ECLI:NL:RBMNE:2020:5837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
UTR- 20 _ 86
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens gebrek aan grondslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat er geen geobjectiveerde en valide gegevens zijn die de grondslag voor de aanvraag kunnen onderbouwen. Eiser, die bekend is met een intellectuele beperking en psychosociale problematiek, had eerder een indicatie voor behandeling gekregen, maar het CIZ concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een blijvende verstandelijke handicap die toegang tot de Wlz zou rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het procesbelang van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij voldoende belang had bij de procedure, ondanks dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit van het CIZ. Eiser stelde dat een gegrondverklaring van zijn beroep zou kunnen leiden tot herziening van het besluit van 2 januari 2020, dat op dezelfde grondslag was gebaseerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het CIZ op basis van de beschikbare medische adviezen van Lammers en Vermeulen terecht had besloten de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten of bewijsstukken aangedragen die de conclusies van het CIZ konden weerleggen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit van het CIZ in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/86

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder
(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder (het CIZ) eisers aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen, omdat geen grondslag kan worden vastgesteld die toegang tot de Wlz geeft.
Bij besluit van 30 december 2019 (het bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 17 september 2020. Zowel eiser als het CIZ hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

De relevante feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser, geboren op [1997], is bekend met een intellectuele beperking en psychosociale en psychische problematiek.
1.2.
Bij besluit van 27 november 2017 heeft het CIZ, op verzoek van M. van Duijn van Reinaerde Psychologie aan eiser een indicatie voor “Behandeling individueel” verstrekt voor de periode van 27 november 2017 tot en met 26 mei 2018.
1.3.
Op 31 juli 2018 heeft eiser bij het CIZ een aanvraag om een indicatie voor zorg op grond van de Wlz ingediend. Op verzoek van het CIZ heeft de huisarts van eiser op
29 augustus 2018 een uitdraai uit het huisartsenjournaal aangeleverd. De huisarts heeft ook een diagnostisch verslag van juni 2017 van Reinaerde Psychologie ingediend. Aangezien uit deze gegevens niet kon worden vastgesteld of de behandeling van eiser voortgezet moest worden, is nadere informatie opgevraagd bij V. Schol (Schol) van Reinaerde Psychologie over het perspectief van eiser. Op 17 augustus 2018 heeft er een huisbezoek plaatsgevonden. De aanvullende informatie van Schol is op 19 oktober 2018 door het CIZ ontvangen.
1.4.
Op basis van de beschikbare gegevens heeft S. Lammers (Lammers), medisch adviseur bij het CIZ, onderzoek verricht en op 12 november 2018 en op 14 februari 2019 een advies uitgebracht. Onder verwijzing naar deze adviezen heeft het CIZ besloten de aanvraag van eiser af te wijzen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt
1.5.
Op 13 september 2019 heeft het CIZ een nieuwe Wlz-aanvraag van eiser ontvangen.
1.6.
Op 23 augustus 2019 is het bezwaar van eiser op een hoorzitting behandeld. Naar aanleiding van wat op de hoorzitting naar voren is gebracht, heeft het CIZ nadere vragen gesteld aan Schol. Bij e-mailbericht van 25 september 2019 heeft Schol gereageerd op deze vragen. Op 4 oktober 2019 heeft L. Vermeulen (Vermeulen), medisch adviseur bij het CIZ, een advies uitgebracht dat er op neerkomt dat de grondslag verstandelijk handicap gehanteerd kan worden voor toegang tot de Wlz.
1.7.
Op 14 oktober 2019 heeft het CIZ aan het Zorginstituut Nederland (ZiNL) een conceptbeslissing op bezwaar gestuurd en het ZiNL advies gevraagd als bedoeld in artikel 10.3.1. van de Wlz. In deze conceptbeslissing op bezwaar staat dat het CIZ voornemens is zorg op grond van de Wlz toe te kennen (verstandelijk handicap, VG 04).
