ECLI:NL:RBMNE:2020:5735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2800 en 20/3342
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van uitkering op grond van de Participatiewet en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 7 april 2020, waarin zijn recht op een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) werd herzien over de periode van 5 oktober 2018 tot en met 31 januari 2020 en ingetrokken per 7 januari 2020. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Voordat de zitting had plaatsgevonden, verklaarde verweerder bij besluit van 6 augustus 2020 het bezwaar van eiser ongegrond. De herzieningsperiode werd gewijzigd naar 5 oktober 2018 tot en met 6 januari 2020. Eiser stelde beroep in tegen dit bestreden besluit, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd behandeld als een verzoek hangende het beroep.

Tijdens de zitting op 13 november 2020, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, werd door de gemachtigde van eiser aangevoerd dat verweerder een verkeerd besluit had genomen met een onjuiste motivering en dat er onzorgvuldig onderzoek was verricht naar de woonsituatie van eiser. De rechtbank constateerde echter dat eiser geen concrete beroepsgronden had ingediend tegen het bestreden besluit en dat de gemotiveerde weerlegging van de bezwaren door verweerder niet onjuist of onvolledig was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen grond meer was voor het treffen van de verzochte voorziening. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/2800 en UTR 20/3342
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 22 december 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser/verzoeker (eiser)
(gemachtigde: mr. R.P. Seger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: V. Staat).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers recht op een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) herzien over de periode van 5 oktober 2018 tot en met 31 januari 2020 en ingetrokken per 7 januari 2020.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder bij besluit van 6 augustus 2020 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft de periode van de herziening gewijzigd van 5 oktober 2018 tot en met 6 januari 2020.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige
voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2020, via een beeld- en geluidverbinding (skype). Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Bij brief van 26 oktober 2020 heeft eiser verwezen naar de gronden van zijn bezwaarschrift van 15 april 2020. Eiser heeft verzocht om deze gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen in de beroepsprocedure. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd medegedeeld dat verweerder een verkeerd besluit heeft genomen met een verkeerde motivering en dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft verricht naar eisers woonsituatie. De gemachtigde van eiser heeft verder desgevraagd medegedeeld dat hij een toelichting wenst te geven op de gronden van bezwaar van 15 april 2020 die door eiser zelf zijn ingediend.
2. De rechtbank/voorzieningenrechter (rechtbank) stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit het advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 juli 2020 integraal heeft overgenomen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat in het advies wordt ingegaan op eisers bezwaargronden. Eiser heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de gronden van bezwaar in het advies onjuist dan wel onvolledig is. [1] Eiser heeft dus geen concrete beroepsgronden tegen het bestreden besluit ingediend.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Omdat op het beroep is beslist, is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten