ECLI:NL:RBMNE:2020:6044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
UTR 20/1610
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor prothese bh's en badpak; beroep gegrond

In deze zaak heeft eiseres, na een borstamputatie, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van drie prothese bh’s en één prothese badpak. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft in eerste instantie de aanvraag deels afgewezen, waarbij alleen bijzondere bijstand is toegekend voor de aanschaf van twee prothese bh’s tot een bedrag van € 230,-. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 10 september 2020, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft, omdat onduidelijk is waarom bijzondere bijstand is verstrekt voor twee prothese bh’s in plaats van drie. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij ook bijzondere bijstand voor de derde prothese bh moet verstrekken, wat resulteert in een extra vergoeding van € 45,- aan eiseres.

Wat betreft het prothese badpak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om de volledige kosten te vergoeden, maar dat eiseres recht heeft op een aanvullende vergoeding van € 23,- op basis van de geldende richtlijnen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 48,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.

De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman en is openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.B.G. Hofstee).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand voor de kosten van drie prothese bh’s en één prothese badpak deels afgewezen, in de zin dat alleen bijzondere bijstand is toegekend voor de aanschaf van twee prothese bh’s tot een bedrag van € 230,-.
Bij besluit van 3 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen, in de zin dat aan eiseres ook bijzondere bijstand wordt toegekend voor de meerkosten van een prothese badpak tot een bedrag van € 114,-.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Zowel eiseres als haar gemachtigde waren daarbij niet aanwezig, met bericht van verhindering. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft een borstamputatie ondergaan. Zij heeft een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van drie prothese bh’s en een prothese badpak. Verweerder heeft uiteindelijk bijzondere bijstand verleend voor twee prothese bh’s en voor de meerkosten van een prothese badpak.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat algemeen bekend is dat een vrouw - mede vanwege slijtage - minimaal vier bh’s per jaar nodig heeft. Bovendien slijten prothese bh’s sneller vanwege de wijze waarop de prothese dient te worden ondersteund. Eiseres voert verder aan dat het gezien haar medische situatie duidelijk moet zijn dat één prothese badpak per jaar niet voldoende is. Zwemmen is de enige sport die zij ondanks haar medische achtergrond nog kan uitoefenen, waardoor zij vaker zwemt dan normaal. Ook hiervoor geldt dat de slijtage vanwege de ondersteuning die het moet kunnen bieden extra groot is. Voorts meent eiseres dat verweerder bijzondere bijstand voor het gehele gevraagde bedrag van € 139,- voor de aanschaf van het prothese badpak had moeten toekennen.
Over de prothese bh’s
3. Verweerder heeft ter zitting erkend dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, omdat onduidelijk is op grond waarvan bijzondere bijstand is verstrekt voor twee prothese bh’s in plaats van drie. Verweerder ziet aanleiding om ook bijzondere bijstand te verstrekken voor de derde prothese bh. Verweerder zal daarom nog een bedrag van € 45,- aan eiseres vergoeden. Verweerder gaat uit van de prijs van drie prothese bh’s van € 115,- per stuk, de vergoeding door de ziektekostenverzekering van € 70,- en het reeds verstrekte bedrag van
€ 230,- (€ 345,- minus € 70,- minus € 230,-). De beroepsgrond slaagt.
Over het prothese badpak
4. Verweerder heeft voorts ter zitting gesteld dat hij geen aanleiding ziet om bijzondere bijstand te verstrekken voor een tweede badpak, omdat eiseres bij haar aanvraag bijstand voor één badpak heeft gevraagd. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. De rechtbank overweegt verder dat een badpak een algemeen gebruikelijk goed is. In beginsel kunnen dan alleen de meerkosten als noodzakelijke kosten worden aangemerkt en voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten volgen uit bijzondere individuele omstandigheden. Verweerder was daarom niet gehouden de volledige kosten van het prothese badpak te vergoeden. Ter zitting is echter gebleken dat op grond van artikel 13 van de Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht, RBBU 2019) de vergoeding van een speciaal badpak
€ 137,- bedraagt. Er is voor een dergelijke badpak geen voorliggende voorziening. Op grond van voornoemde richtlijn heeft eiseres nog recht op € 23,- (€ 137,- minus € 114,-) aan bijzondere bijstand voor het prothese badpak. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit bedrag alsnog aan eiseres dient toe te kennen. De beroepsgrond slaagt op dit punt.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep van eiseres is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, gelet op het standpunt van verweerder ter zitting. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Griffierecht en proceskosten
6. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van
€ 48,- te vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt deze kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 525,-).

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met in achtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020.
De rechter en griffier zijn beiden verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.