ECLI:NL:RBMNE:2020:6032
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering en terugvordering van bijstandsbedragen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de RDWI. Eiser ontving sinds 7 september 2016 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Vanwege het niet nakomen van re-integratieverplichtingen heeft verweerder maatregelen opgelegd, waardoor eiser sinds 1 november 2018 geen bijstandsuitkering meer ontving. Op 10 september 2019 heeft verweerder de uitkering opgeschort en op 28 oktober 2019 is de uitkering per 10 september 2019 ingetrokken. Tevens is er een terugvordering van € 3.303,63 over de periode van 16 mei 2018 tot en met 31 oktober 2018 aangekondigd, alsook een terugvordering van € 100,- die eiser had ontvangen op basis van de Geld Terug Regeling 2018 (GTR). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door het niet melden van het bezit van een kluis, wat verweerder belette om de omvang van zijn vermogen vast te stellen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of eiser recht had op bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de bijstandsuitkering rechtmatig was en dat verweerder een rechtsgrond had voor de terugvordering van de bijstandsbedragen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij niet over vermogen beschikte en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft het bestreden besluit in stand gelaten en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.