdachte
en haar mededader),
terwijl zij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 7 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als (bijzondere) voorwaarden (1) reclasseringstoezicht en (2) inzage geven in de financiën, voor zolang de reclassering dat nodig acht;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf met een proeftijd van 3 jaren op te leggen, zonder bijzondere voorwaarden. Voorts heeft zij verzocht om bij het bepalen van de straf er rekening mee te houden dat verdachte momenteel een fulltime opleiding volgt en de zorg draagt voor haar drie minderjarige kinderen. Deze strafprocedure brengt bovendien veel stress met zich, hetgeen zich ook fysiek bij verdachte uit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 3,5 jaar samen met haar ex-partner schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Verdachte heeft geprofiteerd van de inkomsten van haar ex-partner, terwijl zij zich heeft moeten realiseren dat die inkomsten een criminele achtergrond hadden en dat zij zich daar verre van diende te houden. Door zo te handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat criminele gelden een schijnbaar legale herkomst kregen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen wordt het plegen van andere strafbare feiten gefaciliteerd. Verdachte heeft door haar handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht werden onttrokken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte waaruit volgt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit gegeven wordt bij het bepalen van de (hoogte van de) straf niet in het voor- of nadeel van verdachte meegewogen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Weliswaar is aannemelijk dat verdachte niet degene is geweest die de criminele inkomsten heeft gegenereerd, maar verdachte heeft willens en wetens geprofiteerd van de inkomsten uit strafbare feiten. Gelet op de aard, duur en omvang van het feit acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook geboden. De ernst en verwerpelijkheid van het op deze schaal langdurig witwassen van criminele gelden is zodanig dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is. Naar het oordeel van de rechtbank zou een dergelijke bestraffing een verkeerd signaal afgeven. Daaraan doen de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet af. De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn wel een reden voor de rechtbank om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding reclasseringstoezicht op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende geldbedragen en goederen in beslag genomen:
Personenauto, grijze Volvo XC60, kenteken [kenteken]
Geld, 4x
50 euro = € 200
Geld, 40x
50 euro = € 2000
Geld, 5x
20 euro, 13x
10 euro, 2x
5 euro = € 240
Geld, 67x
50 euro, 14x
20 euro = € 3630
Geld, 1395 euro
Geld, 1x
500 euro, 32x
100 euro, 43x
50 euro = € 5850
Geld, 200 euro
Geld, 9x
200 Marokkaanse Dirham = € 197,84
Wtech laminaat in 51 dozen op 2 europallets
Magnetron Bauknecht, nieuw in fabrieksverpakking
Jacuzzi in houten bekisting
Doucheslang Nevada, nieuw in doos
Boretti gasfornuis
De officier van justitie heeft verzocht de in beslag genomen geldbedragen en goederen verbeurd te verklaren, met uitzondering van de personenauto.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er conservatoir beslag rust op de inbeslaggenomen geldbedragen en goederen en verzoekt de rechtbank om hier geen beslissing over te nemen. Het oordeel over het beslag zou moeten worden neergelegd bij de strafkamer die over de ontneming gaat.
De rechtbank overweegt dat een conservatoir beslag als bedoeld in art. 94a Sv niet in de weg staat aan het verbeurd verklaren van een voorwerp. [12]
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren. Deze geldbedragen en goederen zijn geheel of grotendeels uit baten van het bewezenverklaarde feit verkregen.
9.1
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
Personenauto, grijze Volvo XC60, kenteken [kenteken]
Geld, 4x
50 euro = € 200
Geld, 40x
50 euro = € 2000
Geld, 5x
20 euro, 13x
10 euro, 2x
5 euro = € 240
Geld, 67 x 50 euro, 14x
20 euro = € 3630
Geld, 1395 euro
Geld, 1x
500 euro, 32x
100 euro, 43x
50 euro = € 5850
Geld, 200 euro
Geld, 9x
200 Marokkaanse Dirham = € 197,84
Wtech laminaat in 51 dozen op 2 europallets
Magnetron Bauknecht, nieuw in fabrieksverpakking
Jacuzzi in houten bekisting
Doucheslang Nevada, nieuw in doos
Boretti gasfornuis
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Pagano Mirani, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2015 tot en met 3 juli 2018, te Schiedam en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij verdachte en/of
haar mededader(s) (telkens),
van onderstaande voorwerp(en) en en/of geldbedrag(en) de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen
en/of onderstaande voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) verworven, voorhanden
gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van de genoemde voorwerp(en) en/of
geldbedrag(en) gebruik gemaakt, te weten onder andere :
- een contant geldbedrag van 12.081 euro (aangetroffen in drugslabaratorium in
[woonplaats] op 30 januari 2018) en/of
- een contant geldbedrag van 13.785 euro (aangetroffen in de woning gelegen
aan de [adres] te [woonplaats] ) en/of
- meerdere contante geldbedragen van in totaal 205.134 euro (contante
stortingen op bankrekeningen waarover verdachte en/of haar mededader(s)
konden beschikken en/of contante aankopen/betalingen gedaan door verdachte
en/of haar mededader(s)),
terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die/dat
geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 december 2018, onderzoek 09Lek18, opgemaakt door politie Midden-Nederland, districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 4379. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, relatie [verdachte] en [medeverdachte] , p. 1050.
3.Proces-verbaal zaaksdossier witwassen, p. 2471.
4.Proces-verbaal van bevindingen, relatie [verdachte] en [medeverdachte] , p. 1053.
5.Proces-verbaal zaaksdossier witwassen, p. 2473.
6.Proces-verbaal zaaksdossier witwassen, p. 2477.
7.Proces-verbaal zaaksdossier witwassen, p. 2475.
8.Proces-verbaal zaaksdossier witwassen, p. 2485.
9.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 2493-2494.
10.Proces-verbaal van bevindingen, identiteit gebruiker 31641223004, p. 897-898.
11.Tapgesprek, 28 juni 2018, sessienummer 3522, p. 577.