Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen
Stichting Tripin, te Almere, eiseres
Nederlands Jeugdinstituut, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Is de brief van 24 januari 2019 een besluit?
Dit alles maakt dat de brief van 24 januari 2019 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb dat is gericht op rechtsgevolg. Het gegeven dat de gemachtigde van verweerder niet bevoegd was namens het verweerder een besluit te nemen en dat dit ook nooit zijn intentie is geweest, doet aan het besluitkarakter van de brief niet af. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), van 17 juni 2020, [2] waarin de ABRvS in vergelijkbare zin heeft overwogen. De brief van 24 januari 2019 is een primair besluit en het bestreden besluit is een besluit op bezwaar.
Is sprake van misbruik van recht?
Hoewel het gedrag van [voorzitter] voorafgaand aan het Wob-verzoek ernstig in zijn nadeel weegt, staat daartegenover dat hij twee belangen naar voren heeft gebracht die een Wob-verzoek wel rechtvaardigen. Het eerste belang is de civiele procedure die hij wil starten. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een verzoek om informatie met het oog op een andere procedure misbruik van recht opleveren. [6] De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van [voorzitter] niet maakt dat het verzoek om informatie voor de civiele procedure misbruik van recht oplevert. Hierbij speelt ook mee dat niet helder is geworden dat eiseres alle gevraagde informatie ook op een andere manier zou kunnen verkrijgen.
Heeft verweerder openbaarmaking van de documenten mogen weigeren?
Verweerder heeft verder onvoldoende inzicht gegeven op welke passages hij de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob van toepassing vindt. Verweerder noemt het belang van personen en rechtspersonen die onevenredig benadeeld zouden worden als de documenten openbaar gemaakt worden. Dit is zonder nadere specificatie en nadere toelichting voor de rechtbank niet te volgen. De rechtbank constateert dat verweerder openbaarmaking van de stukken integraal heeft geweigerd met een vrij kale verwijzing naar twee weigeringsgronden. Volgens vaste rechtspraak is een enkele verwijzing naar een weigeringsgrond niet voldoende. [7] Verweerder zal dus een nieuw besluit moeten nemen, waarin hij een beoordeling maakt welke stukken (al dan niet gedeeltelijk) openbaar gemaakt kunnen worden en welke stukken met toepassing van een weigeringsgrond niet voor openbaarmaking in aanmerking komen.