1.8.
Op 23 december 2019 heeft het ZiNL een advies uitgebracht. Daarin heeft het ZiNL geconcludeerd dat de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld, omdat er geen geobjectiveerde en daadwerkelijk vastgestelde valide gegevens zijn om tot deze grondslag te komen.
1.9.
Op 27 december 2019 heeft Vermeulen het advies van het ZiNL overgenomen en - in tegenstelling tot het advies van 4 oktober 2019 - geadviseerd de aanvraag van eiser af te wijzen.
1.10.
In overeenstemming met het advies van het ZiNL en onder verwijzing naar de adviezen van Lammers d.d. 12 november 2018 en 14 februari 2019 en van Vermeulen d.d. 27 december 2019, heeft het CIZ het bestreden besluit genomen.
1.11.
Bij besluit van 2 januari 2020 heeft het CIZ de aanvraag van 13 september 2019 afgewezen.
De overwegingen en het oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank moet in deze zaak eerst beoordelen of eiser voldoende procesbelang heeft.
3. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers beroep niet-ontvankelijk is of ongegrond moet worden verklaard omdat hij geen procesbelang heeft. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 januari 2020, zodat dit besluit in rechte vast staat. Daarnaast heeft eiser geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat in deze periode kosten zijn gemaakt voor zorg op basis waarvan geoordeeld moet worden dat er nog een belang bestaat bij het verkrijgen van een uitspraak van de rechtbank.
4. Eiser heeft aangevoerd dat zijn procesbelang er in is gelegen dat bij een gegrondverklaring van het beroep gevraagd kan worden om herziening van het besluit van 2 januari 2020, aangezien dit besluit is gebaseerd op dezelfde grondslag als het bestreden besluit. Voorts heeft eiser gesteld dat hij met de benoeming van een onafhankelijke deskundige door de rechtbank wil bewerkstelligen dat er een grondslag wordt afgegeven voor een indicatie voor zorg vanuit de Wlz. Eiser zal het CIZ dan aansprakelijk kunnen stellen voor schade die hij heeft geleden doordat hij niet de zorg heeft gekregen die hij had moeten krijgen.
5. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
6. De rechtbank leidt uit de stellingen van eiser af dat hij alsnog een Wlz-indicatie wil krijgen. Met de onderhavige procedure kan eiser dat op zich bereiken. Zijn procesbelang is hiermee gegeven. De overige stellingen van partijen op dit punt behoeven geen bespreking meer. De rechtbank zal hieronder de inhoudelijke gronden bespreken.
7. In het bestreden besluit heeft het CIZ de afwijzing van de aanvraag van eiser gehandhaafd. Daaraan heeft het CIZ, onder verwijzing naar de medische adviezen van Lammers en Vermeulen, ten grondslag gelegd dat op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat bij eiser sprake is van de grondslag verstandelijke handicap. Volgens het CIZ is geen sprake van geobjectiveerde en daadwerkelijk vastgestelde valide gegevens die tot een ander oordeel hadden kunnen leiden. Daarbij komt dat vanwege het ontbreken van een passende diagnose, behandeling en begeleiding niet is vast te stellen of de huidige beperkingen van eiser blijvend van aard zijn. Het CIZ komt dan ook tot de conclusie dat terecht is besloten de aanvraag van af te wijzen.
8. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het medisch advies van het CIZ niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat meerdere deskundigen zich hebben uitgelaten over zijn handicap, dat Schol al in 2019 heeft geconcludeerd dat eiser een verstandelijke beperking heeft en dat hij daarom aanspraak heeft op zorg vanuit de Wlz. Het CIZ heeft reeds in de conceptbeslissing op bezwaar geconcludeerd dat eiser een indicatie zou moeten hebben voor Wlz-zorg. Eiser is het er niet mee eens dat hierop wordt teruggekomen door het CIZ na het advies van het ZiNL. Dit klemt temeer nu het ZiNL eiser niet heeft onderzocht. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij nog bij zijn ouders woont en dat door zijn beperkingen ernstige problemen ontstaan binnen het gezin en met de directe omgeving (onder andere dreigende dakloosheid).
