ECLI:NL:RBMNE:2020:6034
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en de toepassing van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft eiser, geboren in [jaar], op 1 maart 2016 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Bij besluit van 22 juni 2016 heeft de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (verweerder) aan eiser een AOW-pensioen toegekend met een korting van 30% van de norm voor een alleenstaande. Verweerder stelt dat eiser in bepaalde periodes in Spanje heeft verbleven en daardoor niet verzekerd was voor de AOW. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar later ingetrokken, waardoor het besluit vaststond.
Op 31 oktober 2019 heeft eiser verzocht om herziening van het besluit van 22 juni 2016, omdat hij meent dat hij ten onrechte is gekort op zijn pensioen. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 augustus 2020 is geprobeerd om tot een oplossing te komen, maar dit is niet gelukt. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 9 november 2020.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die tot herziening van het besluit zouden moeten leiden. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn eerdere verklaringen over zijn verblijf in Spanje onjuist waren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 21 december 2020.