In deze zaak heeft eiseres, na een borstamputatie, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van drie prothese bh’s en één prothese badpak. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft in eerste instantie de aanvraag deels afgewezen, waarbij alleen bijzondere bijstand is toegekend voor de aanschaf van twee prothese bh’s tot een bedrag van € 230,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 september 2020, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft, omdat onduidelijk is waarom bijzondere bijstand is verstrekt voor twee prothese bh’s in plaats van drie. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij ook bijzondere bijstand voor de derde prothese bh moet verstrekken, wat resulteert in een extra vergoeding van € 45,- aan eiseres.
Wat betreft het prothese badpak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om de volledige kosten te vergoeden, maar dat eiseres recht heeft op een aanvullende vergoeding van € 23,- op basis van de geldende richtlijnen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 48,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.
De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.