9. De rechtbank oordeelt dat eiser zich niet met succes kan op beroepen op de conclusie in de conceptbeslissing. Eiser wist dat het nog een conceptbeslissing betrof en dat het ZiNL om advies was gevraagd. Dit staat overigens ook expliciet vermeld in de conceptbeslissing. Het had voor eiser duidelijk kunnen en moeten zijn dat de conclusie van het CIZ niet definitief was.
10. Het advies van ZiNL is door Vermeulen betrokken in het medisch advies dat op 27 december 2019 is uitgebracht. Het CIZ heeft de beslissing op bezwaar gebaseerd op dit deskundigenadvies van Vermeulen en op de eerdere adviezen van Lammers. Volgens vaste rechtspraak mag het CIZ, indien een deskundigenadvies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, bij de besluitvorming in beginsel van een advies van een deskundige uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. Het is aan de eisende partij om die concrete aanknopingspunten aan te voeren, bijvoorbeeld door middel van het inbrengen van een contra-expertise [2] .
11. De rechtbank overweegt dat de medisch adviseurs van het CIZ alle beschikbare informatie, dus ook die van Schol en de andere deskundigen die eiser heeft genoemd, in hun advies hebben betrokken. Uit het advies blijkt verder op welke gronden de medisch adviseurs tot hun advies zijn gekomen. In het advies van Vermeulen d.d. 27 december 2019 is expliciet toegelicht waarom Vermeulen terug komt van haar eerdere advies van 4 oktober 2019. Uit het advies blijkt voldoende dat - en waarom - in het geval van eiser weliswaar vermoedens bestaan dat sprake is van de grondslag verstandelijke handicap, maar dat er geen adequate en geobjectiveerde onderbouwing is om daadwerkelijk tot die grondslag te komen. De enkele omstandigheid dat Schol tot een andere conclusie is gekomen, is onvoldoende voor het oordeel dat het medisch advies onjuist is. Eiser heeft verder geen (medische) informatie ingebracht op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van het medisch advies van Vermeulen en/of Lammers.
12. Eiser heeft de rechtbank verzocht een onafhankelijke deskundige te benoemen die een oordeel kan geven over de grondslag voor een indicatie op grond van de Wlz. Uit r.o. 11 volgt dat het medisch advies van het CIZ zorgvuldig tot stand is gekomen en uit r.o. 10 dat het daarom op de weg van eiser had gelegen om informatie in te brengen op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan dat advies. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet van hem mocht worden verwacht. De rechtbank ziet daarom geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
13. De rechtbank ziet in de stelling van eiser dat het CIZ onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn kwetsbare positie en zijn lichamelijke en psychische klachten, geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Eiser heeft niet aangevoerd welke specifieke relevante medische omstandigheden niet zouden zijn meegenomen.
14. Eiser heeft aangevoerd dat het onderzoek van het ZiNL onzorgvuldig is geweest, omdat eiser niet door het ZiNL is onderzocht. De rechtbank overweegt dat het CIZ ter zitting heeft toegelicht dat het ZiNL nooit zelf fysiek onderzoek doet, maar op basis van dossieronderzoek een advies uitbrengt. Eiser heeft dit standpunt niet weersproken. De rechtbank volgt het standpunt van het CIZ. Deze beroepsgrond treft dus geen doel.
15. Het CIZ heeft het bestreden besluit op het medisch advies mogen baseren. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit deugdelijk tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
16. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser en zijn gezinsleden te kampen hebben met verschillende sociaal-maatschappelijke problemen. Maar dit alleen is geen reden om zorg op grond van de Wlz te kunnen krijgen.
Conclusie
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874.
2.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8145)